| |
| |
| |
Cirkelgang
door O. Ruysch.
(Vervolg).
III.
John.
1.
Op de werkplaats ging het behoorlijk, schoon van Maanen graag wat meer pit en wat meer liefhebberij gezien had: 't bleef alles bij het noodzakelijke, 't reikte nooit over 't middelmatige,.... 'n knap vakman zat er niet in. Er waren jongens, die echt met lust hun handen uit de mouw staken, die poot-aan speelden, dat je er zelf plezier in kreeg - John hield zich bedaard, transpireerde alleen op zeer warme dagen en vond dat ie er zoo evengoed kwam. Van Maanen poogde hem wel eens op te porren, want soms ergerde hij zich dood aan Brinker's onverstoorbare gelijkmoedigheid, doch 't was volkomen nutteloos, John liet het standje over zich henen gaan en keek met 'n gelaat, waarop vrij duidelijk te lezen stond: man, waarom maak je je druk.... Half nijdig, half schik in 't geval hebbend scheidde van Maanen er dan maar mee uit - je kon geen vuur uit tufsteen slaan,.... tóch was 't vervelend.... Want ondanks de vriendschappelijke verhouding, ondanks den kameraadschappelijken omgang van den laatsten tijd,.... eigenlijk wist hij evenmin als Dros vroeger, wat hij nu ten slotte aan den jongen had.... Zeker, John was iets menschelijker geworden, hij nam niet meer zoo'n aparte positie in, bewoog zich vrijer onder de andere jongens - desondanks, zich echt geven, goed loskomen, hij deed het nimmer.... Van Maanen werd er wat kriebelig onder aan hém lag het toch niet, hij had van álles geprobeerd en scheen evenver van eindelijk succes als bij 't begin.... Nu ja, zoo oppervlakkig wist ie wel, wat voor vleesch hij in de kuip had, de jongen was eerlijk en betrouwbaar, loog niet, vloekte niet, deed niet mee aan onzedelijke praatjes - altemaal goeje dingen, maar waar bleef de ziel? Voelde hij iets voor religie? - in de kerk zat hij stil, hij leerde z'n godsdienstlessen, hij vouwde keurig de handen onder 't bidden,....
| |
| |
maar of hij er iets bij dacht? Helaas was 't mogelijk al deze dingen te doen als 'n automaat, helaas konden de gewoonten van 'n christelijk gesticht angstig-gegemakkelijk verworden tot geestlooze vorm - ook dit stuk der opvoeding maakte deel uit van 'n rooster, en de sleur had al eeuwen lang 'n vaste plaats in de kerk....
Wanneer van Maanen z'n jongens eens naging, dan waren er velen lástiger dan Brinkers, velen bepaald sléchter dan Brinkers, en toch, niemand kostte hem meer zuchten dan de rustige, makkelijke John....
* * *
Van dit alles had John niet de minste notie, hij vond dat z'n leven tegenwoordig heel dragelijk was en vroeg weinig meer.... De eens zoo verwenschte groep viel in 't gebruik geducht mee en oome Kees mocht ie graag.... Natuurlijk was 't niet al goud wat er blonk,.... de man had soms erg veel stoom op en wou dan dat je je half uit de naad werkte,.... John dacht er niet aan, hij zag geen reden voor die barre haast.... En vielen bij zoo'n gelegenheid 'es gepeperde woorden - nou ja, Oome Kees meende 't goed en de pap werd nooit zoo heet gegeten als ze op tafel kwam,.... harder werken dan ie zin in had deed John tóch niet.... Waarom ook? Z'n heele leven kon ie nog achter 'n schaafbank staan, maar dat vergaten ze in 't gesticht.... En al die leuterpraatjes over bazen, die slechts ijverige knechts wilden hebben,.... kom, kom,.... hij had niet voor niks zoo lang door Utrecht geslenterd en drommels goed gezien hoe de knechts deden.... Hier in Veenzand zag je alles op z'n Zondagsch, niks dan christelijke ambtenaren, nooit een, die e's stevig vloekte - moest je in de maatschappij komen.... En daarom trok ie zich van al dat gezwam heel weinig aan, hij zou z'n vak leeren omdat het nou eenmaal moest en je zoo beter in de wereld terecht kon,.... als ie straks vrij kwam, zou-d-ie kalm aan 't werk gaan en met z'n vingers van andermans zaken afblijven, stom trouwens als ie dit deed, want je vloog er anders toch in,.... en verder mochten ze met al hun vroomheid en braafheid op het dak gaan zitten. Je kocht er niks voor.
Natuurlijk vertelde hij aan Oome Kees van deze gedachten niets, 't ging de man bovendien niks 'an ook.... Dat andere jongens om elk wissewasje hem opzochten en telkens heele gesprekken voerden, moesten zij weten, hij verkocht geen mooie praatjes en voelde er geen bal voor, 'n ander, al was het dan nog zoo'n beste vent, alles aan z'n neus te hangen. Zonder hulp kwam hij er evengoed en 't leek hem veel makkelijker bovendien....
| |
2.
‘Je moet de groeten hebben van je moeder, John en 'k moest je zeggen, dat ze je tweede Paaschdag hoopte op te komen zoeken,’ zei van Maanen. Hij was
| |
| |
'n paar dagen met vacantie naar Utrecht geweest en had van de gelegenheid gebruik gemaakt vrouw Brinkers iets van 'er zoon te vertellen.
John kreeg 'n kleur van blijdschap.... In de eentonigheid van het gestichtsleven was bezoek iets geweldigs en zijn moeder kwam heel zelden. De eenige dag dat ze eigenlijk vrij was, de Zondag, reisde ze niet en meestal kon ze de verdiensten niet missen, die 'n keer er uit breken 'er kostte. Daarbij had ze 'n zekere afschuw van 't gesticht en vond 't vernederend in zoo'n kamer te moeten zitten met als zwijgende schildwacht in 'n hoek van 't vertrek 'n beambte.... En geheel vergeven wat Kobus 'er had aangedaan vermocht ze eigenlijk ook niet....
