Opwaartsche Wegen. Jaargang 1(1923-1924)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 355] [p. 355] Liederen van Geraert van Suylesteijn. Lied der gemeenschap. aan lee. Broeders, die strijdt, en troost en kracht behoeft, Laat dit gedicht u tot een troostwoord wezen En tot een kracht, als gij uzelf moet vrezen Om wat, in u, de goede Geest bedroeft. Gedenkt: gij zijt niet eenzaam hier beneden, Grijpt u de lust der zoete zonde aan -: Ontelbaar velen zien dezelfde waan En staan in strijd. En gaan. En bidden. Héden! Bidt gij dan ook. En duizenden gebeden Gaan op tot God, en roepen voor Zijn troon - Dan neemt ze Jezus, Zijn beminde Zoon, Die onze smart voor God heeft uitgeleden. En in de zielen gaat het Wonder dalen, De goede Geest vervult hen met Zijn kracht - Zij laten af. En in de stille nacht Blijft Gods genade in Godsgemeenschap stralen. [pagina 356] [p. 356] Lied. Ik ben mijn twijfelmoedigheid verloren, Ik heb de wereld nooit zo schoon bemind. Ik ben ontwaakt, ik ben opnieuw geboren, Ik leef, ik leef, open voor zon en wind! Ik zal mij laten gaan op uwe baren, O zee van leven! Drijf mij immer voort! Ik zal de schitter van uw vloed vergaren, Gierig en fel, door al uw pracht bekoord. Nu hebt gij mij, leven, opeens genomen. Hier ben ik! maar vergeef mij, leven, dat Ik u eenmaal in toegesloten dromen Schuchter ontweek, eens uw geluk vergat. Ik zal voortaan de bloemen van de weide, Het rodend lover, buigend naar mijn pad, Als mijn genoten zegenen en blijde Gaan tot de sterke weelden van mijn stad. Ik ben mijn twijfelmoedigheid verloren, En heb de wereld nooit zo schoon bemind - Ik ben ontwaakt, ik ben opnieuw geboren, Ik leef, ik leef, open voor zon en wind! [pagina 357] [p. 357] Psalm. Ik kan bijna niet meer met woorden bidden, 'k Leef in Uw eindeloos Helal te midden Van Uw gedachten en Uw rijke daden, Ik ben in U, gedrenkt door Uw genade. 'k Behoef U niet meer, als weleer, te zoeken, Ik vind U steeds: in mijn beminde boeken En in de gele licht-doorschenen bomen, En in mijn arbeid en mijn blijde dromen. Ik ben verheugd om U, dat Gij wilt wezen, En dat ik bèn, en in Uw licht gerezen Zoals de zoete bloemen in de Lente, - Dat Gij Uw pracht in mijne dorheid entte. Nu is het nacht - bestendig nog Uw zegen En kom mij morgen in den uchtend tegen, En doe Uw zon, tot aan het avond-dalen, Over mijn hoofd in Uwen luister stralen! Vorige Volgende