Opwaartsche Wegen. Jaargang 4(1926-1927)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] In ballingschap door Willem de Mérode. Ben ik wild met den stroom Van 't leven weggereten, Hoe zou mijn hart den droom Van u, mijn land, vergeten? Eer martle mijn verstand Verlamming wreed, Dan dat ik u, o land, Vergeet. Hier, uit beloken tuin, Hoor ik de nachtegalen, En oogen, blauw en bruin, Beloven zoet onthalen. Maar plotsling laait de brand Van heimwee heet, Daar 'k nooit, neen nooit, mijn land, Vergeet. Men geeft mij dak en brood En goedheid en bescherming. Maar, ach, wat baat mijn nood Die tijdelijke ontferming? Verbroken is de band Met al wat leven deed, Wat 'k nooit, o kwellend land, Vergeet. Wilt Gij niet bij mij zijn, O Godlijke Beminde? Waar ook Uw glimlach schijn' Is 't vaderland te vinden. Dan rust ik, overmand Van vreugd, als 'k nimmer deed, Wijl ik, om U, mijn land, Vergeet. Vorige Volgende