‘Ja, da's lollig he?’ ging van Maanen voort.... ‘Nou, ik heb 'er zoo 'es verteld hoe je 't maakte, dat je in geen eeuwen koppig was geweest en dat je op de werkplaats zoo'n geweldig timmerman was,.... enfin je begrijpt wel. Lang heb ik er niet gesproken, want ze moest weer naar 'n werkhuis - 's jonge kerel, je moeder heeft toch 'n hard leven, weet je dat wel?’
John knikte.
‘Je mag ten minste, als je weer bij 'er terug bent, wel ernstig probeeren om 'er dan 'es wat gemak te bezorgen, ze verdient het - ik vind het 'n kranige vrouw.
John's, oogen glansden.... In-eens merkte hij, dat hij tóch veel van z'n moeder hield en dat ie naar 'er komst verlangde....
‘Ze had allerlei nieuws voor je.... Nee je hoeft niet vragend te kijken, ik doe vandaag net als jij voortdurend: ik zwijg.... Je moet maar wachten tot ze 't je zelf vertelt, da's trouwens aardiger ook.... Wat ik zeggen wou, hoe is 't hier in de groep geweest, geen ongelukken?’
‘Nee, alles is kits.’
‘Prachtig.... En hoe bevielen je die zes dagen spekken?’
‘Wat U spekken noemt!’
‘Nou ja, je had toch geen werkplaats!’
‘Nee, maar wel voortdurend school.... Prettig is anders.
‘Bést voor je. Je laatste brief zat vol stomme fouten, 'n schandaal eigenlijk voor zoo'n groote knul.... Tusschen twee haakjes: je moeder zei me, dat je zoo weinig schreef, hoe zit dat?’
‘Ik schrijf. 'er iedere maand.’
‘Jawel, maar ze bedoelde: er stond zoo'n schijntje in.’
‘Ik weet niet, wat ik schrijven moet, 't is hier altijd 't zelfde,’ zei John schouderophalend.
‘Voor jou misschien, maar je moet niet vergeten dat je moeder alleen is en dat 'n hartelijke brief van jou voor haar 'n gebeurtenis is.... Ik geloof, dat ze zoo'n beetje dacht dat jij niet veel om 'er gaf.... En dat is toch niet zoo, he, je houdt toch van je moeder?’
‘Natuurlijk.’
| |
| |
‘Nou, toon dat dan 'es, door wat meer moeite aan je brieven te besteden. 't Mensch heeft niet veel aan 'er leven, je zusters zijn getrouwd en hebben hun eigen gezin, je vader, enfin dat weet je even goed als ik - jij hebt heel wat goed te maken.... Dus je doet het, hè?’
‘'k Zal 't probeeren,’ zei John en hij zuchtte.... 's Avonds op bed terugdenkend aan het gesprek, zuchtte hij nog eens - de menschen maakten het je toch wel lastig.... Wat moest ie nou in 'n brief vertellen?.... dat ie gezond was, goed at? nou ja, dat schreef ie haast iedere keer, tenminste 't eerste.... Over z'n werk kon ie wat meedeelen, maar och, wat had het mensch daar nou aan, wat wist die van zwaluwstaartverbindingen en dergelijke?.... Doch als ze nou dacht, dat ie niet om 'er gaf,.... nee zooiets vond ie toch lam, en wat oome Kees zei, was waar: ze hád 'n hard leven.... Vader woonde heelemaal op z'n eigen en trok zich nooit niks meer van 'er án, z'n eene zuster had al 'n kind, de andere zou er wel er gauw een krijgen,.... moeder kon natuurlijk zoo'n beetje naar de maan loopen.... Hij zou toch maar wat harder aanpooten, misschien kwam ie dan gauw los....
* * *
Vrouw Brinkers arriveerde op den afgesproken dag en mocht langer blijven dan het gewone bezoekuur. Ze verscheen reeds vroeg, maakte den kerkdienst mee, kreeg permissie 's middags met 'er zoon alleen door het dorp te wandelen - in den regel 'n gunst, die slechts aan door gedrag en ijver uitmuntende jongens - én aan ouders op wie niets te zeggen viel - werd toegestaan. John - ofschoon niemand den laatsten tijd klachten over hem had - kon nu niet bepaald op 'n dergelijke onderscheiding aanspraak maken, doch misschien zou dit bewijs van vertrouwen hem er toe brengen, wat minder zich op 'n afstand te houden.
't Werd voor den jongen 'n gezelligen dag. Wel trof van Maanen, die 's middags 'n oogenblik bij hen kwam zitten, dat vrouw Brinkers wat stug deed, maar hij schreef het toe aan 'n zekere verlegenheid tegenover hem, die toch in haar oogen niet veel meer dan 'n vreemde pottenkijker kon wezen, 'n man, die tusschen haar en 'er zoon instond. Even glimlachte hij,.... 't mensch moest 'es weten, hoe weinig hij eigenlijk van 'er jongen wist....
Toen z'n moeder eindelijk afscheid genomen had, bleef John 'er lang na staan kijken. 't Was net of z'n lijf leeg was, 'n hol lamlendig gevoel.... In de groep vond ie het vervelend, de fanfare speelde in den tuin en 'n troepje jongens dansten als dollen op de maat der muziek, hij ging in z'n eentje op 'n bank zitten en wou wel dat het bedtijd was.... Meneer van Zanten, die de afwezige van Maanen verving, wilde 'n praatje beginnen, maar John voelde thans niets voor geleuter en zweeg bot, gelukkig liet de vent hem spoedig met rust....
's Avonds op bed kon hij niet in slaap komen. Telkens weer kwamen brokstukken
| |
| |
van het gevoerde gesprek hem voor den geest,.... o die vader van hem.... En terwijl hij den gepasseerden dag nog eens naleefde, leek het prettige er van toch vrij miniem, thans eerst merkte hij het.... Z'n moeder had niet veel geklaagd, slechts 'n paar minuten verteld van 'er leven en van z'n vader, die 'n paar straten verder woonde met 'n vreemde vrouw,.... het ellendige er van voelde hij nu fel, van middag had ie er smalend om kunnen lachen....
