| |
| |
| |
Boekbespreking.
De muggen dansen, door H. van Loon. Rotterdam W.L. & J. Brusse, Uitgevers Mij.
Een oorlogsroman. Zooals de muggen 's avonds, rondom een gezellige schemerlamp, dansen zoo dansen de soldaten in dit boek, niet alleen 's avonds, maar heel den dag, rondom een alles behalve gezellig vuur van den oorlog.
Bommen, handgranaten, stikgas en allerlei schrikkelijks; gewonden, dooden, zieken en kranzinnigen, alles is natuurlijk in dezen roman aanwezig. Op allerlei manier kunt ge genieten of griezelen.
Marcel - de man in dit boek - geniet evenwel niet en griezelt niet. Een bioscoopheld, ‘de man die niet lachen, niet griezelen kan.’ Hij slaapt en suft, is dof en lijdelijk.
Ook is hij nog enkele malen, onbewust, verliefd. Zelfs geloof ik dat hij nooit geheel wakker wordt.
Er gaat een somber gevoel door dit boek, dat toch ook weer van vorm en teekening zeer goed is. 't Is geen boek dat zal blijven, dat men niet eens graag zal bezitten.
Het groote gemis is tevens het beslissende gebrek, dat er n.l. geen enkel beginsel, geen kern in aanwezig is.
Dof en dood zijn alle menschen en daar is geen enkel licht dat leven geeft.
Daarom ook zijn 't menschen zonder groote daden, zonder edele bedoelingen.
v. D.
| |
Strakke dagen door Alie Smeding. Vroeg schemer, door St. Claes-Vetter. Schipbreuk, door Amelie de Man. De Fanfare ‘De Sint-Jans-vrienden, door Ernest Claes.
Voor ik van enkele boekjes iets zeg, wil ik over de uitvoering even m'n compliment maken aan den uitgever. Werkelijk in dat soort van kleingoed iets heel moois. Heel goede bandteekeningen.
Laat ik van 't eerste en laatste deeltje iets zeggen. Alie Smeding geeft in 47 bladzijden een weemoedig verhaal. Ik zeg in 47 bladzijden en dat beteekent wat. Daar is geen woord te veel in, want alles geeft hier sfeer en alles teekent den weedom van dat eenvoudige burgerlijke meisje, dat alles wil geven en alles wil doen om haar verloofde niet te verliezen. Hij ontgroeit haar. Hij gaat over in een andere sfeer. En nu die strakke liefde weet zij te teekenen door allerlei kleinigheden. Dat meisje dat leefde reeds voor hem, wist alles, maar ook dat hij wegdrijft en haar te gewoon, te burgerlijk vindt. Daarom geeft ze zich, tracht ze zich te geven en voor te doen als verleidelijke vrouw van de wereld. 't Zijn strakke dagen en de overwinning brengt geen verlichting of ontspanning.
Geheel iets anders is het laatste deeltje, De Fanfare, dat is een lollig boekje, en heel wat prettiger te lezen. Dat spannende, ontrafelende, en toch weer bindende van Alie Smeding is uiterst fijn doorvoeld en waartegen 't werk van Claes als een rauwe schreeuw klinkt. 't Eerste is van gemaakte menschen, die hun leven zelf vernielen en drukken, dit is een ruw geluid maar heerlijk natuurlijk. Daar in dat Vlaamsche dorpje doen ze alles alleen omdat ze 't doen. Geen bijbedoelingen. Ze richten een fanfare op, en heel 't dorp, al de menschen leven voor de fanfare. Dat zijn gezonde vrolijke menschen en men leest en wordt vroolijk mee, en dat is heel wat waard. Dat is dan ook afgezien van de kunstwaarde, een eigenaardige, ik zou haast zeggen medische waarde van dit boekje, men wordt er gezond van.
v. D.
| |
| |
| |
Frederik Chasalle en C.J. Kelk. De terugkeer van Don Juan of de Alcalà'sche Moordverwarring. Amsterdam, MCMXXIV. S.L. v. Looy.
