Louis Marie Anne Couperus.
19 Juli 1923.
‘Ik heb niets gedaan dan wat boeken geschreven. En eenmaal ga ik dood....’ En nu op dit oogenblik is van den wereldbekenden Couperus niets meer over dan een handvol asch.
Onder den zwaren zang van het orgel is zijn lichaam aan het vuur gegeven. En nog dreunt het: ‘Wenn ich einmal muss scheiden.’
De vreemdeling in ons Holland - door ieder gekend - heeft nu zijn werk geëindigd.
Zijn lichaam is verbrand.
En zijn ziel is gekeerd naar haren Maker.
Maar veel zijn de gedachten van hem, die voort blijven leven, ook onder ons.
Niets gedaan dan wat boeken geschreven. Hoe wij ook denken over Couperus, zijn werkkracht dwingt bewondering af.
Nu wil ik niet over die boeken spreken, dat is immers nu niet noodig, die blijven voort leven.
Maar even wil ik denken aan den kunstenaar, die stierf.
* * *
De menschen, zijn vrienden, hebben hem gehuldigd; ook het Nederlandsche volk, en ze hebben den nooit rustenden een stil en vriendelijk huis geschonken, om te rusten.... Alsof zijn geest, die nimmer rustende, 't nú zou kunnen, ook na 't wondere besluit om, niet meer te denken.’
Maar 't lichaam zou rusten.... welnu dat rust.
* * *
‘Pluk den dag! Pluk hem als een bloem, als een roos, en bewonder den dag, neem den huidigen dag dan waar, maar vergeet vooral niet