| |
| |
| |
| |
Tweede Hoofdstuk. Van de tekenen en toevallen.
Daar is seer veel aangelegen, dat men in de kennisse der tekenen en toevallen van dese siekte seker ga; want daar hangt niet alleen het tijdelijk welvaren van ons evenmensch in 't bysonder, maar ook dat van 't gemeen en de gerustheyt van een ieders gewisse aan.
Om dan tot de waare kennisse van dese Hierlantse Melaatsheyd door Tekenen en toevallen, dat is, van agteren, gelijk de schoolwijse spreken, te geraken, dient men de selve, ten minsten in haar voornaamste deelen, op te tellen, om also desselfs Oorsaken (die weynige van voren kunnen sien) te beter uyt te vinden, daar ons de Geneesschrijvers vrij kleyn ligt in te geven; want of men al met Fernelius, Pathol. lib. 6.c. 19 segt, dat het een venijnige siekte is, bestaande in een aardagtige selfstandigheyt, die de geheelen aart des lichaams omset; of gelijk hy Lib. De Elephantiasi spreekt, dat het een siekte van de geheele substantie des lichaams zy. En of men den Arabisen Avicenna al na stamelt met te seggen: Dat het een overloop van swarte galle door het geheele lichaam is, waar door de gematigheyt, gedaante en t'samenstel der leden geschonden werd; daar dan een ontbindinge van het geheel, en verval der delen, en eyndelijk vuyle sweeren, op volgen, dan of men met verscheyde Autheuren deselve een algemeene kanker noemt; sulks kan weynig tot de ware kennis van dit groot quaat baten.
't Is wel waar, dat zy niet alleen de huyt en opperste deelen des lichaams, maar ook de binnenste en selfs niet alleen vleesch en ingewanden, maar ook (gelijk Celsus, lib. 3. cap. 25 De Elephantiasi, daar van schrijft, dat het Oliphants-euvel het geheele lichaam sodanig besmet, dat selfs de beenderen daar van geschonden worden) de beenderen, en voornamelijk hare gewrigten en der selver pesen en banden,
| |
| |
| |
Chapter II. On signs and symptoms.
It is very important that there should be certainty about the knowledge of the signs and symptoms of this disease, for on this depends not only the temporary welfare of our fellow beings, but also that of the community and the good conscience of every one of us.
To reach true knowledge then concerning the leprosy prevalent in this country, from its characteristics and symptoms, so a posteriori as the scholars say, these symptoms, at least the principal among them, ought to be enumerated, thus the better to discover the causes, which few can see a priori; on this subject the medical writers do not throw much light; for the knowledge of this great evil will not be much furthered by saying with Fernelius (Pathol. 1. 6, 19) that it is a poisonous disease caused by earthy matter, which changes the whole body, or by calling it a disease of all the component parts of the body, as he says in his chapter De Elephantiasi. It will be of as little use to us if, repeating the words of the Arab Avicenna, we say that this disease is caused by an inundation of black bile in the body, which has disturbed the form of and cohesion among the parts with, in consequence, the disintegration of the whole, the decay of the parts and, in the end, foul sores; all this will be of as little avail to us as if like various writers, we take the disease to be a cancer of the whole body.
It is true that the disease not only affects the skin and the outward parts of the body, but also the internal parts, and of these not only the muscular tissue and the intestines, but also the bones, especially the joints with their tendons and ligaments, as Celsus has described in his De Elephantiasi (lib. 3, cap. 25), saying that elephantiasis infects the whole body to such a degree that even the osseous system
| |
| |
| |
aangrijpt, in vreet en verteert, en dan nog door aangestokene en vergiftige vogtigheden weynig (en dat nog quaataardig) voetsel verschaft; hoewel dat selve met de te voedene delen in aart over een moet komen; want anders sou het geen voetsel kunnen wesen; daar dan nog gemeenlijk een afschrikkelijk aangezigt met bobbels, en andere mismaaktheden, mitsgaders verteerde, ingekrompene, tijferende ledematen en andere afkeerige toevallen meer, by komen, gelijk hier in 't vervolg sal gesegt worden.
Soo dat dit met regt volgens P. Sacch. quest. Medic. legal. lib. 2. t. 3. q. 6. § 16 een sware, ja gelijk Emyl. Macr. lib. 1, cap. 15 schrijft, de swaarste van alle ziekten, mag genaamt worden; welkers toevallen wy in het bysonder eens kort sullen overwegen: doch om met ordre te gaan, salmen voor af dit quaad in sijn aanvang, voortgang en volkomentheid of vastgesetheid dienen te aanschouwen, te weten sodanig, datmen sich niet en verbeelde, als of alle in alle patienten te vinden waren, waarom men dan een onderscheid niet alleen in de tekenen en toevallen, maar ook in de trappen deser siekte selfs moet maken.
In desselfs aanvang zijn sommige tekenen van weinig belang, die daarom ook een twijffelachtig of onseker oordeel verschaffen, om dat zy die met veel andere siekten gemeen heeft, als daar zijn, volgens Fernel. cit. loc. een faluwe Couleur in 't aangesicht; daar dan sommige de huit met geele, in andere met purpure, en in eenige inlanders met witte vlakken uitslaat, en dat meest en gemeenlijk in 't aangesicht, aan handen en aan voeten, die in 't uitterlijk aansien weinig van de Alphus, Melas en Leuce, (soorten van de Vitiligo) als door meerder quaadaardigheid, verschillen, noch minder van de soorten van dit inlandse gebrek Panau, waar van hieronder gewaagt word. De uiterste ledematen, en bysonderlijk de Voeten, zijn meest kout en loom, het adem halen beswaart, het lichaam verstopt, en andere ongemakken meer, die men in veele andere qualen mede wel bespeurt; daar by komen noch veeltijds binne koortsen schoon die maar toevallig zijn en juist niet door of uit haar selfs dese siekte seker aanwijsen, echter den meesten tijd daar mede verselt gaan. C. Celsus, lib. 3. c. 25 De Elephant. Die dan sulk een mensch, met so veel qualen beset, licht verteeren; andersints zijn de levende werkingen in den beginne redelijk wel gesteld, maar verargeren en slijten allenskens. 't Is hier merkwaardig, dat dese lijders, buiten koortse, buikloop bloedgang,
| |
| |
| |
is affected. Leprosy affects the bones and joints, the bad fluids supplying but little food for them, that little being, moreover, of bad quality, though originally it had been suitable enough as food for these tissues. In addition to all these symptoms of the disease there are usually hideous changes in the face, owing to lumps and deformities also corroded, shrivelled up and suppurating limbs and other loathsome changes, as will be told later.
Hence this disease may with P. Sacch. (Quest. Medic. legal. lib 2 t. 3. q. 6 § 16) rightly be called a most serious disease, nay with Emyl. Macr. (in his lib. 1, cap. 15) the most serious of all diseases. We shall give a short survey of the symptoms of this disease, but in good order, starting with the first symptoms, proceeding with the development and then discussing the fully developed forms. It should be remembered, however, that all the symptoms are not to be found in every patient, so that a distinction should be made, not only between the symptoms that appear, but also between the degrees in which the disease reveals itself.
Some symptoms attending incipient leprosy are of little importance as they are common to other diseases, so for instance a sallow complexion (see Fernel. cit. loc). Some patients get yellow others purple spots on the skin, the natives sometimes white ones; they are mostly in the face and the hands and feet and differ little in appearance from the spots called Alphus, Melas and Leuce (forms of Vitiligo), but are more malignant; they are even more like the spots attending the disease Panau of the natives, about which more will be said later. The extremities, especially the feet, are usually cold and heavy, breathing is difficult, the body is constipated and there are other troubles, also found with other diseases; besides there are often occult fevers too, though these are only accidental and in themselves do not prove the disease (leprosy). yet they often accompany it (C. Celsus De Elephant 1. 3. c. 25). These fevers greatly tell upon the sufferers already burdened with so many complaints. For the rest the functions of the body are fairly normal at first, but gradually they become less so and weaken. It is remarkable that these patients, when they are not subject to fever, diarrhoea, haemorrhage from the intestines or any other important internal infirmities, have excellent appetite and are very sensual, of which we have seen deplorable and offensive examples.
| |
| |
| |
of eenige andere inwendige gebreken van gewicht, graag in 't eten en bysonder wellustig zijn; gelijk wy daar aanstotelijke en sorgelijke exempelen van vernomen hebben.