Bedoeld als parodie op 't streven van iedere grotere of kleinere plaats, om zijn eigen beroemdheden en bezienswaardigheden te hebben, groeit dit blijspel boven zijn eigenlik doel uit. 't Wordt een fijne tekening van menselike hoedanigheden, die zich al in de namen hunner dragers weerspiegelen. Daar is b.v. de almachtige secretaris don Napoleon, de dichter don Homero de la Mancha, de aristocratiese burgemeester don Patricio, de laffe bode don Prudencio. De zotheid, die in deze verschrikkingsvolle nacht van het wijnoogstfeest koning is, viert steeds meer haar teugel, en het geheel ontwikkelt zich zodoende tot een dolle, maar toch ook wel geestige, en in elk geval technies knappe vastenavondklucht. Dat de dolle geestigheid af en toe in profanie omslaat, valt te betreuren.
J.H.
| |
G. Sevensma-Themmen. De andere weg. Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam.
In ‘De andere weg’ ligt heel Themmen's talent voor ons open en bloot. Met haar voorwerk - zowel van het meisjesboek ‘In 's levens poort’ als van de schetsen, die in ‘Het moeilijk begin’ verzameld zijn - zijn zowel de goede als de slechte kwaliteiten van haar nieuwe boek gegeven. G. Schrijver heeft naar aanleiding van ‘Het moeilijk begin’ Themmen eens getypeerd als de schrijfster van het tragiese levensgevoel. Nu houdt een tragies besef altijd het element van het onontkoombare in zich besloten. 't Wel anders willen, maar niet anders kunnen.
Van al de personen uit ‘De andere weg’ is Lou de enige, die dit tragies karakter in zijn volkomenheid in zich heeft. Bij de anderen, bij Aart en bij de vader, is het meer het-niet-kennen van zichzelf en met de zelf-ontdekking, komt dan ook meteen de omkeer. ‘Als hij zichzelf eens gezien heeft,’ zegt Lou op haar sterfbed van Aart.
Bij Lou is zulk een omkeer niet mogelik. Ze is enkel slachtoffer van de omstandigheden, van het leven. Zij lijdt, zij duldt met grote liefde, maar grijpt niet actief in. Zij is de tragiese figuur in dit boek.
Daarom vindt Themmen's talent in haar dan ook zijn volkomenste ontplooiing. Wat ik in dit boek waardeer - maar dat doe ik dan ook ten volle, als volmaakt rijpe kunst - dat zijn de hoofdstukken XII en XIV, het verblijf in Bergen. Lou, die haar smart en onrust tracht te verbergen onder een schijn van opgewektheid, en zo wacht -. In dat wachten ligt het tragiese volkomen uitgebeeld.
Maar dan komt de ontknoping. Of Lou moet haar tragiese gang onderbreken - maar dan was meteen heel haar persoonlikheid in 't gedrang gekomen - of ze moet ondergaan. Vandaar het ‘verblindend monster,’ dat, wanneer men de noodzakelike gang van het boek goed begrijpt, werkelik niet zo verrassend komt en zo verblindend is. Want niet Lou zelf, maar Lou's sterven doet Aart en de vader zichzelf ontdekken. Lou is hier middel.
En nu raak ik meteen de fout van het boek. Themmen heeft van Lou hoofdfiguur gemaakt. Omdat in deze persoon haar schrijftalent 't meest tot uiting kwam. Maar Lou was enkel middel. Voor haar was er geen andere weg. Wel voor Aart en Pa. En zij vinden die dan ook. Hoewel, in de paar laatste bladzijden pas. Werkte hier de voorliefde voor de meisjesfiguur nog door?
In ieder geval is een onevenwichtige compositie het gevolg. Men krijgt het gevoel, dat de opzet van de roman zou zijn vastgelopen, als een handige ommezwaai er niet voor gezorgd had, dat toch de uitgang werd bereikt.
Hebben we hier de kern van het boek gegrepen, dan treft ons plotseling een verrassende gelijkheid van motief in ‘De andere weg’ en in ‘De pastoor uit den bloeyenden wijngaard’ van Felix Timmermans. Maar hoe heel anders is hier de uitwerking. In 't kort: romantiek tegenover realisme.
Maar dan een realisme, dat als met tederheid omwaasd is. En dan raak ik hier meteen aan de verdiensten van het boek. Want als ik alleen op de fout van dit werk zou wijzen, zou ik wel zeer onbillik zijn.
| |
| |
Mevrouw Sevensma hanteert het leven, alsof het een kleinood was, die slechts met de uiterste voorzichtigheid mag worden ter hand genomen. Zij kiest haar beeldende zinnetjes met zulk een precieuze zorgvuldigheid, dat het geheel als met een tere stemming omweven wordt en tot een fijne gevoeligheid wordt verpuurd.