En daarnaast kwam nog 'n andere gedachte, een, die hij wel graag van zich wegduwen wou,.... maar die tóch weer naar voren schoof,.... dat achteraf bezien de dag eigenlijk 'n teleurstelling gebracht had.... Was z'n moeder niet wat koel geweest, wat op 'n afstand,.... precies te omschrijven wist ie het niet, maar als andere jongens bezoek ontvingen, dan zaten ze dicht bij elkaar, dan was er iets,.... ja iets, wat hij gemist had,.... iets wat ie niet uit kon drukken in woorden, doch wat hem had doen staan ten slotte zoo leeg....
Zou z'n moeder nog boos op hem zijn?.... Hij was altijd 'n raar jong voor 'er geweest, maar nu wilde hij toch goed.... Zuchtend draaide hij zich om en probeerde aan iets anders te denken,.... aan z'n werk van morgen, eerst 'n uur vakteekenen, dan tot twaalf uur projectie,.... doch de tweede ronde van den nachtportier maakte hij nog klaar wakker mee....
| |
3.
Toen John den volgenden ochtend opstond, voelde hij zich als gebroken van moeheid. 'n Oogenblik dacht hij er over te blijven liggen en zich op te geven voor den dokter, hij zag op tegen het gewone werk, dat nu weer te doen viel - maar 't vooruitzicht den heelen dag op 'n eenzame slaapzaal te moeten vertoeven vond ie evenmin erg aanlokkelijk.... Bij 't aantrekken van z'n jas sprongen er 'n paar knoopen af - hij smoorde 'n verwensching, van Zanten had dienst en die lette altijd zoo fel op de kleeding,.... als hij dit in de smiezen kreeg, moesten ze er onmiddellijk aangenaaid.... Even stond John in beraad of hij 't maar niet direct doen zou, dan was ie van alle gezeur af,.... doch er werd al aantreden geroepen,.. van avond kon 't trouwens net zoo goed....
Beneden ontdekte John in eens dat ie ook z'n schoenen vergeten had te poetsen,.... idiote regels ook.... Vandaag kwam ie geen moment 't gesticht uit en toch moesten z'n kistjes glimmend,.... ze leken hier wel gek.... Als hij nou maar gauw aan tafel kon gaan, eenmaal aan 't eten was 't gevaar voorbij....
Gelukkig, 't brood werd uitgedeeld. Haastig ging John op z'n plaats zitten, z'n voeten zoo ver mogelijk vooruitstekend.... Helaas kwam hij daardoor in botsing met z'n overbuurman, die z'n beenen terug te schoppen zocht,.... van Zanten, die het dienst doen in deze groep onprettig vond, wijl hij het vrije systeem van
| |
| |
z'n collega afkeurde en steeds bang was voor orde verstoring, meende onmiddellijk te moeten ingrijpen.
‘Alla, wat is dat daar nou weer? Vooruit Brinkers, ga behoorlijk aan tafel zitten!’
John trok z'n beenen onder z'n stoel en meteen zag de ander z'n vuile schoenen.
‘O, zat je dáárom zoo onbehouwen,.... flauwe vent.... Waarom heb je je schoenen niet gepoetst?’
John haalde z'n schouders op,.... dergelijke onnoozele vragen wist ie nooit te beantwoorden.
‘Zeg je kunt toch zeker wel antwoord geven?’ Van Zanten ergerde zich zeer - altijd had je wat met die vervelende apen, dat waren nou nota bene de grootste jongens, ze waren te lamlendig om zich behoorlijk aan te kleeden.... Natuurlijk van Maanen overkwam zulke dingen nooit, die lette er niet op, die lapte de gestichtsregels aan z'n laars, die vond orde en netheid bijbrengen minderwaardig....
‘Je moet vanavond in je vrije tijd maar 'es wat extra paren schoenen poetsen, vrind,’ ging hij voort, toen John bleef zwijgen, ‘ik zal er straks wat voor je klaar laten zetten.’
John nam niet de minste notitie van 't geen er gezegd werd, at kalm door, hoewel hij de straf ellendig vervelend vond.... Maar ja, van Zanten was nu eenmaal zoo'n vreeselijke pietlut....
‘Daar ben je nu in de oudste groep van 't gesticht en je moet de heeren controleeren alsof 't onmondige zuigelingen zijn’, zei van Zanten, geprikkeld door Brinkers' houding, ‘is je kleeding in orde?’
John zuchtte - je was toch aan de heidenen overgeleverd ook, als zoo'n vent 't op z'n heupen had.... En waar bemoeide-ie zich eigenlijk mee, hij deed waarempel of ie hier heer en meester was - 'n vervanger, die 'n blauwe Maandag 'es kijken kwam....
‘Nee’, zei hij kort, ‘twee knoopen van m'n jas. Daarnet afgesprongen.’
'k Hoor het laatste woord niet. Van Zanten had de directeur deze uitdrukking wel eens tegen 'n onbeschoften jongen hooren gebruiken en haar overgenomen, wijl hij ze ad rem vond.
Ondanks z'n katterige bui, schoot door John's hoofd 'n flits humor.
‘Afgesprongen,’ zei hij kalm.
Van Zanten verloor z'n laatste restje kalmte.... Den heelen nacht had hij met z'n kleine moeten rondtobben, die koortsig was van tandjes-krijgen, hij voelde zich doodop en kon daardoor zich weinig beheerschen.
‘Afgesprongen - zoo is dát je laatste woord. Weet je wat 't mijne is? Aánzetten - en direct! Laat staan je boterham. Eérst die knoopen aannaaien.’
John oordeelde, dat deze eisch bespottelijk was. Met plezier wou hij doen wat de man zei - maar ná het eten.
| |
| |
‘Gebeurt het of gebeurt het niet? Dénk er om, dat ik óók 'n hard hoofd heb!’
Deze laatste zinspeling maakte John nijdig. Nou deed ie het vást niet. Kalm nam hij 'n groote hap uit z'n boterham.
‘Brinkers,’ zei van Zanten wit van boosheid, ‘ik gelast je met eten op te houden en onmiddellijk die knoopen aan te zetten.’