De tekenen die in den aanvang van dese quaal van meerder nadruk zijn, blijken voornamentlijk in 't aangesicht, aan de neus, en ooren, en bestaan eerst in een glansige blinkentheid en opkomende swellinge, en vorders in een mis-verwige, hardachtigheid, dorheid en droogte des huits, by gebrek van voedsel, 't welk door de fijnste bloedvaatjes om de dikte van die vocht niet wel kan overgaan; het aangesicht is in de meeste geswollen; door dien het van veele quaadaardige vochtigheden doordronken is; daar dan noch een traagheid in de beweginge (hoewel dese beweginge der leden wel traag en belemmert, echter niet benomen is, daar Schenkius vrij wat speculatie over heeft) en een dovigheid in 't gevoel, voornamentlijk aan handen en voeten, bysonderlijk aan de hiel by komt; alle uit die quaadaardige damp of wasem verwekt, gelijk dese inlanders na Hypocratis stellinge, voorwenden: daar dan in sommige een langsame verteringe der spieren (waarom Tacitus, Histor. 3, die ook een teringe noemt, die de lichamen mismaakt) insonderheid van de muisen der handen, met een inkrimpinge der vingeren, mede verselt gaat, alhoewel dese verteringe der spieren aan handen en voeten, juist niet altijd (maar wel somtijds) een teken en toeval van dese Melaatsheid is, die dan wel voor onfeilbaar mach gehouden worden, wanneer daar paarse bobbels bykomen, en so het wat verder komt begint het aangesicht meer te swellen en door een glinsterende en roodachtige velheffinge met een ondergemengde witheid op de wangen af te steken ('t geen de Maleyers Kilat noemen, 't welk eigentlijk een licht of blixem-straal betekent, hoewel zij het ook wel oneigentlijk gebruiken, als Kilat Pedang, den blixem van den degen, en Kilat Bareo, een reuk die voorbij gaat etc. 't welk van de Kosta Boenga niet veel schijnt te verschillen, voomamentlijk onder de oogen, boven op de uitpuilinge van het opperste kakebeen, daar het wange vleesch dikst en klierachtigst is, van waar haar dese knobbel-geswellen verder over het voorhooft mede onder de eerste verspreiden, en allenskens uitdyende verheffen.
Sommige hebben wederom wel paarse vlakken, sonder swellinge of hardigheid, waar van de oorsaak tusschen vel en vleesch schuilt, die de ingewanden noch niet aangestoken heeft, evenwel valt het hair (selden van het hooft) wel uit de baart en winkbrauwen, sonder
| |
| |
| |
The more important symptoms attending the initial stages of the disease are chiefly found in the face, in particular on the nose and ears; they, at first, consist in pale, shiny somewhat swollen spots followed by discoloration, hard dryness and witheredness of the skin due to insufficient nourishment, the finest bloodvessels being too narrow to allow the thickened fluids to pass through. In most cases the face is swollen owing to the tissues being permeated with the great quantity of malignant fluids; besides there is a slowness in the movements of the limbs (the movements are slow and hampered, it is true, but they have not stopped as Schenkius says, who theorises a good deal about this), and sensibility has diminished, especially in the hands and feet, and more in particular in the heels. All this is caused, as the natives believe with Hippocrates, by this malignant vapour causing in some patients a slow consumption of the muscular tissue, especially of the ball of the hand (hence Tacitus in his Hist. 3 calls leprosy a consumption deforming the body) and the shrivelling up of the fingers. This loss of muscular tissue in hands and feet can sometimes, but not always, be considered a sure sign of the disease; all doubt vanishes, however, when also purple nodules appear and, in the further process, the face begins to swell, shining reddish nodules veined with white arising on the cheeks. The Malays call this Kilat, which really means flash of light or flash of lightning, also extending this more figuratively to Kilat Pedang or flash of a sword, Kilat Bareo, whiff of odour etc. all of which does not seem very different from what they indicate by Kosta Boenga, in which the affection has its seat on the jaw-bones under the eyes, where the cheeks are thickest and richest in glandular tissue; thence those swellings then spread, first all over the forehead and then farther.
Other patients too have indeed purple spots, but unattended by swelling or hardness, the cause lying between tissues and skin, the deeper parts not being affected; in these cases the hair of beard and eye-brows comes off (rarely that of the head) without its roots being
| |
| |
| |
dat de wortel daar juist van navolgt. Indien dese een bequaam gevoel over haare lichamen hebben, en wat na goede raad willen luisteren, zijn so beswaarlijk niet om te genesen.
De delen dan die van dese siekte eerst en meest aangetast worden, zijn het aangesicht, handen en voeten, voornamentlijk in der selver gewrichten, en so het een weinig verder gaat, beginnen de lellen der ooren te swellen, harder en met paarse bobbels beset te worden: de neus word allenskens mede aangestoken, niet alleen met een uitwendige, maar ook met een inwendige verteringe, waar door dese besmette, gelijk de vuil-pokkige, veel door de neus spreken; 't welk Schenkius, lib. 6. Observat. de Elephant. in 't net en kort heeft aangetekent, daar hy segt, dat de Oliphants-siekte gemeenlijk van het aangesicht begint, en sich als kleine swerende bleintjes in de neus set, de welke allenskens voortkruipende het geheele lichaam besoedelen, daar sich de huit dan veelverwig en oneffen vertoont, zynde hier dik, daar wederom dunner, elders hard en als met een ruwe schurftheid beset, die op 't laatst na den swarten trekt, en door het vleesch selfs de beenderen aantast, daar dan de vinders en tonen van opswellen; welke toevallen met dese hierlandse Melaatsheid vrijwel over een komen.
De tekenen van een ingewortelde hierlandse Melaatsheid komen in het aangesicht niet alleen met een glimmende swellinge (hoewel de Sinesen de tekenen deser Lazarie in 't aangesicht en aan handen en voeten zullen onder kennen, so houden sy echter het steken met een naald of ander scherptuig in de hak-zenuwe (daar andere het onfeilbaarste bewijs in stellen) so seker niet. Daar J. Hollerius noch grover mistast, wanneer hij die preuve door de naaldesteek op de wervelbeenderen van den hals, tot een bewijs van dese siekte, wil gedaan hebben; 't geen Palmarius (De Elephant.) met siedend heet water wil hebben besocht, maar ook met bobbels te voorschijn, die wederom pokkeltjes als zeegrein-leer hebben, en hoe langer hoe ongevoeliger worden, de welke de Maleyers Kosta pare, dat is, rogswijse Melaatsheid, wegens de verwe en gestalte des huits, noemen; en so het wat verder gaat, word dat vel als schobachtig, doch sonder schilfers, bijkans gelijk een Rhinoceros of Eliphants huit, echter met dit onderscheid, dat de pokkeltjes wel recht boven de sweetgaatjens staan, welke topjens over het midden van de openinge der Pori uitpuilen, daar dat swart-gallig en venijnig bloet uitzijpert en de huit
| |
| |
| |
destroyed though. If such sufferers will pay attention to their body and listen to good advice, they are not hard to cure.
The parts first and most seriously affected are the face, the hands and feet, of the latter especially the joints; if the disease proceeds the lobes of the ears become swollen, harden and show purple lumps; then the nose is gradually affected, not only by decay of the exterior part, but also by inner ulceration, in the same way as in the syphilitici, who, as a rule, speak through the nose. Schenkius has also described this shortly and accurately in his Observat. de Elephant. lib. 6., saying that elephantiasis usually starts in the face with small sores in the nose which, proceeding, gradually infect the whole body, causing the skin to become many-coloured and uneven, here thick there thin, sometimes also hard and as if covered with scales; at last the skin becoming very dark, the tissues of muscles and bones being affected, in consequence of which the fingers and toes become swollen. All these symptoms described by him pretty well agree with the leprosy we know here.
