Opwaartsche Wegen. Jaargang 4(1926-1927)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 210] [p. 210] Jezus door Willem de Mérode. Hij kende al de jongens van de streek En wist hoe vriendelijk de meisjes lachten, Waarnaar de jonge vrouw aandachtig keek, En wat den man ontstellen deed en smachten. Zijn ziel was als de spiegelende beek Waarin de wolken bonte beelden brachten En men verbaasd naar het vervaarlijk zachte Diepe geheim van eigen oogen keek. De moorder en het bruidje had Hem lief, De kind'ren met de zongebrande konen, De veile vrouwen en de zuivre zonen, De durver, en de droomer, en de dief. Zij volgden Hem zoo ver hun levens gingen, En keerden dan teleurgesteld naar huis. Slechts stonden glanzend van herinneringen De moeder en de minnaar onder 't kruis. Vorige Volgende