Opwaartsche Wegen. Jaargang 3(1925-1926)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 329] [p. 329] Pianospel in Schemering door W. Hessels. Je speelde piano, teere kinderliedjes, en lief-geworden themaas, al heel oud, - Schemering droefde door de ruiten binnen, huiverend over de toetsen en het hout. Ik zat stil in het duister, mijn hoofd gebogen, mijn oogen droog van ongeschreid verdriet, - en af en aan spoelden door mij je klanken als op het strand het eenzame brandingslied. De scheem'ring schuifelde en ruischte mee - Mijn vriend, voelde jij ook dit vreemde zwerven van vroeg're ruwheid en ééns-bedreven kwaad, dat in zijn diepe graf nog niet kon sterven? Je speelde, en al méer wies 't om mij heen, - en in mij schreide 'n kind - 'n kind in duister, dat zóo'n berouw heeft om wat 't móeder deed, en méer - en méer - snikkend in bang gefluister. - Mijn vriend, wat was er in je, waren wij samen menschen, nog éenmaal verteederd tot berouw? Als kind'ren, nog eenmaal wèrklijk zielsbedroefd, wachtend of moeder ons vergeven wou....? Je speelde maar, je kon 't niet anders zeggen, en ik zat stil, met droef-gebogen hoofd - denkend aan Christus die de diepste schande glimlachend kwijtscheldt wie in hem gelooft.... Vorige Volgende