The symptoms of leprosy proper such as we know it here, are not only shiny swellings in the face, but also nodules granulated like shagreen, which gradually become insensitive; on account of the appearance of the skin the Malays call this form Kosta Pare or leprosy suggestive of a ray. The Chinese also recognize leprosy by these symptoms in the face, hands and feet; they do not, as others are known to do, consider pricking with a needle or other sharp object in the Achilles tendon a sure test. J. Hollerius is even wider of the mark in wanting this pricking-test, as a proof of the disease, to be made in the skin above the cervical vertibrae, while Palmarius (De Elephant.) would have it made with the aid of boiling water. When this raylike form of leprosy proceeds, the skin becomes scaly though there are no flakes; it reminds of the skin of a rhinoceros or an elephant with this difference, however, that the risings are straight above the sweat pores, so that their tops bulge above the centre of these pores, out of which oozes the black-gallish blood causing the surrounding skin to swell, thus gradually forming a smooth surface which, as a rule, is limited to the skin above the glands. At the
| |
| |
| |
doet uitdyen, dat de tussen en plaatsjens, die tussen de pokkeltjens gelegen zijn, metter tijd een effen boven-vlak maken, en dat gemeenlijk in klierachtige deelen, die dan wederom haar besteck hebben, en by een grote t'samen-loop van veele kleine, eindelijk die grote bobbels en knobbels op de huit (hoewel sy vry dieper ingaan en haar by na alle in het klier-vleesch anker vast maken) doen uitpuilen, die door haar paarse purpurachtige of bruine verheffinge afsiendlijk zijn, te meer, om dat andere na-by-gelegene deelen daar door getrokken en in haar gestalte bedorven worden.
Dese bobbels zijn eerst roodachtig, daar na wat rosser, allenskens paars en bruin purpurig (daar Avicenna wel opgelet heeft) hoe langer hoe harder, en haar meer en meer verspreidende, sodat niet alleen de vlakte van de tronie door een knobbelige swellinge afschouwlijk is, maar de neusgaten worden daar door ook wijder opgespalkt, en te gelijk door die uitsettinge verstopt, sulks dat dese besmette (evenals veele Venus-sieke) gemeenlijk wat door de neus en wat belemmert spreken, gelijk voorheen is aangehaalt; alles vervaarlijk om te sien en te hooren, daar sy in hare tronien meer na Satyrs, als na menschen gelijken; want in alle vint men die rossche en harde knobbels in 't aangesicht niet; behalven datter sodanige wel gevonden worden die niet besmettelijk zijn, maar daar zijnder onder dese Melaatse, welker spieren in haar aangesichten verteert en de huit als uitgerekt en gespannen staat, daar die bysondere benamingen meest haar oorspronk van hebben, als Leeuwe-siekte, Bokken-euvel, Oliphants-quaal (hoewel andere dit op de geswollene benen willen schuiven) en diergelijke, welke verdorringe men niet alleen in hare aangesichten, maar selfs in haar uitterste ledematen siet, die dan veeltijds in hare gewrichten en daar omtrend (doch selden elders, of het most in de alderarchste soort en na-byheid des doods zijn) van etter-stoffe tijfferen, en in stinkende en quaadaardige sweeren verbasteren, daar de beenderen dikwils onder vermolmt zijn.
Sodanige heeft men hier wel meer als een in het Leprosen-huis gesien, die het gansche lichaam over vol harde en paarse geswellen hadden, daar het aangesicht, de neus en de lobben der ooren van gespannen stonden, waar van sommige wel wat van het hooft-hair, maar de meeste de baard en winkbrauwen met wortel en al uit vielen, die van een beswarelijke genesinge zijn; want als dit quaad so verre is ingewortelt verspreit het sich selfs als het door sterke hulp-middelen
| |
| |
| |
confluence of many small raised spots, lumps and nodules are formed on the skin (which also continue into the deeper tissues and penetrate even into the glands); they are hideous owing to their violet, purple or brown colour, the more so as the surrounding parts are also disfigured and deformed by these nodules.
They are at first reddish, then red and gradually violet and brownish purple (as Avicenna rightly observed); they get harder and harder and spread more and more, so that not only the form of the face becomes ugly through the lumpy swelling, but also the nostrils are more and more distended, at the same time getting stopped up by the swelling, so that these patients (like many syphilitici) often speak through the nose and are hampered in their speech, as was mentioned before. All this is frightful to see and hear, these sufferers looking more like satyrs than like human beings. Yet these hard red lumps are not always found in the faces of people suffering from the disease; there are cases when the muscular tissue of the face is wasted away and the skin is tight and stretched; in these cases originate the special names such as Lion's disease, Goat's evil, Elephantiasis, the last mentioned name being by others connected with the swelling of the legs. Such wasting of the muscular tissue is not only seen in the faces of these patients, but also in the ends of their extremities which are then, as a rule, affected by suppurating inflammations of the joints and the parts immediately around them, so that malignant and ill-smelling sores arise, under which the bone tissue is often dead. Similar ulceration is seldom found in other parts of the body, except in the very worst cases, shortly before death.
In the leper hospital here there have often been patients whose entire bodies, also their faces, noses and the lobes of the ears, were covered with hard purple swellings, the hair of whose beards and eye-brows had come off, roots and all, sometimes even part of the hair on their heads; such cases are hard to cure. If the evil is so deeply rooted it will spread, notwithstanding the strongest medicine; it goes from bad to worse, till the nodules degenerate
| |
| |
| |
word aangetast, en word dagelijks arger tot dat die bobbels in stinkende sweren verbasteren, die men seer selden tot een grondige suiveringe kan brengen.
In sommige is de neus geheel weg gegeten, in eenige ingevallen, in andere spits geworden, en so voorts, na de verscheidentheid der deelen, die verteert zijn.
De lippen kronkelen om, Schenk. p.m. 779, met een uitgesette dikte, Sennert, prax. l. 5. p.1. cap. 40, welk voornamentlijk in de Kadel te sien is, waar in de uitgedijde lippen van een scherpe vocht doorvreten, leelijk stinken; daar het bolle tant-vleesch niet geheel vrij van is, maar doet de tanden tot aan haar kassen in veele bloot staan: der lippen binnen sijden zijn veel met eenige kliertjes, byna (sonder gelijkenis) als gortige verkens, met purpure adertjes door-weven.
De ooren setten haar met harde en paarse geswellen uit; 't welk aan de lellen eerst gesien, en by veele, niet sonder reden, voor een van de ontwijffelbaarste kentekenen deser siekte gehouden word, zijnde dan of niet of swaarlijk om te genesen, andersints vintmen sodanige geswellen wel achter de ooren, 't welk Platerus een van de sekerste tekenen van dese siekte acht te zijn; maar ik oordeele het van vrij meerder sekerheid, wanneer de ooren selfs met een duisterachtige doorluchtigheid opgeswollen zijn, als of daar een lijmig sap, met swarte gal vermengd, ingepakt sat, 't welk den geneesmeester, ten laste des lijders vry swaarhoofdig maakt, so dat het een misslag is, te seggen, dat de ooren in den beginne van dese siekte bovenmaten swellen; edoch gebeurt dit sommige eerder, andere later na de verscheidentheid der soorten deser siekte, na de quaadardigheid en loop der sondigende stoffe, en na de krachten der lijdende partyen; want daar zijnder onder dese, aan welker ooren geen swellinge altoos bespeurt word, andere die de oor-lellen alleen, sommige die der selver buiten-soom te gelijk, met sodanige geswellen beset hebben, die dan in de eene knobbels, in een andere een glinsterende uitsettinge vertoonen; 't welk by dese inlanders altijd voor een quaad voorteken gehouden word. So dat Paré, Lib. 20, Cap. 9, daar in mis-tast, dat hy de vleesachtige deelen en lobben der ooren hier segt verteert te worden; welke saal, mijns dunkens, daar uit voorkomt, dat dien Schrijver (die in de toevallen der Melaatsheid vry net gaat, maar in de redekavelingen over deselve sich al wat vergrypt) met vele andere, hier de schuld alleen op de dikheid der vochtigheden leggen, denkende niet eens, dat een quaad-
| |
| |
| |
into ill-smelling ulcers which can seldom be thoroughly cleaned.
Sometimes the nose is completely eaten away, or it has become very pointed and so on; this depending on the decay of the various parts of it.