Dat is dan ook wel de reden, die dit boek tot een verschijning maakt op Chr. literair gebied, en daarmee tol een waardige completéring van: ‘In liefde bloeyende’ en ‘Menschenhanden.’ Onderling zeer verschillend, hebben zij alle drie in verschillend opzicht verdienste.
Tenslotte nog iets over de uitvoering. Die is in alle opzichten voornaam, beter nog, dan we al van de Maatschappij Holland gewoon waren. Hoewel, de bandtekening had, méér in de geest van het boek zelf, iets eenvoudiger gekund.
J.H.
| |
Die verloren gaan, door Kristina Roy. Vrij bewerkt door Truida de Pijper. 's-Gravenhage, J.N. Voorhoeve. 1924.
Zeven bekéringen per 135 blz., waarvan één in Amerika en zes in eenzelfde Boheemse dorp, verdeeld over drie gezinnen.
Het gevolg is, dat hier gewoonweg gesold wordt met het geweldigste en het heiligste uit een menseleven.
En het Christendom wordt met deze evangelisatielectuur tot een bespotting.
J.H.
| |
De herder roept, door M. Jacobs. La Rivière en Voorhoeve, Zwolle.
Veel beter dan ‘Die verloren gaan’, is in hetzelfde genre ‘De herder roept.’ De stijl heeft niets verdiensteliks en de intrigue is min of meer gewrongen. Maar de evangelisatie in Drente door de gewezen advocaat, is naar het leven getékend. Van een bekend hoogleraar in de theologie wordt verteld, dat hij in een zijner eerste gemeentes, in Drente, toen de mensen niet naar de kerk kwamen, ging preken over kunstmest. De volgende week zat de kerk vol. En iedere keer ging er een bemestingswaarheid af en kwam er een religieuze waarheid bij. Dat is evangelisérend werken.
Dominee Eckstein doet 't nog beter. Hij wordt Heidelander met de Heidelanders. Hij ploegt en spit als zij. En zo weet hij 't gesloten Saksiese ras voor zich te winnen.
Hij krijgt zijn beloning, doordat hij de geliefde zijner jeugd terugvindt. Daarmee kom ik weer op die intrigue van zo pas. Die professor, die de touwtjes van dit liefdesdrama in handen heeft, is bepaald vermakelik.
Maar daar zwijg ik verder over. Want in zijn soort voldoet 't boek toch wel. En men mag hier in zijn eisen niet verder gaan, dan billik is tegenover 't doel, dat de schrijver zich stelde.
J.H.
| |
Mercator. Onder Jeruzalem's Poorten. La Rivière en Voorhoeve, Zwolle.
Dit boek bedoelt te zijn een roman uit de tijd van de eerste kruistocht.
Het is het echter niet. Zeker, 't speelt voor de poorten van Jeruzalem, en Gottfried van Bouillon heeft er een rol in; ook Boudewijn en Eustachius, zijn broeders.
Maar daarmee wordt een boek nog niet tot een historiese roman. De personen moeten erin handelen, zoals ze in die tijd zullen gehandeld hebben. Ze moeten denken, zoals ze in die tijd zullen gedacht hebben. Ze moeten spreken, zoals ze in die tijd zullen gesproken hebben.
Hier is dit niet het geval. In een historiese omgeving, en gedeeltelik onder historiese namen actéren hier personen, die kersvers uit onze eigen wereld komen. Mensen met een modern levensgevoel en een orthodox protestants geloof. De kluizenaar spreekt als een twintigste-eeuwse predikant. En hij is daarin geen uitzondering, maar de anderen doen als hij.
Nu laat ik de andere zonderlinge kwaliteiten van dit boek nog maar in 't midden. Een geestverschijning wordt gelukkig later heel gewoontjes verklaard, hoewel toch nog met behulp van een geheime gang. Maar dan blijft er nog een voorspelling en een wonderbare genezing over. Dat zijn wel bezwaren, maar och, die dingen neemt het eenvoudige Christelike publiek - want daar
| |
| |
is dit boek toch in hoofdzaak voor bestemd - nog wel aan, zij het dan ook onder voorbehoud Ze lijken mij vrij onschadelik.
