Opwaartsche Wegen. Jaargang 3(1925-1926)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] De Stad door Laura Olivier. Dien avond was de stad als een verlaten klooster, Een zoeker zocht vergeefs voor het versleten lijf een laatste stee, Een luide galm sloeg door d' ontvolkte gang en brak in korte kreten, Maar niemand die de deur ontsloot en hoorde naar zijn beê. Dien avond was de stad als een verlaten klooster.... Geen vrede voor den zwerver borg haar leege schoot, En van haar grauwe ellende was de schijn gegleden, Als het verguldsel schilfert van een lijst, en 't doode hout ontbloot. Een zoeker doolde door de leege straten, Die streepten doelloos door de holle stad, En luide joeg zijn stem haar kille donker tegen, En kaatste en brak aan 't zwarte marmer van den nacht. Dien avond was de stad als een verlaten klooster .... En dieper wrong de eenzaamheid in zijn gejaagde ziel, Hij voelde vaster reeds de klauw der donkere polypenarmen, Toen, als een teeken aan den hemel: - een ster die van de steilten viel. Hij zag haar majesteitelijk haar gouden reis volbrengen Zoo veilig zeker en zoo doelbewust.... En als een licht dat doorbreekt in het duister, Werd hij zich plots, alom, Gods tegenwoordigheid bewust. Vorige Volgende