The lips are curled up (Schenk. p.m. 779) and at the same time much swollen (Sennert. prax. 1.5. p.l. cap. 40) which is especially seen in the form called Kadel; the swollen lips are then corroded by a sharp fluid and have a bad smell; the swollen gums are not quite free from this either, so that the teeth are bare to the roots. On the inside of the lips the small glands are, as it were, covered with purple veins, which reminds, though the disease could not be compared with it, of the swine-fever.
The ears are swollen and covered with hard purple nodules, which show first on the lobes; this many regard rightly as one of the surest symptoms of the disease and of a form of it that is hard to cure or incurable. Such swellings are also found behind the ears, which Platerus considers as one of the surest signs for diagnosing the disease, but I am of opinion that it is a surer symptom still when the ears themselves are of a dark colour and swollen, so as to seem transparent, as if they were filled up with a viscid fluid mixed with black bile, symptoms which make the doctor take a serious view of the case. It is not correct to say that the ears swell excessively in the beginning of the disease, for this does not happen till later, in some cases sooner than in others according to the nature of the case, to the malignity and extent of the infective matter and to the resistance of the affected parts; there are sufferers from leprosy whose ears never show swellings, others the lobes of whose ears only, or the lobes and the outer edge of the ears become covered with swellings, either lumps or shiny swellings, which the natives here always take to be a bad sign. Hence Paré makes a mistake when he says (Lib. 20, cap. 9) that the fleshy parts of the ears are worn away, which error has its origin, I think, in the writer, who describes the symptoms of leprosy fairly well, but is mistaken in his speculations on the disease, (as many others are) imagining that only the thickness of the fluids is to blame, forgetting that their malignant sharpness eats through the tissue of the blood-vessels so that blood and lymph flow out, thicken and coagulate, causing the affected parts to swell and after a time even to fester.
| |
| |
| |
aardige scherpigheid hier voornamentlik de montjens der bloetvaatjens verbijt en doorknaagt, dat het bloed en Lympha buiten hare buisjens vloeyen, verdikken, verharden en die deelen doen swellen, en so het te lang duurt selfs wel van etter doen tijfferen.
De handen, doch wel meest de voeten, zijn in sommige geswollen, en laten gelijk de slijm-geswellen veeltijds een kuiltjen na, wanneer sy met een vinger gedrukt worden. De vingers en tonen hebben hier wel 't meest in de gewrichten, het grootste gevoelen, (hoewel bykans gevoelloos) van; en dat zijn opmerkingen verdient, dese geswellen nu in sweren veranderd ('t welk doch niet in alle, noch altijd gebeurt) setten haar gemeenlijk in de meeste soorten deser Melaatsheid eerst onder die dikke en hard-eeltige huit van het eerste lit der groote toon of bal van de voet, de hiel, benevens de vingers voornamentlijk in der selver gewrichten, en het spits van de Elleboog: welke sweren niet alleen de huit, maar ok de spieren, tot het gebeente toe, doorknagen; en haar, hoe langer hoe meer, uitbreiden, gemeenlijk met eeltachtige en geswollene kanten omset, die, bykans gelijk de kankergeswellen, weinig gevoel hebben, wanneer sy gesloten, gedrukt of gequetst worden; gelijk ik meenigmaal heb ondervonden, dat de selve met diepe en lange insnijdingen geopent wierden, selfs met wegneminge van merkelijke stukken vleesch, sonder dat de lijder daar een naamwaardige pijn aan hadden; als mede, dat sy dicht by 't vuir sittende haar verbranden, sonder 't selve byna te gevoelen, doch wel eenigsints, so zy heet water op haar lijf kregen; en dan mach men dese siekte als in syn hoogsten graad wel stellen te zijn; daar dat gemeenlijk sware fistuleuse en in-etende sweren op volgden, die seer moeyelijk om te genesen waren; doch dit is echter in alle plaatsen des lichaams, niet altijd en niet evenveel waar; gelijk een seker jong, doch geleerd en naarstig Schrijver, ontwijffelijk uit een verkeert bericht, ons wil diets maken, dat sulks selfs in den beginne deser siekte zou plaats hebben.
Het is echter een van de gemeenste toevallen in dese quaal, dat de uiterste ledematen van vingers en tonen met tijferende sweertjes beset zijn, die meesten tijd een vermolmtheid der beendertjes by haar hebben, die dan wel tot genesen komen, so wanneer de doorknaagde beenschilfer wel gescheiden en de sweertjes na een grondige suiveringe gecicatriseert zijn, die dan selden weer openbreken, ('t geen daar anders veeltijds op volgt) maar gemeenlijk een inkrimpinge dier deelen nalaten.
| |
| |
| |
The hands, but especially the feet, are sometimes swollen and the pressure of a finger leaves a small hollow, as with oedema; the fingers and toes are most painful in the joints, the other parts of them being almost insensible. Later, and this is important, these swellings, change into ulcers, though not in all cases; in most forms of leprosy these sores occur first under the callous layer of the skin, under the phalange at the base of the great toe, under the ball of the foot or under the heel; in the fingers the sores occur chiefly in the joints, also on the point of the elbow. These ulcers do not only eat into the skin but also into the muscular tissue, even into the bones; they constantly grow in size, have generally hard callous borders which, almost like cancerous tumours, are not very painful when knocked, pressed or injured. I have often seen these sores being treated by deep and extensive incisions and even by great parts of the tissue being taken away, without the patients suffering much pain. I have also seen the patients sit close to the fire and getting burnt without noticing it, though they did feel it when they got hot water on their bodies. With these symptoms it may be assumed that this form is the most serious one. Then usually deep fistulous corroding sores follow, which are very hard to cure, though not equally hard in all parts of the body. A certain young but diligent and learned writer, undoubtedly led astray by wrong information mistakes and incorrect theses of others, is certainly mistaken when he tries to make us believe that such sores occur even in the initial stages of the disease.
One of the most common symptoms of the disease is that the extremities of the fingers and toes are covered with ulcers under which the bone-tissue is usually dead. These ulcers can be cured if the affected pieces of bone lie separate, the sores healing after thorough cleaning, after which they rarely break open again (as mostly happens if not well cleaned), but the affected parts shrivel up.
| |
| |
| |
In andere siet men dat de vingers en tonen wel paars-verwig opswellen, sonder dat die aan 't sweren geraken, daar evenwel gemenelijk een vermolmtheid onder schuilt, gelijk men door het openen sulker geswellen ontdekt, zijnde het hier van een nutte hardigheid, zodanige leedjens, somtijds wel meer als een, na de uitstrekkinge van de Caries, af te setten, door dien men anders seer selden wegens de quaadaardige scherpigheid van die etter-stoffe tot een grondige genesinge kan komen, schoon men al een goede maniere van leven en medicineren, (die beide ten hoogsten vereischt worden) in 't werk doet stellen.
En wat de bal van de voet aangaat, die is in vele van binnen met kankerachtige holligheden doorgraven, en van buiten met eeltachtige kanten beset, die weg moeten gesneden worden, zal men tot de genesinge van het binnen-sweer selfs geraken; 't welk dan noch beswaarlijk tot een goede suiveringe kan gebracht worden, om dat de vermolmtheid, selfs tot de voorvoet in veelen overgaat, ja ook wel de beenpijpen selfs aantast, daar den lijder zijn troost al meest by een flatterende cure moet soeken, 't en waare het bedorvene der beenderen sich van selfs scheide, 't welk dan noch al vrij wat hacchelijkheid onderworpen is.
In andere zijn de spiertjes der handen, en bysonderlijk der selver muisen, verteert, gelijk men in de Beriberi veeltijds siet; en als 't wat verder komt, so worden de gewrichten der vingers en tonen met tijferende sweertjes beset; daarom is een Heelmeester seer veel aan de kennis van het onderscheid der sweeren gelegen; daar vele, omdat die quansuis dagelijks voorkomen, wat te los over heen stappen, tot haar en der lijders nadeel.
Dese sweeren verspreiden haar niet alleen, maar op de eene plaatse genesen zijnde breken zij op de andere ten eersten weder op, want die scherpe vocht en dampen willen een uittocht hebben, bysonderlijk so de natuur daar eenigen tijd een ontlastinge gewoon is te hebben, gelijk ik in vele hebben ervaren.