John knikte van nee.
‘Dan er uit,’ zei van Zanten en hij belde den portier, die Brinkers voorloopig apart zette.
* * *
Ds. Hoven, de directeur van Veenzand, zat met van Maanen op het bureau en besprak de nieuwe ruzie met John. 'n Uur geleden was van Zanten, wit van woede nog, bij hem gekomen en had 'n klacht wegens verregaande ongehoorzaamheid en brutaliteit ingediend. Daarop was Brinkers gehaald, doch wat de directeur ook probeerde, de tong van den jongen scheen hopeloos verstard, geen woord liet hij los....
‘Ik heb hem toen maar weer in de politiekamer op laten bergen en daar zit ie nu.... D'r was niets met hem te beginnen.
Van Maanen zuchtte. Direct toen hij in dienst kwam, waren de jongens op hem toegevlogen en haden de scene in kleuren en geuren verteld.... Hij veronderstelde direct, dat die kleuren wel wat erg dik opgelegd zouden zijn - de meesten uit z'n groep konden van Zanten niet uitstaan - maar zelfs als hij daar rekening mee hield, bleef genoeg over om met recht te kunnen meenen, dat er toch wel 'n weinig te ontactisch was opgetreden.... Intusschen, je zat nu met de gebakken peren. Van Zanten ongelijk geven ging niet, formeel stond de man in z'n recht, maar 't zou 'n toer wezen John dit aan z'n verstand te schieten....
‘Ik vind het 'n vervelende geschiedenis, zei hij, ‘'t ging de laatste tijd heel behoorlijk mee John....
‘Ja,.... ik dacht, dat we 't gewonnen hadden.... Sinds voorverleden jaar hebben we slechts 'n paar onbeteekende gevalletjes van koppigheid meegemaakt, 't leek heusch, dat ie er overheen was.... En weet je wat het vervelende van de kwestie is,.... van Zanten is wel erg hard van stapel geloopen.... Maar ja....’
Ds. Hoven rommelde al pratend wat in de papieren, die voor hem op tafel lagen. Eigenlijk was hij nijdig,.... de heele scène van van ochtend was onnoodig geweest. Zooals sommige van z'n menschen toch bokken konden schieten, terwijl ze te goeder trouw meenden tegenover de oudere jongens 't gezag te handhaven, was gewoonweg om tureluursch van te worden....
‘Enfin,’ ging hij na 'n oogenblik zwijgen voort, ‘'t beste is, dat jij maar 'es naar Brinkers toegaat en hem onder 't oog probeert te brengen, dat z'n houding niet deugde. Tegen jou gezegd: ik ben niet van plan hem te straffen, als hij
| |
| |
zich bereid verklaard direct te doen, wat hem was opgedragen. Hij krijgt 'n standje van me, meer niet.’
Van Maanen glimlachte. 't Deed hem plezier, dat de baas blijkbaar ook tusschen de regels doorgelezen had.... Als nou met John maar wat te bereiken viel....
| |
4.
De jongen zat heel rustig op z'n stoel in de politiekamer. Van Maanen wierp 'n snellen blik op z'n gezicht - gelukkig, het stond tamelijk normaal.... Misschien kon hij de vastgeloopen wagen met 'n grapje welweer in 't rechte spoor krijgen....
‘Zoo stadgenoot,’ zei hij, ‘weer 'es in retraite? Protestanten doen daar anders weinig aan....’
John keek ietwat dom, blijkbaar begreep hij niet goed, wat de ander bedoelde.
‘Weet je niet wat in retraite zijn is? Zooiets als vrijwillige afzondering, om tot zelfinkeer en daardoor tot zelfkennis te komen.... Ben je van plan hier lang te blijven zitten?’
John haalde z'n schouders op, ten teeken dat ie 't niet wist.
‘Nou je kunt wel wat zéggen, vriendelijke mosch! Je zou goed voor de bioscoop zijn, daar hoef je ook niet te spreken, alleen maar gebaren te maken.... Hoe is 't er mee?
‘Met mij best,’ zei John.
‘Hm,.... toch niet heelemaal, geloof ik.... Ruzie gehad met meneer van Zanten hè?’
John knikte.
‘Weer koppig geweest, niet?’
John zweeg.
‘En toen bij de directeur óók stommetje gespeeld, niettegenstaande hij op allerlei manieren je nog poogde te redden.... Ik moet zeggen, dat je 'n hándige kerel bent.... In Utrecht vertellen ze, dat er maar één dom is - maar dat is ook pas, sinds jij er uit weg bent!’
John zei geen woord.
‘En hoe lang moet deze bui nu nog duren? Wéér vier dagen?’
John trok 'n gezicht van: mij 'n zorg.
‘O, ik vraag het louter uit eigenbelang, hoor! De deur, waaraan je bezig bent moet af, als jij nu lang in retraite blijft, dan geef ik hem aan 'n ander.’
John keek ietwat sip, hij was bijna klaar met z'n werkstuk, als 'n ander het nu voltooien moest, streek die alle eer op....
‘Hoor 'es, ik zou maar 'n goeje raad van je oome aannemen en achter deze grap 'n punt zetten.... Je weet even zeker als ik, dat je het tóch niet wint,....
| |
| |
je kunt het 'n tijd volhouden, voor mijn part 'n jaar en zes weken, maar tenslotte verlies je het.... Wees nu verstandig, druk straks, wanneer ik weg ben, op die bel, vraag de directeur te spreken en zeg dan, dat je bereid bent om de bevelen van meneer van Zanten voortaan op te volgen en dat je 'n houding als van ochtend niet meer zult aannemen....’
John knikte van nee....
‘Niet?.... Maar man, geloof je dan ook maar één oogenblik, dat je met volhouden en zwijgen iets bereikt? Dacht je nou heusch, dat over 'n week bijvoorbeeld de directeur hier ootmoedig zal binnentreden en zal zeggen: “John, edele nazaat der aan hun woord eeuwig trouwe Friezen” - Utrecht was vroeger 'n friesche stad, dus dat kán - “ga alstublieft weer aan Uw werk, ik zal meneer van Zanten in de cachot en mij zelf in Uw plaats zetten?” Hoop je misschien op zooiets?’
