Opwaartsche Wegen. Jaargang 1(1923-1924)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 315] [p. 315] [Gedichten van Geraert van Suylesteijn] Herfstliedje door Geraert van Suylesteijn. Kind, vier de vreugde van te leven, Van jong en blij te zijn, met mij! Wel duizend gouden blaren zweven Langsaam in 't gouden licht voorbij. Wat is de Herfst toch schoon! Wij weten: We zullen deze zomertooi De ganse winter niet vergeten. Mijn kind, wat sterft de zomer mooi! God siert de kronkelende paden Met gloeiend rood en glanzend bruin - We mogen door die rijkdom waden, Als door een grote wondertuin. Vergeet de felle weemoeduren In deze lichte klare dag, Wie weet hoe kort de vreugd zal duren Van deze late zomerlach. Maar breek de sluipende gedachten Van schijnschoon en voorbijgang stuk, Drink wild en gretig deze zachte Dag uit de beker van 't geluk! [pagina 316] [p. 316] Herfstdag door Geraert van Suylesteijn In deze blijheid is het goed te wonen, Het Herfstlicht is zo zuiver en zo klaar - Het glinstert op de blaren van de bomen. Zo glinstert het wel op het schijnend haar Van iemand die wij éven zacht beminden, Een ogenblik, een dag, half onbewust, Om dan daarna ons stralend Ik te vinden Vol van genade en vol van blijde rust. Zo is dan weer de rijke Herfst gekomen, Het licht is goud, de lucht doorzichtig blauw, De dag schijnt zich in zoetheid te verdromen. Nu komt de witte stille winter gauw. Maar eens nog laait de zon uit in de bomen En bloeit de wereld als een jonge vrouw. Vorige Volgende