De stoffe, die uit dese sweren tijfert, verschilt veeltijds in gesetheid en verwe, echter meest dun na een geelachtig water, 't welk sommige paars verdichten, gelijkende somtijds weder gekookter en dichter, doch altijd scherp en stinkende, daar wy hier onwedersprekelijke preuven van ondervonden hebben: ja so scherp en verbijtende kan dese etter-stoffe zijn (gelijk seker hedendaags Schrijver uit een verkeerde onderrechtinge vast stelt) dat indien dese bobbels van selfs niet doorbreken, die stoffe op de beenderen selfs woedet, 't welk wel
| |
| |
| |
In other cases one sees fingers and toes swell and turn purple but no sores formed, though, as a rule, there is erosion of the bones, which appears when such swellings are opened so that, in such cases, it is advisable to take hard measures and amputate such finger-joints (there may be more than one when there is advanced corrosion), as otherwise there is little chance of a cure on account of the malignant sharpness of the purulent matter, even if the patient is made to live in the right way and is treated well, both of which conditions being essential.
As regards the ball of the foot, in a great number of cases it has, deep down, cancerous sores, while the surface is covered with layers of callous skin, which have to be cut away to make it possible to treat the sores so that they can heal; even then this may be difficult as the caries may have spread to the forefoot and may even have attacked the cannon-bones, in which cases the sufferers will, as a rule, have to be satisfied with an incomplete cure, unless the decayed bones separate of their own accord, which is not without a good, deal of danger, though.
In other cases the muscles of the hands, especially those of the ball of the thumb, wear away, as is often seen in Beriberi; as the disease proceeds the joints of the fingers and toes are covered with festering sores; hence it is very important for a surgeon to know the various kinds of ulcers so as to be able to distinguish them; they are many doctors who, probably because such sores occur daily, pay too little attention to them, to their own and their patients' detriment.
Not only do those sores spread, but when they have healed in one place they break out again in another, the sharp evil fluids and vapours seeking an outlet, especially, as I have often observed, when nature has had a way out somewhere for some time.
The matter that comes out of these festering sores often varies in colour or thickness, but most resembles thin yellowish water, the colour of which some people wrongly call purple; occasionally the fluid is somewhat thicker and less transparent, but it is always sharp and ill-smelling of which I have seen the irrefutable proofs; this matter is sometimes so sharp and caustic (as a certain present-day writer observes, though on incorrect foundations) that if these nodules do not burst open of themselves, the matter corrodes the bone tissue
| |
| |
| |
ten deele en veel malen, maar niet altijd en gewis gebeurt. Hoewel dat wy hier in 't Lazarushuis, volgens het rapport van den Binneregent en Chirurgyn een wonderlijk geval gehad hebben, in Endvogels, die binnen de plaats, daar dese ellendige opgesloten waren, gehouden wierden, alwaar eenige van dese gebrekkelijke, die tijferende sweren aan de beenen hadden, verbonden wierden, daar de etter over de aarde liep, hier op volgde een regen, die die stoffe in oneffenen holligheden met zig sleepte daar de natgierige endvogels ten eersten in gingen slobberen en baden; maar, dat te verwonderen is, sy wierden korts daar aan van haar hart-eeltige huyt harer poten, tot het gebeente toe berooft, en veele storven daar op van de selve: waar uyt de scherpigheyt van dese etter-stoffe en doordringentheyt van dit vergift genoegsaam blijkt; maar dit verschilt ten opzigt der soorten, langduurigheyt en andere toevallen van dese siekte, gelijk my in verscheyde gebleken is, die schoon in den hoogsten graad besmet, nogtans gaaf van beenderen waaren.
De Maleyers weten de sweren mede wel te onderscheyden, die sy Poeroe of Parang (welk anders schurft over het geheele lijf beteekend), dat is, in 't algemeen een zweer of ook wel geswel of lemte sonder etter, hoewel het zijn oorspronk van een sweer heeft, en in 't bysonder dat van Venus-ziekte, noemen, en verdeelen de selve in Paroe Api, dat is Vuur-sweer, also geheten, niet so seer wegens een brandend gevoel, maar om dat des selfs onderste vlakte rood ende vogt geel is: Poeroe Bessi of Hitam (dat is Yser- of Swart-sweer) heeft mede wel een geelagtig water, maar trekt wat na den swarten: Poeroe Kajap draagt sijn naam van de jeukte, en gelijkt eer een voortloopende hayrworm te wesen daar men de Koerap, mede moet onderrekenen, hoewel die so vergiftig niet is: Anders is Poeroe eygentlijk een wrat dragende sweer, daar de Limao Poerut, wegens haare knobbels, even als die van Melaatse, haar benaminge schijnt van gekregen te hebben, 't welk opbreekt en jeukt, welk laatste, en niet het eerste van de Koerap kan gesegt worden; daar sommige inlanders willen, datter wormtjes in gevonden worden, de welke gedood zijnde, den lijder gansch genesen souden doen zijn: nog hebben zy een soort die zy by uytstekentheyd Poeroetsjabac, dat is, groote schurft heten: maar eygentlijk geven zy de Spaanse pokken de naam van Poeroekootsje, dat is, van de stad Couchin, of misschien de Portugesen die vuyligheyt daar te lande overgebragt hebben.
| |
| |
| |
underneath, which indeed often happens, though not always. According to the report of the resident governor and surgeon of the Leper Hospital in Batavia something very strange happened there a little while ago. Ducks which were kept in the place where, secluded, lived the unfortunate sufferers - some of whom had ulcers on the legs so that, when the bandages were changed, the pus ran out on the ground - had bathed in the puddles formed in the holes where rain-water had mixed with the pus, and had also drank of this mixture; strange to say these birds shortly, after lost their hard callous skin on the legs, which skin came off to the very bone, so that many died. This shows convincingly how sharp and pungent this poison is. However, there are in this respect, always great differences in various patients, which depend both on the symptoms and on the duration of the disease, as I have frequently found, some patients, though infected in the most serious degree, still keeping their bones intact.
The Malays also very carefully distinguish the sores; they call them Poeroe or Parang (which also signifies scabies all over the body) which means in general, sore or swelling or wound without suppuration, though the original meaning is ulcer, especially ulcer in cases of syphilis. They divide the sores into Paroe Api or Fire sore, called thus, not so much on account of a feeling of burning it is supposed to give, as because the sore is red at the bottom and the fluid oozing out yellow; they also distingunish Poeroe Bessi or Hitam (the Iron or Black sore); this has a yellowish secretion too, but somewhat darker yellow; then Poeroe Kajap, so called after the itching; this is more like a progessive hairworm, like the Koerap, but less malignant. Then Poeroe is really the name of a sore with a wart on the top, whence the Limao Poerut seems to have derived its name, on account of its nodules, such as the sufferers of leprosy have; Limao Poerut bursts open and itches while Koerap itches without bursting open. Some natives say that in the nodules of Limao Poerut little worms are found, after the death of which the sufferers would be quite well again. They know another kind called Poeroetsjabac, the genuine scabies. Spanish pox they call Poeroekootsje which means coming from the town of Couchin, perhaps because the Portuguese brought that filthy disease to this country.
| |
| |
| |
De littekenen deser sweren zijn als die van verbrande plaatsen, daar de doordringende en verteerende kragt des vuurs een diepen indruk door het vel selfs in het vleesch, geeft, aldus werkt dat scherpknagend vergift, 't welk de vogtigheden ontsteekt, de weeke deelen verteert en selfs de beenderen aantast en ongevoelig doorknaagt.
