Opwaartsche Wegen. Jaargang 4(1926-1927)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 375] [p. 375] De herders door Willem de Mérode. Rondom hen werd de wereld wit. God strooit zijn englen neêr als rijm. En aarzlend nam hun hart bezit Van 't simpele geheim: Der eeuwen zwellende ongeduld Ging eindelijk te bloeien aan. God heeft zijn heerlijkheid verhuld En is als Kind ontstaan. - De heemlen deinden licht en luid, En 't drong hun zinnen huivrend in: God die zich in het vleesch besluit, Neemt heden een begin. De nacht stond donker om hen heen. Toen zei er ëën, met schorre stem, En allen rezen: ‘'k hoor geween!’ En ging naar Bethelem. Zij vonden Jozef tranenblind, Maria afgemat van smart. Toen koosden zij en kusten 't Kind Met handen ruw en lippen hard. Vorige Volgende