bouw, niet maar grillig zijn neergeschreven uit lust tot buitensporigheid, maar de noodwendigheid psychologies of ritmies te verklaren is.
't Is niet zooals het wel eens voorgesteld is of het zuiver visuele alleen zijn zinsbouw beheerst; het is het algemeen zintuigelike en de juiste gedachteverhouding. Ik geloof dan ook, dat Albert Verwey te ver gaat, als hij konkludeert gezichtsbeelden en geen gedachtebeelden, al valt een sterk overwegend visueel element wel direkt op.
Op elke bladzijde zijn wel een paar voorbeelden te vinden als deze van pag. 66: en alhoewel hij dronk veel wijn, bleef toch zijn mond zoo droog als leder. Alle nadruk valt in deze zin op dronk en toch... droog. Niet op de beweging van het drinken, het omhoog heffen van het glas, maar het werktuigelik drinken, dat volkomen nutteloos is. De wijn wordt ternauwernood genoemd.
Als hij alles verloren heeft, dan is er ‘als sluyering van zijn oogen’, ‘en stemmen als veraf en door een suizen heen’. Beide mededelingen zijn gelijkwaardig, een gezicht-en en gehoorsindruk.
Of luister naar deze zin, waar bewust naar klankeffect wordt gestreefd:
‘Toen speelden op klaroenen, en drommen dromden weg. De grond te beven scheen .... (p. 68).
Meer nog dan deze stijlmindelen, meer dan deze subtiele woordkunst is voor ons van belang het verhaal zelf, meer dan de vorm het wezen.
Het verhaal geeft de geestelike groei van een kruisridder, die na een zondig leven door een wonder tot zondebesef komt en tot het inzicht, dat hij moet in een heilige kruistocht om zijn zonden te boeten.
Al spoedig echter valt hij terug in zijn hoogmoed en wordt hij beheerst door zijn wellustige driften, tot in de verschroeiïng van de woestijn opnieuw een wonder komt ‘de reinheid uit het hemelrijk, die glaarde op hem neêr van Haar die hem in menschheid was gekomen, doorlouterde zijn geest, die zondig door het lichaam was. (p. 105)
Als hij nu nog strijdt, is het niet meer om roem en buit, maar voor het heilig doel. Toch komt nog eenmaal de verleiding: de Edelvrouwe met ogen ‘waarin glans van stil geluk door hope’. Eenmaal wordt hem zelfs de verzoeking te sterk, maar dan wordt hij bewaard voor zonde. Plotseling staat hij voor de woestenij waar de lijken hun pestwalm verspreiden en de hyena's rondwroeten. Dan worden zij, die bijna door de zonde waren verenigd, gescheiden door de verschijning van de dood, om als ze gelouterd uit deze beproeving te voorschijn komen in de dood verenigd te worden.
Hier is een geestelik proces zuiver geestelik opgelost. 't Geheim van de Middeleeuwse devotie: de zuivering door het wonder, is hier het sentrale punt gebleven in deze tocht van heiliging.