Het wit van de oogen trekt na den geelen; het oogeront is traag in zijn beweginge, so dat de lome oogspieren, die een soberen invloet van geesten krijgen, een half verstijft gesigt verbeelden, het welk in dese menschen daarenboven swak en als met een vlies overtogen is; 't geen dien gelukkigen Felix Plater. prax. 1.3.m. 348 etc. observat. p.m. 665. voor een der voornaamste merktekenen van dese ziekte houd; daar hy anders Prax. 1.3.p.m. 346. c. 4. voor vast stelt, dat wanneer de knobbels haar over 't aangezigt en ledematen verspreyden, het voorhooft en wangen voornamentlijk besetten, en daardoor een vervaarlijk gezigt vertoonen, dat dan dese siekte eerst ontdekt word; daar hy nog by voegt, dat dese knobbels eerst de toppen der vingers, elleboog en knyen bysonderlijk aantasten, dat zy beweegbaar zyn, ongevoelig, van een roode en paarsagtige verwe, bysonderlijk in 't aangezigt, gelijk in de kanker; waarom dese siekte by sommige een algemeene kanker sou genaamt worden, daar dese teekenen dan zijn, wil hy, dat men het wel voor gewis mag houden, dat daar dese ziekte ook zy, en so daar die blyken niet by zijn, datter dan meer tekenen moeten t'zamen komen, eer men daar iets sekers van seggen kan: maar men moet hier weten, dat desen grooten Practizijn van de Arabise Lazarie spreekt, waarvan sommige der voornaamste, dog niet alle, toevallen met dese hierlantse over een komen; 't geene veele hier in misleyt, die meer op het geloof en agtinge der schrijvers, als op een ware bevindinge, starogen; want die knobbels besetten juyst altijt, en voornamentlijk de elleboog en knyen, niet, maar eer de vingers en tonen; zijn ook niet beweegbaar, gelijk de gemeene kliergeswellen en gansch ongevoelig, maar wel van een doof gevoel, insonderheyt aan de voeten en hiel.
Sommige van dese lijdelingen hebben roodtagtige (so sy bloetrijk zijn) en een weynig blinkende buyten-vliesen der oogen, als de katten; gladde en hardtagtige oogleden, die in eenige met wat puystjes gevult zijn.
Het hayr van de winkbrauwen valt veeltijds uyt; daar de afgeregte vry naukeurig op letten, en voor een van de sekerste merktekenen van dese quaal houden.
| |
| |
| |
The scars of these sores (Poeroe) look like those of burns in which the penetrating and consuming power of the fire has made a hollowing in the skin and the flesh; the same effect has this sharp corroding poison causing inflammation of the humours, consuming the tender parts and even affecting the bones, which it corrodes without the sufferer noticing it.
The white of the eyes gets yellowish, the apple of the eye is slow in its movements causing the muscles of eyes, which are but little influenced by the mind, to give to the face a fixed and stony look; besides, the visual powers of these people are weakened and the eyes are, as it were, covered with a film, which the fortunate Felix Plater. (prax. 1. 3. p.m. 348 et observat. p.m. 665) considers one of the chief symptoms of the disease, though he says elsewhere (Prax. 1. 3. p.m. 346. c. 4.) that the disease can only be identified when the nodules spread over the face and the limbs, especially over the forehead and the cheeks, the patient assuming a terrifying appearance. He adds that the nodules first appear especially on the finger-tips, the elbows and the knees, that they can be moved, are not painful and of a red and purple colour, especially in the face, as with cancer. Hence, some people call leprosy general cancer and, says the author, when the above-mentioned symptoms appear, it may be taken for certain that it is a case of cancer, but when some of these signs are lacking, one ought to wait till they appear, before speaking with certainty. It should be remembered, however, that this great surgeon here speaks of Arabic leprosy, some but not all of the principal symptoms of which agree with the disease in this country; many readers are misled by this when they pay more attention to the confidence and esteem the author enjoys than to their own actual experience. For these nodules do decidedly not always and principally arise on the elbows and knees, but rather on the fingers and toes; neither are they movable like ordinary glandulous swellings nor entirely painless, though there is diminished sensitiveness, especially in the feet and heels.
Some of these unfortunates, if they are plethoric, have a more or less red and shiny conjunctiva, like cats; their eye-lids are smooth and somewhat hard, occasionally covered with pustules.
The hair of the eye-brows has mostly come off, to which an experienced observer pays special attention, taking it for one of the surest signs of this disease.
| |
| |
| |
Maar 't geen hier iets bysonders is, het hoofthayr en de baart (dese egter wat meer als dat) wort seer selden door dese siekte verloren (het tegendeel houd seker braaf Schrijver staande, en noemt het iets seldsaams, wanneer een Melaatse (sprekende van die van Asia) met Hooft-hayr wel voorsien is; daar wy de ondervindinge tot een scheydsman in sullen nemen; want het sou hier belacchelijk zijn, sulks voor te geven; 't geen men in een man, deser landen onkundig, en ongetwijffelt qualijk onderrigt, ligt kan te goede in hem seer prijsen), ja qualijk vermindert, maar eerder vaster, sonder verwisselinge van verwe, 't welk verscheyde heeft doen dolen, (en seker hedendaags Schrijver van dit quaad, omtrent het uytvallen en verw- verwisselen van het Hooft-hayr, baart etc. sig vry heeft doen vergissen. Hoe wel dat in de Arabise Melaatsheyt, die met dese in alle deelen en toevallen niet moet geconfundeert worden meesten tijd gebeurt: gelijk onder andere F. Platerus, tom. 3. cap. 4. p.m. 381, uyt ware bevindinge aanwijst), die na het voorschrift der Autheuren, van dese Asiatise Melaatsheyd onkundig en niet na bevindinge, selfs een lijst van toevallen hebben ter neder gestelt: want de andere soorten van Melaatsheyd, gelijk mede de Venus-siekte, doen het hayr meest uyt het Hooft vallen; en als het daar uyt getrokken word, so datter een velletjen aan de wortel blijft hangen, nemen zy dat mede voor een teken van dese besmetheyt, menende, dat dit een verrottinge der voedende vogten aanwijst: so dat het een dubbele misslag is geweest, dat men weynig tijds voor mijn opsigt over dat ellendige huys, twee sterke Karels op twee verscheyde reysen derwaarts gesonden heeft, omdat sy door een drooge Hayr-worm (die egter met de Melaatsheyd wel kan verzelt gaan) gansch kaal van Hooft waaren; want het Hoofthayr-euvel, 't welk zijn naam van de kleer-motte draagt, vreet allenskens by gedeelten in en doet het selve niet te gelijk uytvallen, daar het dan zijn opmerkinge verdient, dat voornamentlijk de vrouwen, met geen geel Hayr geboren, van de Arabise besmetheyt geholpen zijnde, een geel Hooft-deksel meeren-deels krijgen.
Maar of dat al waar sy, 't geen Galenus zegt, dat de Oliphantssieke stoffe tot den voorteelt der luysen onbequaam sy, en dat andere dieren van die etter-stoffe (die het aartrijk selfs sou aan 't gisten helpen) so afkerig van zijn, dat de muysen en vliegen (die anders geen verrotten nog stinkende dingen schuwen) deselve niet willen naderen. 't Welk Laurens Joubert so verre trekt, dat hy het ontberen van luysen
| |
| |
| |
It may be specially observed here that the hair of the head and that of the beard rarely come off in this disease, the former more rarely still than the latter. A certain respectable writer maintains the reverse when speaking of Asiatic leprosy, saying that it is exceptional for a sufferer from leprosy to have a fair amount of hair. Here experience should be the judge, for here in this country it would be considered ridiculous to say such a thing. We can forgive a man for this who is ignorant about this country and is undoubtedly badly informed, at the same time praising what is good in his work. Not only that the hair of the head does not diminish, but it becomes more firmly implanted without changing its colour, concerning which many people have made erroneous statements; so also a present-day writer on this disease, who is entirely, mistaken on the point of the coming off and discoloration of the hair of head and beard. It is true that in Arabic leprosy, which must not be put entirely on a par with the leprosy in this country, the hair usually does come off, as a.o. F. Platerus has shown (tom. 3 cap. 4 p.m. 381), his statements being based on reliable observation. Several people, being ignorant of Asiatic leprosy, and going by the descriptions of writers and not by their own experience, have themselves made a list of symptoms; and, as in other forms of leprosy and in syphilis the hair of the head, as a rule, comes off, they think that in the Asiatic kind this is also a sign of infection; they also believe that, when a piece of skin remains attached to the root of a hair that has been pulled out, this is a sign of the infection of the nutritive fluids. Hence a double mistake was made when, shortly before I became inspector of the Leperhouse, two strong men were repeatedly sent up there because, owing to a dry hairworm (which may accompany leprosy) they had become completely bald, for this hairworm, which takes its name from the clothes-moth, eats away the hair bit by bit, not making the whole of it come off at once; it may be observed here that people, especially women, whose hair is not yellow by nature, after being cured of Arabic infection, usually get a yellow head of hair.
