Opwaartsche Wegen. Jaargang 3(1925-1926)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 265] [p. 265] U vragen wil ik.... Door W.A.P. Smit. Ik had zoo lief - mijn gansche leven Was van een milden glans doorlicht, Om vreugde, die mij had gegeven De schoonheid van haar zacht gezicht. Gij naamt - ik heb mijn hoofd genegen En bad tot U om stil te zijn: Gij hebt de volle gaaf verkregen Van 't bitter bidden in mijn pijn! Ik klaag niet, God - nu ben ik stil: Mijn bitterheid hebt Gij verwonnen; En voegend mij naar Uwen wil Heb ik mijn leven nieuw begonnen. U vragen wil ik enkel, Heer! Mijn arme hart is moe en wonde, Maar altijd bloeit de liefde weer: Is mijn verlangen ook een zonde? O, dit verlangen, God, altijd! Verlangen naar haar stille oogen, Haar lippen op mijn mond geleid, Wij beiden tot elkaar gebogen! Zie, hoe mijn liefde groeit en leeft! Is dit soms tegen U misdreven? Zoo sterk mijn hart, dat voor U beeft, O, sterk het, God - en wil vergeven.... Vorige Volgende