‘O nee,’ zei John.
‘Dus je bent er van overtuigd, écht, degélijk, gróndig, dat men je hier kalm laat uitbuien?’
‘O ja,’ zei John....
‘Bél dan straks, ezel!’
‘Nee,’ zei John.
‘Hoor 'es jongen,’ en van Maanen sprak thans heel ernstig, ‘ik schei er nu uit met deze zaak zoo'n beetje luchtig te behandelen.... Tot nóg toe vond ik wat gepasseerd is, niet zoo heel erg: je bent wat brutaal geweest en nijdig geworden - alla, dat overkomt de beste óók.... Ik kwam dan ook hier met het idee:.... nou ja, 'n stomme streek, hij zit in de put en weet er natuurlijk niet uit te komen,.... la' 'k 'em helpen, er waren verzachtende omstandigheden.... Maar nu vind ik het wél erg.... Dat jij, terwijl je drommels goed inziet te ver te zijn gegaan en óndanks het feit, dat het je op alle mogelijke manieren makkelijk wordt gemaakt, tóch weigert je hoofd te buigen - kijk, dát vind ik vreeselijk.... Je hoeft me niet verbaasd aan te kijken, ik méén het.’
Even bleef het stil, dan ging van Maanen voort:
‘Kijk 'es John, ik geloof wel te kunnen aannemen dat je mij beschouwt als 'n vriend van je. Maar weet één ding: ik behoor niet tot de menschen, die hun vrienden niet de waarheid durven zeggen,.... ik doe dat wél en 't kan me niks schelen of je op mij nu bovendien nijdig wordt.... Welnu: ik vind je houding misselijk.... Méér nog, en misschien is dat het ernstigste: jij geeft bewust toe aan 'n slechte eigenschap van je en dat is zonde.... Bid je wel eens? Ik bedoel niet voor of na 't eten - maar als je alleen bent en niemand je ziet....’
John knikte ontkennend.
‘Dat dacht ik wel.... Ik wilde, jongen, dat ik je 'es kon laten voelen hoe ellendig arm je eigenlijk bent.... Je leeft maar je eigen leventje en denkt nog 'n heele piet te wezen - je bent nog minder dan 'n dor blad op de weg....
| |
| |
Nee, dat begrijp je niet.... Luister je wel 'es naar de dominee, als ie preekt?’
‘Jawel,’ zei John.
‘Wat denk je van Jezus?’
John zweeg.
‘Je weet natuurlijk alles van Hem, want je leerde altijd je lessen voor de catechisatie.... Maar heb je nooit - terwijl je van Hem las of van Hem hoorde - bij je zelf gedacht, dat Hij Iemand was, die jij speciaal noodig had?.... Weet je wel, dat Jezus óók de verzoeking van koppigheid kende? Alleen - Hij wist die te overwinnen en daarom begrijpt hij jouw strijd en kan hij je helpen.... Maar je moet er om vragen....’
'n Oogenblik hield van Maanen op, dan zei hij zachtjes: ‘John, misschien durf je niet goed, misschien vind je het te moeilijk,.... wil ik je helpen?.... Probeer dan je handen te vouwen,.... je hebt het dikwijls genoeg gedachteloos gedaan, maar dat is makkelijk genoeg....’
John werd heel bleek en vouwde z'n handen.
En van Maanen bad: ‘Heer, hier is 'n jongen, die U eigenlijk niet kent en die U toch zoo noodig heeft.... Hij volgt altijd z'n eigen zin, wij bidden U, hem te willen leeren Uw zin te volgen.... Breek Gij z'n stijfhoofdigheid, de menschen kunnen het niet en hij kan het ook niet.... Overwin Gij Hem door Uw liefde, overwin hem zóó, dat hij straks vrijwillig op de bel kan drukken en ongelijk bekennen. Amen.’
Zonder verder 'n woord te zeggen, verdween van Maanen. John zat met afgewend hoofd.
***
'n Paar uur later belde de jongen om den directeur en maakte excuses. Hij poetste zwijgend de extra paren schoenen en naaide z'n knoopen aan.
Doch over het geen hij in de stilte had doorgemaakt, sprak hij met niemand, ook niet met van Maanen.
| |
IV.
John wordt Kobus.
1.
Zoo langzamerhand kwam de tijd nader, waarop gedacht moest worden aan John's terugplaatsing in de maatschappij. Hij was nu in z'n laatste jaar en stond dicht bij z'n eind-proefwerk, de vraag alleen, of hij, eenmaal klaar, naar Utrecht mocht dan wel uitbesteed zou worden ergens buiten, moest nog opgelost. Er waren enkele dingen, die het den directeur moeilijk maakten zonder zorg tot het eerste
| |
| |
te besluiten: de oude Brinkers, ofschoon hij zich tijdens John's verblijf in 't gesticht zeer weinig aan hem had gelegen laten liggen, begon de laatste maanden teekenen van leven te geven, schreef nu en dan 'n brief, stuurde een keer zelfs tabak en sigaretten,.... zeer terecht vreesde Ds. Hoven dat de man, wanneer z'n zoon eenmaal weer in de stad was, probeeren zou den jongen naar zijn kant te trekken.. Dan - zou het vrouw Brinkers nu lukken John aan 'er te binden? Van Maanen was 'n paar maal bij er geweest en niettegenstaande hij erkennen moest, dat de woning er keurig uit zag en ze blijkbaar vrij ruim 'er brood had - geheel bevredigd teruggekomen was hij niet. Wat John in de allereerste plaats noodig leek te hebben: 'n hartelijke, huiselijke omgeving, waar heerschte 'n echt christelijke geest - dat vond hij niet bij z'n moeder. 'Er werk bracht uit den aard der zaak mee, dat ze overdag veel buiten 'er woning vertoefde en 's avonds dus doen moest, wat in 'n normaal gezin geschieden kon, wanneer de jongen op karwei was - zou het hem niet de straat opjagen als hij thuis gekomen, merkte, dat z'n moeder geen tijd vond 'es rustig bij hem te zitten, doch nog noodig van allerlei te verrichten had?.... En dan,.... de vrouw was zoo hárd,.... nóg klaagde zetijdens van Maanen's bezoek, over Kobus' onverbeterlijkheid in z'n jonge jaren, de vrees scheen gerechtigd, dat ze weinig vergeten en niets vergeven had.... O, 't leven had haar niet gespaard en de wijze, waarop ze zich, de omstandigheden ten spijt, heen had geslagen door de moeiten en teleurstellingen, gaf recht op bewondering, welke van Maanen haar niet onthield,.... maar hij schrok toch terug, voor 'er stroefheid.... En 'er geloof,.... het was hard geworden als zij zelve,.... wanneer John hiér leeren moest dat Jezus' juk zacht was....