Met wat ik als voornaamste bezwaar noemde, worden echter verkeerde voorstellingen gewekt. De tijd der kruistochten, in 't biezonder die der eerste kruistocht, is waard, gekend te worden. Het heilig enthousiasme van de mensen van toen kan soms ook nog bij ons heilige geestdrift doen ontvlammen.
Maar dan ook die tijd, zooals ze werkelik was. Op deze wijze echter maakt men de mooiste tijden uit de geschiedenis tot een maskeradespel. En het blijft daarmee niet enkel een litteraire fout, maar 't wordt tevens een zondigen tegen de gegeven waarheid.
Hier is geen fantasie meer, maar leugen.
J.H.
| |
Clive Arden. Een moeilijk conflict. Geautoriseerde vertaling door J.W. Elberts. A.W. Sijthoff's Uitgeversmaarschappij, Leiden.
Het ‘moeilike conflict’ bestaat hierin, dat een meisje zich geestelik aangetrokken voelt tot een artiest, maar uit meer natuurlike motieven een fabrikant trouwt. Deze verhouding heeft een dramaties conflict tengevolge tijdens het huwelik. Gelukkig leert de fabrikant zijn vrouw daardoor begrijpen, terwijl de artiest, die nu verder overbodig is, door een auto overreden wordt.
't Boek laat zich genoegelik lezen en heeft ongetwijfeld een positieve strekking. De uitermate practiese geest (een zomernachtelik koeltje wordt toegevoerd als op een draadloze golf!) leidt af en toe tot platvloersheid.
J.H.
| |
Axel Lübbe, Het groote geheim. Geautoriseerde vertaling door Dr. C.D. Sax. A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij, Leiden.
Wat ‘het grote geheim’ is, zal voor de meeste lezers wel verborgen blijven. Dat komt, omdat er in dit boek zo ontzettend veel omvergehaald wordt. 't Begint al met ‘voortékens’, een hoofdstuk over de voorvaders van de beide hoofdpersonen; dat is waarschijnlik om het erfelikheids-element in deze karakters goed te doen uitkomen. Verder af en toe zeer fantastiese bespiegelingen, waarin vooral Nietzsche een belangrike rol speelt.
Wat er dan nog overblijft - een levendige schildering van 't Duitse leven voor en tijdens de wereldoorlog - is interessant. Vooral van 't militaire leven voor 1914 is er een scherp gemarkeerde tékening.
J.H.
| |
Alexander Petöfi. Gedichten. Uit het Hongaarsch, vertaald door A.S.C. Wallis. Haarlem, H.D. Tjeenk Willink & Zn. 1924.
Elk jaar ziet op 15 Maart de prachtige stroom, dien een schrijver de tranen van het veel geteisterd Hongarije heeft genoemd, een menigte zich met geestdrift verzamelen bij een monument dat aan den linker oever der Donau te Budapest staat. Het is het monument van den dichter waarvan thans een bundeltje vertaalde verzen in ons land zijn verschenen. 15 Maart is de dag, in de eerste plaats aan Petofi gewijd die, eigenaardig genoeg, ondanks zijn specifiek Hongaarsch karakter, niet beperkt bleef tot zijn land alleen, maar niettegenstaande de machtige hinderpalen hem door zijn moeilijke, weinig bekende taal in den weg gelegd, toch zich in de wereldliteratuur baan heeft weten te breken. In de zeer uitvoerige levensbeschrijving van G. von Ental komen de wondere en zeer wisselende levensomstandigheden, maar ook zijn levensbeschouwing genoegzaam naar voren.
Het meest karakteristieke van zijn dichtkunst is volgens von Ental de eenvoud. Hij was de eerste dichter van zijn dagen, (± 1840) die in de spreektaal geschreven heeft. Men merkt bij het lezen van zijn gedichten alleen aan rhythme en rijm dat men gedichten leest, want de taal is altoos de taal van het dagelijksch verkeer.
De eigenaardige ‘hinderpalen’ welke het werk van Petofi in den weg gelegd zijn om buiten Hongarije bekend te worden, zullen altijd blijven bestaan bij de beoordeeling van zijn verzen. Daarom zal ik dan ook niet verder op dit werkje ingaan. Ruim 40 versjes zijn achter de inleiding, die vroeger reeds in de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ verscheen, opgenomen.
v. D.
|
|