Whether it is true that, as Galenus says, the infectious matter of Elephantiasis prevents the breeding of lice and that other animals are so averse to this pus (which might even do harm to the soil itself) that mice and flies, which otherwise do not shun rotting or evil-smelling things, avoid it, I leave to be decided by the followers of Galenus, myself adhering to experience which has taught me the
| |
| |
| |
mede onder een van de tekenen der Melaatsheyt stelt. Dit laat ik Galeni opvolgers beslegten, my houdende aan de ervarentheyt, die ons hier het tegendeel leert.
Daar en boven sal men in dese Lazarie gemeenlijk zien, dat het Hayr op de meeste andere deelen des ligaams wat van verwe verwisselt, en eenigsints na den witten trekt (om dat de wortel van haar beste voetsel berooft zijnde haar aangeboren verwe verliest) daar het Hayr van 't Hooft en de baart in de Arabise Melaatsheyt gemeenlijk geelagtig en dunner word, bysonderlijk in die soort, die het Hooft boven andere deelen treft; daar in de Asiatise Lazarie, het Hooft-hayr zijn verwe behoud, en gemeenlijk dikker, digter en weelderiger wort, daar dat van de andere deelen des lichaams eerst over eynd staat, allenskens verdort, roschverwig word en veeltijds uytvalt, bysonderlijk op klieragtige plaatsen, so dat die geene, mijns dunkens, geen verkeert voorwerpsel souden hebben, dewelke de Lympha het voornaamste onderwerpsel van dit vergift stelden.
Het gebeurt egter wel dat het Hooft-hayr in sommige uytvalt en het bekkeneel met een vuyle swerende korst overdekt word, die door een nauw bepaald dieet ende gewoone Dure tot haar gesontheyt met hergroeyinge van het hayr herstelt zijn.
Maar in de dagen des Ouden Verbonts waaren daar sekerder tekenen, die den oppersten wetgever door Moses selfs aanwees, hier in voornamentlijk bestaande: 1. wanneer het Hayr in die plage was wit geworden: Levit. 13.3.10.2., so de geraakte plaats dieper als het onbesmette vel was: Ibid. 3.20.25.30.3., so de sweren in de huyt haar hadden uytgebreyt: Ibid. 10.14.15.4., bij aldien in het vel gesont vleesch was: 5. wanneer het Hayr van het hooft of baard geelagtig of dun was Vers. 30. dan wiert het voor een Melaatsheyt van die delen gehouden; alwaar dan verscheydentheyt van Coleur was, van levendig en ongesont vleesch, daar was dese siekte, en alwaar wederom eenderley verwe was, sonder datter een plaatse vry van waar, dat wiert voor gesontheyt gehouden.
De gewrigten, voornamentlijk der uyterste ledematen, worden van vuyle en diep inetende sweeren aangetast; daar de banden en pesen meest door verteert worden, en van een stinkende en scherpe etterstoffe vloeyen, so datter veeltijds geheele leetjens van vingers en tonen afvallen, die ik, in sommige door spalken en wintsels nog wel behouden hebbe, maar met een overblijvende
| |
| |
| |
opposite. Laurens Joubert goes so far as to consider the absence of lice as one of the symptoms of leprosy.
Further il will be seen that in cases of our leprosy the hair in most other places of the body generally changes its colour, turning more or less white, the root of the hair, when deprived of its best food, losing its congenital colouring; in Arabic leprosy the hair of head and beard usually becomes yellowish and thinner, especially in the form of leprosy that affects the head most; but in Asiatic leprosy the hair of the head retains its colour and generally gets thicker and more luxuriant whereas in other parts of the body it first stands up straight, gradually dries up, turns reddish and as a rule comes off, especially in places where there are glands; hence those who consider lymph to be the carrier of this poison are not wrong in my opinion.
It happens sometimes that the hair comes off and the scalp is covered by a dirty ulcerating scab; a careful diet and the usual treatment can restore the former health and the hair of the patient.
But in the days of Old Testament surer signs were known which the highest law-giver Moses himself indicated and the principal of which are: first, ‘when the hair in the plague is turned white’ (Levitic, 13. 3. 10) 2o ‘and the plague in sight be deeper than the skin of his flesh etc. (Ibid. 3.20. 25. 30) 3o ‘when the scab spreadeth in the ‘skin’ (Ibid. 10.14. 15.), 4o ‘when raw flesh appeareth in him’ 5o ‘when the hair of the head and the beard had become yellowish or thin ‘and there be in it a yellow thin hair’ (verse 30.); in these cases the disease was considered to be a leprosy in those parts; where there were differences in colour between the living and the unhealthy flesh there leprosy was present; if there was uniformity of colour on the other hand, and no places of a different colour, the skin was considered healthy.
The joints, especially the extremities of the limbs, are affected with foul deep sores, usually consuming ligaments and tendons and from which ill-smelling sharp pus flows out, as a rule whole phalanges dropping from fingers and toes. Sometimes I have succeeded in saving them by means of splints, but then shrivelling up attended by stiffness remained; but in such cases the disease is in an advanced stage.
| |
| |
| |
inkrimpinge en stijfheyt van die delen: dog dan is dese siekte reets veroudert.
So verhaalt seker geleert Modern Autheur als iets wonders uyt Franciscus Valleriola medic. lib. 6. enar. 5, dat die by Arles een Melaatse sou gesien hebben, die de uyterste deelen versworen en afgevallen waren, 't geen ons hier (Godt betere het!) niet dan te dikwils voorkomt; waarom de Burgemeesters en Raad dese loffelijke gewoonte hebben, dat haar, na het voorlesen van de plichten eenes Magistraats-Persoon, vooral word aanbevolen, dat de nieuw-verkorene Stee-voogden sorge zullen dragen voor het genesen der Melaatse, daar sy hare byzondere tijden toe stellen).
Veele die de Dy-zenuwen, banden en pesen verdrogen, verstijven en opkrimpen, so dat zy niet als op 't achterste van haar lichaam kruipende voort konnen en genoegsaam lam zijn, voornamentlijk in de knyen; schoon dat ik sulks wel in onbesmette aangemerkt hebbe: Van dit alles schrijven dese inlanders dien schadelijken en quaad-aardigen damp of wind de oorsake toe.
Een ingewortelde, en niet altijd een aanvangende (gelijk seker jong Schrijver wil) hierlandse Melaatsheyd word door een vermeerderde dovigheid des gevoels (die hier gedurig mede verselt) of wel ('t geen Schenkius mede staande houd) door een geheele berovinge desselfs ontdekt; so dat men met een naald vry diep in de huit en spieren ('t welk de meeste Autheuren voor een onfeilbaar kenteken van dese siekte houd) sie Francisc. du Pont, de sign. morb. 1. 4. c. 45. § 30. Dunaeus 1. 19, c. 7. etc. ofwel selfs in vry gevoelige deelen, gelijk in de hak-zenuwe, steekt; doch men moet hier altijd en in alle so vast niet opgaan; want my verscheide voorgekomen zijn, die uit of nevens andere qualen sodanigen dovigheid des gevoels in die deelen overhielden: Hier meent Helmont, libro de Lithias. c. 9. par. 18 etc. de gemeene stellinge, die het onderwerpsel van 't gevoel in de zenuwen soekt, mede omverre te stooten; dewijl in de Melaatsheid niet de beweginge, maar het gevoel, weggenomen of ten minsten vermindert word, 't welk in de beroertheid geheel anders toegaat, daar nochtans de Zenuwen, na haar gevoelen, de werktuigen van beide mosten zijn; waaruit hy dan besluit, dat de dovigheid en gevoelloosheid onderwerpelijk in het vleesch en zenuwen, maar werkelijk in seker venijn bestaat. Dese verminderinge des gevoels bespeurt men ook, so men heet water op de besmette leden giet, of den lijder voor een al te heet vuur set,
| |
| |
| |
A certain learned modern author relates, as if it were something remarkable, that Franciscus Valleriola (medic. lib. 6. enar. 5) is said to have seen, in the neighbourhood of Aries, a sufferer from leprosy the extremities of whose limbs were ulcerated and had fallen off which, God save the mark, we have seen often enough here. Therefore the burgomasters and town-council here have the laudable custom to impress it on the magistrates, after their duties have been read out to them, that the newly chosen guardians of the town shall promote the curing of leprosy, setting a special time apart for this.