Doch de jongen wilde zoo graag naar huis. En aan den anderen kant: 'n betrekking zoeken buiten Utrecht, bracht ook z'n bezwaren, je moest maar afwachten of 'n moeilijke natuur als John zich schikken kon bij wild-vreemden....
‘'t Beste lijkt me, dat je in de loop der volgende week er 'n middag uitbreekt en naar Utrecht gaat. Zoek dan vrouw Brinkers op en praat 'es met 'er. Ondertusschen zal ik Pro Juventute verzoeken 'n onderzoek in te stellen en advies te geven,’ zei de directeur ten slotte, nadat hij de kwestie van John's reclasseering met van Maanen besproken had. ‘Luidt dat ook gunstig, me dunkt, dat we het dan zonder gewetensbezwaar kunnen wagen. Als hij nu maar 'n baas krijgt!’
‘O, daar ben ik niet bevreesd voor, ik weet er wel 'n paar, die 'n jongen als John kunnen gebruiken. Iets anders is, of hij pit genoeg heeft om door het eerste harde jaar zich zonder ongelukken heen te slaan.... Hij wil wel goed, maar er zit zoo weinig dóórzettingsvermogen in....’
‘Je houdt dus eigenlijk je hart vast?’
‘Och, wat zal ik U zeggen? We hebben wel mindere exemplaren dan John de wereld ingestuurd,.... de jongen is heusch niet kwaad.... Maar 't is zoo'n vreemde vent,.... na drie jaar geregelde omgang weet ik eigenlijk nog niet wat
| |
| |
ik er van denken moet,.... 't pleit misschien weinig voor me.... 'k Geloof niet, dat hij weer gappen zal of 'n schuinsmarcheerder worden, wél vrees ik voor z'n,.... ja hoe zal ik 't uitdrukken.... voor z'n kom ik er vandaag niet, dan kom ik er morgen.... En dat tegenwoordig, nu er werkkrachten bij de vleet te krijgen zijn....’
‘Enfin, we moeten het er op wagen.... Ik zal hem, voor ie weggaat nog 'es flink de pin op de neus zetten.... Hopen maar, dat het helpt.’
| |
2.
‘Meneer moet maar niet kijken naar de rommel,’ zei vrouw Brinkers, ‘ik ben net terug van 'n werkhuis en ik heb de boel niet kunnen omwasschen vanmorgen.’
‘Nee moeder, maak je niet bezorgd. Ik doe zelf ook zoo'n beetje m'n eigen huishouden op 't gesticht en als het op mijn kamer altijd zoo keurig was als bij U zou ik me zelf 'n heele kraan vinden.... Ik mag hier wel even gaan zitten?’
‘Astublieft.... U heeft toch geen slecht nieuws?’
‘Nee, integendeel.... John is puik gezond en....’ doch toen van Maanen de verwonderde blik van de vrouw zag, verbeterde hij haastig:
‘Och, Kobus bedoel ik natuurlijk.... U moet weten, in Veenzand noemen we hem allemaal John, daar hoor je niet anders.’
‘Hij is toch Kobus gedoopt,’ zei vrouw Brinkers 'n beetje vinnig,.... ze hield niet van die malle vreemdigheid.... Al mooi genoeg, dat ze in zoo'n gesticht heelengaar de baas speelden over andermans kinderen, 'n heidensche naam hoefden ze 'er jongen niet te geven.
‘Ja, ja, natuurlijk.... Kobus dan, mankeert niets, d'r zijn heel geen klachten,.... integendeel, ik kom met góed nieuws.... Over 'n paar weken is ie klaar met z'n vak en wordt het tijd hem de maatschappij weer in te sturen.... Nu kwam ik daarover eens met U spreken.’
‘O,’ zei vrouw Brinkers.
‘De directeur is heel ernstig van plan, om hier werk voor hem te laten zoeken en 't leek hem het beste, dat hij nu weer bij U thuiskwam.... Zoudt U dat willen?’....
‘Meneer, ik zou geen moeder moeten wezen, om dat niet te willen, dat begrijpt U toch wel.... Maar, U moet me niet kwalijk nemen, dat ik het zeg,... hebben ze hem nou in dat gesticht zóó gemaakt, dat ik niet meer bang hoef te wezen voor nieuwe ellende? Want, ziet U, 't is me eigen kind en ik hou zielsveel van 'em, maar als ik weer zoo iets beleven moest, dan zag ik hem liever op het kerkhof liggen....’
‘Hoor 'es moeder, natuurlijk, in 'n ander's ziel kun je niet lezen, maar voor zoo ver ik John,.... 'k bedoel Kobus, - ken, behoeft U daarvoor niet bang te
| |
| |
wezen.... Ik heb hem drie jaar onder m'n leiding gehad en nooit iets gemerkt van oneerlijkheid of zoo.’ ‘Dat doet me plezier, meneer,.... want 't is hard voor 'n moeder, als je merkt, dat je eigen jongen 'n dief is.... Ik ben hem altijd in 't goeje voorgegaan, maar naar mij wou-d-ie nooit luisteren....’
‘Ik geloof moeder, dat hem dat genoeg spijt.... Het was 'n harde les, die hij leeren moest, maar voor zoover ik na kan gaan, heeft ie hem geleerd....’
