Opwaartsche Wegen. Jaargang 1(1923-1924)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 441] [p. 441] Dien avond! door Viator. De Mei lichtte loom haar rustende leden En wenkt' uit den halfslaap, die 't scheem'ren verwacht, De zware gordijnen der wolken haar stede Te hullen in 't rustig fluweel van hun vacht. Toen wij stonden onder de wachtende boomen Vielen droppelen schaarsch uit de liggende lucht; Wij zwegen, en voelden den avond komen In het zware geweld van een moeilijken zucht. Gedempt was de vreugde der zingende dagen; En een geur welde op uit den vochtigen grond, Als het trage gebaar van wie lijdt zonder klagen, Dien tastte' onze handen en proefd' onze mond. En vóór mij stonden je oogen, die zonken Als een zon aan de kim van je bleekend gelaat, Gesluierd in wolkenfioers, stervend in vonken, Waar hun gloed in de doovende golven vergaat. Onze liefd' is gestorven, ons hart stiet te gronde, Onze vreugd' is vergaan, onze naam is vergaan; Maar in 't diep van de ziel toont een bloedende wonde Waar Uw liefste naam heeft geteekend gestaan! Vorige Volgende