‘'k Hoop het, meneer.... De Heere kan altijd 'n zondaar tot erkenning van z'n doemschuld brengen en 't is best mogelijk dat Hij het gesticht heeft willen gebruiken om Kobus tot 'n ander kind te maken.... Toen ik anders met Paschen bij hem was, merkte ik nog weinig van 'n beseffen, dat ie voor de Heere dood in de misdaden lag en als de dominee bij U altijd zoo preekt, als ie tweede Paaschdag deed, dan lijkt het me, dat hij 'et die jongens wel wat al te gemakkelijk voorstelt.’ En vrouw Brinkers klemde 'er lippen streng op een, blij dat ze nu eindelijk had kunnen zeggen, wat er toen zoo hevig gehinderd had.... Was dàt 'n preek geweest,.. water en melk,.... in plaats dat het al die slechte jongens 'es goed werd aangezegd dat ze zich bekeeren moesten van hun booze weg, kwam er 'n slap kort praatje over God's liefde....
Van Maanen zuchtte even. Ook hij herinnerde zich nog de hier afgekeurde paaschpreek - 'n pakkend woord over den Opgestane, Wiens werk nu geheel volbracht was en Wiens overwinning op den dood volkomen geopenbaard had God's liefde - maar hij voelde weinig lust om vrouw Brinkers te gaan overtuigen, dat het juist voor jongens zoo buitengewoon goed was geweest.... Trouwens, hij hield niet van theologische twistgesprekken, ze brachten de menschen immers nooit tot elkaar...
‘Dus moeder,.... je wilt je zoon weer met open armen ontvangen?’ zei hij, 'er laatste opmerkingen geheel negeerend.
‘Als hij goed wil oppassen,’ antwoordde de ander.
‘Alleen zou ik graag nog één ding zeggen.... Kijk 'es, Kobus is 'n wat eenzelvige en schijnbaar onverschillige jongen, maar ik geloof, dat hij groote behoefte aan hartelijkheid heeft.... Als hij nu komt’ - van Maanen's stem werd dringend - ‘toon dan, dat U hem liefhebt, dat U, wat voorbij is, hebt vergeten en vergeven.... In 'n gesticht kan je véél voor 'n jongen doen en véél kun je hem geven - maar de liefde van 'n moeder geven, kun je nooit.... En als U nu wilt, dat hij eens God danken zal voor z'n thuiskomst - ga hem dan tegemoet zooals de vader uit de gelijkenis z'n zoon tegemoet ging.... Belooft U me dat?’
Vrouw Brinkers' gezicht had iets van z'n strakheid verloren en 'er stem klonk wat zachter, toen ze zei:
‘Ik zal blij zijn als Kobus komt, zegt U maar, dat z'n bed gespreid ligt....’
‘Prachtig.... Dan krijgt U van ons nog bericht wanneer hij verschijnt. Ik ben met 'n baas zoo goed als klaar, ik vermoed dat John - Kobus natuurlijk -
| |
| |
beginnen zal met 'n gulden of tien, twaalf.... Maar de geldkwestie kom ik persoonlijk nog even met U bespreken, als ik zekerheid heb, dat hij 'n plaats heeft....’
| |
3.
Nu kwam de vrijheid,.... eindelijk de vrijheid.... In het zalige gevoel van morgen het gesticht uit te gaan, strekte John zich nog e's extra-lekker op het bed uit, dat hij thans voor de laatste maal beslapen zou.... Van ochtend was de directeur komen zeggen, dat z'n stukken afgekomen waren en dat ie nou van middag met meneer van Maanen maar 'n burgerpak koopen moest,.... 't hing vlak naast z'n bed en zelfs bij 't onzekere licht van den nachtbrander kon ie nog zien dat het fijn goed was - geen wonder, vijf en dertig gulden! Gelukkig, dat ie 'n flinke uitgaanskas in de loop der jaren had bijeengespaard - d'r ging 'n hap uit je lijf als je 'n vrijheids-uitrusting kocht: 'n paar overhemden, bretels, 'n pet, schoenen, niet van die harde gestichts-kistjes maar reuze-zachte, zooals ze in de maatschappij droegen.... 't Zou morgen 'n sjouw worden 't heele zaakje op de trein te krijgen: z'n kist met gereedschap, 't ondergoed, dat ie van Veenzand meekreeg, z'n werkpakken.... Oome Kees zou 'em naar huis brengen,.... allicht droeg die ook wat....
't Zou in Utrecht wel straal veranderd wezen, d'r waren reuzewijken bijgekomen sinds ie weg was.... Hij kwam nou ook in de bouw,.... flink aanpooten moest ie, had oome Kees gezegd, niet staan kijken maar werken.... Nou ja, natuurlijk, hij was niet anders van plan,.... maar 's Zaterdags en 's Zondags ging ie 't er es fijn van nemen,.... 'es kijken wat er allemaal veranderd was of bijgekomen,.... het nieuwe bureau van de spoor moest zoo'n kanjer zijn, nog hooger dan de Buurtoren.... Zou de Rembrandt nog zulke fijne stukken geven?.... vroeger zat ie er om de haverklap,.... ja, nou zou-d-ie 't met 'n beetje meer beleid doen.... In 't gesticht had ie maar één keer 'n bioscoop meegemaakt, doch er was geen steek 'an, allemaal van die droge natuurvoorstellingen en verder flauwe verhaaltjes en toen 'n man 'n meisje wou zoenen, hield de explicateur er z'n hand voor.... Net of ze dat niet zien mochten of niet wisten, dat het gebeurde....
Vanmiddag had de directeur hem nog voor omgang met meisjes gewaarschuwd,.... eigenlijk idioot, want hij dácht er niet aan.... D'r waren er hier wel, die er de mond vol over hadden, die heel wat hadden afgescharreld en 't vast wéér doen zouden als ze vrijkwamen - hij moest er niks van hebben.... En dan die verkeerde vrinden, waarover de directeur sprak,.... nou daar liep hij óók al weinig gevaar voor, hij had er van z'n leven geen vrienden op nagehouden.... Nou ja, oome Kees, daar was ie goed mee, maar 't bleef toch altijd 'n meneer....
Om tien uur ging de trein, morgen,.... 't was nou pas elf,.... de nachtportier
| |
| |
kwam net voorbij op z'n eerste ronde,.... dat zag ie nou ook nooit weer.... Nog 'n heele tijd duwde het, eer 't ochtend werd....
***
‘Zie zoo jô, nog maar tien minuten en dan zijn we er,’ zei van Maanen, toen ze het laatste tusschenstation gepasseerd waren. ‘Als je uit het raampje gaat hangen, kun je de Dom al zien.’
John, die gedurende de reis kalm op z'n plaats was blijven zitten en geen spoor van zenuwachtigheid vertoond had, werd nu toch onrustig. Hij stond op en keek.
‘Zie je 'm?’
‘Ja,’ zei John en nam weer plaats.
‘Vin je 't fijn, dat je d'r nou uit bent?’
‘En of.’
‘'t Doet mij ook plezier... Niet, dat ik jou speciaal zoo graag kwijt wou, maar 'k vond dat het tijd voor je werd... Je weet, dat je aanstaande Maandag om half acht bij je baas moet zijn,.... Zie je er niet 'n beetje tegen op?’
‘Och nee,’ zei John, ‘'t zal wel lukken.’
‘Denk aan wat ik je gisteren gezegd heb, dan loopt het wel.... Heb je nog van meneer Dros afscheid genomen?’
‘Ja,.... 'k kreeg 'n pakje sigaretten van 'em.’
‘Dan zal 't je wel gespeten hebben, dat ik in 'n niet-rookcoupé ging zitten!’
‘Och,.... 'k heb niet veel trek.’
‘Zenuwachtig?’
John gaf geen antwoord, keek naar buiten.... Vreemde vent,.... dacht van Maanen, 't leek als of alles langs hem heen ging, zou hij toch meer van streek wezen, dan hij liet merken?.... Gisteravond had de directeur nog gezegd, dat ie nooit van z'n leven 'n jongen 't bericht van z'n vertrek zóó kalm had zien opnemen,.... anderen waren half dol van blijdschap, hij zei dood-nuchter: ‘O, dan mag ik zeker m'n kist wel inpakken’ en verdween zonder goedendag te zeggen.... En nu onderweg,.... in vroegere gevallen hadden de knapen rust noch duur, vlogen van het raampje naar hun plaats, praatten honderd uit, hingen even later weer uit het portier - John leek 'n bedaard oud mannetje, blij met z'n hoekzitje en de woorden moest je uit z'n mond trekken.... Eigenlijk hinderde het van Maanen, zoo graag had hij nog voor de laatste maal eens met hem gesproken van hart tot hart,.... hij kón het niet,.... hoewel hij van te voren overdacht had, waarover hij 't hebben zou.... Altijd bracht hij z'n jongens naar hun nieuwe plaats in de maatschappij,.... stond er op het zelf te doen, wijl het 'n prachtgelegenheid was op het door verwachting en weemoed - verwachting over 't komende, weemoed over 't achtergelatene, want het vertrek uit Veenzand, hoe zeer ook lang gewenscht, kostte de meesten moeite, ze bleken gehechter aan 't gesticht, dan ze
| |
| |
zelf vermoedden - ontvankelijke hart nog in te werken door 'n goed woord,.... tegenover John wist hij niet watte zeggen, kon hij 't niet verder brengen, dan tot 'n leeg, onbeduidend praatje....
En nu was 't te laat, want de trein minderde reeds z'n snelheid.
***
‘Moeder, hier breng ik je zoon terug,’ zei van Maanen, John de kamer induwend.
Vrouw Brinkers stond op, ze zag bleek. Voor 'er lag de bijbel, blijkbaar had ze er in zitten lezen, de bril lag nog onopgevouwen, zoo neergegooid, midden op tafel.
‘Kobus,’ zei ze, ‘welkom jongen. Ik dank God, dat Hij je als 'n eerlijk man me terug geeft’ en ze omhelsde hem.... John had tranen in de oogen, van Maanen zag het met vreugde.
Even later kwamen de zusters, een met 'n jong kind. ‘Je neef,’ zei ze, ‘moet je hem niet gedag zeggen?’
John stond wat angstig-vies naar het wurm te kijken. ‘Daar weet ik geen weg mee,’ bromde-n-ie, maar als een, die gelukkig is.
Van Maanen maakte spoedig aanstalten tot vertrek, z'n werk was gedaan, hier werd hij te veel.... Weer een afgeleverd, aan wien hij 'n stuk van z'n leven gegeven had, die nu voortaan hem missen kon,.... en de wereld draaide maar, draaide maar.... Doch alla,.... ginds in Veenzand zaten nog jongens, die Oome Kees noodig hadden, vooruit, werken zoo lang het dág is,.... en resoluut opstaande, zei hij:
‘Nou John, ik verdwijn.... Hou je taai,.... schrijf nog 'es hoe 't je gaat en je weet, wanneer je in moeilijkheden komt, dan ben ik ten allen tijde bereid je te helpen.’
‘Ja oome. De groeten aan de jongens.’
‘Laat meneer even uit, Kobus!’ zei vrouw Brinkers.
‘Ja moeder.’
'n Handdruk nog en de deur sloot toe.... ‘Exit John,’ mompelde van Maanen.
* * *
‘Wat was dat voor 'n vent?’ vroeg de oudste zuster. ‘Raar zag ie er uit met die korte broek en wie draagt er nou voor z'n plezier poeties! Niks geen heer!’
‘Hij heeft me m'n vak geleerd,’ zei John, ‘'n beste man.’
‘Zoo, nou dá's best mogelijk.... En wat voor gekke naam gaf-t-ie je?’
‘John - zoo heette ik in 't gesticht....’
Ja - nou zou-d-ie 't wel niet meer hooren.... Kobus was ie weer,.... tóch fijn..
En hij slurpte behaaglijk z'n kopje thee leeg.
(Slot volgt.)
|
|