In a great number of patients the sinews, ligaments and tendons of the thighs dry up, stiffen and shrivel up, so that they can only proceed on their seats by shuffling, and are pretty well lamed, especially in the knees. But I have seen the same in people who were not infected. The natives ascribe all this to obnoxious, malignant vapours or wind.
Advanced leprosy such as prevails here (not the beginning of leprosy, as a certain young author says) may be stated, when there is a certain numbness that usually accompanies it, or, complete insensitiveness, as has also been said by Schenkius; one can then prick fairly deep into the skin and muscles, even in the otherwise sensitive parts of the Achilles tendon, which most writers consider an infallible sign of this disease (Franc. du Pont de sign. morb. 1. 4. c. 45 § 30. Dunaeus I. 19. c. 7.). Yet one ought not to rely too much on this, for I have often come across cases when after, or simultaneously with, other diseases such numbness occurred. Helmont thinks (libro de Lithias. c. 9. § 18) that this authorises him to subvert the thesis which localizes feeling in the nerves, that in leprosy not movement but feeling is lamed or at least weakened, - in which it differs completely from apoplexy, - whereas, at least according to general opinion, the nerves ought to be the conductors of both movement and feeling. Thus he comes to the conclusion that numbness and insensitivenes do indeed utter themselves in flesh and nerves, but are in point of fact caused by a certain poison. This diminished sensitiveness appears when hot water is poured on the affected parts or the patient is put in front of a hot fire, of which he can only become aware by his eyesight as I have repeatedly found; this often went so far that, in consequence
| |
| |
| |
't welk hy qualijk anders, als door het gesicht gewaar word, gelijk my in verscheide gebleken is; selfs so dat de opperhuyt door een ongevoelde hitte, de binnenste deelen der ledematen met seer diepe, fistuleuse en stinkende ulceratien, die van een seer moeyelijke genesinge waren, ingevreten en sodanig verteert waren datter een weinig meer als vel over de beenen bleef.
Doch 't gaat hier niet altijd vast, 't geen Fernelius Pathol. l. 7. par. 4 meend, dat al het gene van de Melaatsheid geraakt en besmet word, allenskens uit teert en verdwijnt; want daar so wel vollijvige (schoon van dit quaad seer aangestoken) als uitgemergelde (hoewel wel 't meest) sterven. Echter siet men daar wel eenige, welker spieren aan handen en voeten alle verteert zijn, eer dat zy aan 't sweren geraken; hoedanige my meer als een zijn voorgekomen.
Zy spreken gemeenlijk wat door de neus, even gelijk de vuilpokkige daar dan een heessere stem by komt, omdat de long als dan daar mee van schijnt geraakt te zijn, gelijk Avicenna wel aanmerkt; doch 't geen ik waarschijnlijk oordeele, stelt hy voor vast; behalven dat men hier doorgaans, gelijk meermaals is aangeroert, in 't aanhalen van Autheuren en haar gevoelens, onderscheid dient te maken tusschen dese Asiatise en Arabise Melaatsheid, in alle deelen malkanderen niet gelijk, als wel dat de neusgaten veeltijds inwendig open gespalkt en met een paarse knobbelkorst omset zijn, die veeltijds een etterstoffe of ook wel swart bloed uit dauwt, daar dan de neus van binnen veelmalen eng en als verstopt is, en selfs het kraakbenige middelschot desselfs doorknaagt en verteert word, so dat de neus in sommige invalt, gelijk men in verscheide Venus-sieke siet.
Het is iets zeldzaams in dese hierlandse Melaatsheid, datter gevonden worden, dewelke op het tipjen van de neus of aan desselfs zijden een sweertjen hebben, 't welk van die quaadaardigheid wel geweest is, volgens de aanmerkinge van een ervarene, dat het niet alleen de neus, maar selfs de beenderen des aangesichts en voorhoofts tot aan de hersenen toe doorgevreten heeft, sonder dat zulks kon gestuit of de genesinge bereikt worden, daar dan een haastig en ellendig levenseinde op volgde. Daarvan heeft Plinius, lib. 26. cap. 1. dit mede aangetekend, dat het Oliphants-euvel gemeenlijk in 't aangesicht zijn aanvang neemt, en de neus als met een klein plakjen beset. Men heeft daar ook verscheide, welker neusen met zulke dikke, oneffenen en uitgesette, paarse knobbels afsteken, dat het gelijkt als of die met de
| |
| |
| |
of the lack of sensitiveness of the cuticle, deep, almost incurable, ill-smelling fistulous sores had penetrated into the limbs, which had been corroded and destroyed to such an extent that little more remained than skin over bone.
But we must not with Fernelius (Pathol. L. 7. § 4), consider it a law that all that is affected by leprosy gradually wears away and disappears, for there are both stout and emaciated patients dying of leprosy, though the latter kind is more common. There are also some among such patients the muscles of whose hands and feet have completely disappeared before ulcers appear; this I have seen more than once.
As a rule these sufferers speak somewhat through the nose like the syphilitici and with a hoarse voice; the lung seems to be affected in such cases, as Avicenna rightly observes; but he takes for certain what I consider to be probable. Besides, as has repeatedly been said, when quoting authors one should always make a difference between Asiatic and Arabic leprosy as these do not agree in all their symptoms, so, for instance, in this that the nostrils of patients here are mostly wider open and set with purple nodules usually exuding pus or sometimes black blood, the inside of the nose often being narrowed and as if clogged, and even the septum gnawed through and wasted away, so that in many cases, the nose falls in, in the same way as often happens in cases of syphilis.
It is rare in this country to find a sufferer of the leprosy prevalent here with, on the tip of his nose or on the sides of it a little ulcer, which, according to what a man of experience says, has in some cases been so malignant that not only the nose, but the bones of face and forehead, even right down to the brains were corroded; such patients died a miserable death, it being impossible to check or cure the disease. Pliny has said concerning this (Lib. 26. cap. 1) that elephantiasis usually starts in the face, affecting a small spot on the nose, though there are also patients whose noses are overspread with such thick knobby purple lumps that it looks as if it were covered with the peel of the Limano Poerut. These are cases of the most serious form of the disease.
| |
| |
| |
schil van de Limano Poerut overtogen waren. Doch in sulke gevallen moet men dese siekte in haar hoogste trap aanmerken.
Het gebeurt ook wel, datter achter de tonge aan 't verhemelte en in de keel knobbelachtige geswelletjes sijn, die somtijd uit den gelen, en wat paars-achtig, hervoortkomen, die dit mede veroorsaken en by Platerus Prax. l. 3. c. 4. p.m. 346. voor ontwijffelbaare tekenen deser siekte gehouden worden; hoewel dit in alle patiënten, die met dit inlands quaad bevangen zijn, geen plaats heeft, want als daar niet anders byquam, soumen hierin door verscheide slach van mondgeswellen kunnen misleid worden; door dien men daar sommige vind, in welke de kanker in de keel sulks te wege brengt; echter ontstaat het gemeenlijk uit die knobbelachtige geswelletjes in de keel, die als een medegaand toeval uit de maag door dampen voortkomen, en gelijk als een quaadaardige sprouw verwekken; hier sou een geoeffent Practisijn meer werk vinden, wanneer hy dit van dese inlandse sprouw wilde onderscheiden, die niet alleen de deelen des monds, maar ook den slokdarm en selfs de ingewanden en darmen beset, sijnde in veele van desselfs toevallen de Scorbut of Blaauschuit niet ongelijk; hier van dient men by ondervindinge na nauwer kennis te trachten, die wy, hier eigentlijk niet te pas komende, niet zullen uitbreiden. Hier kan een opmerkend Geneeskundige in 't voorby gaan in bedenken nemen, of het braken, daar men in dit gebrek so licht mede speelt, in dese quaal van sulk een voordeligen werkinge kan zijn, als sommige daar daarvan inbeelden? Daar men immers altijd op de gesteldheit en krachten des lijders dient te letten en so los daar mede niet te werk gaan.
Den adem stinkt, de ademhalinge is beswaart, ook so dat men door de verstoptheid van de neus en de besettinge der keele, menigmaal voor een verstikkinge beducht is.
De nagels van vingers en tonen worden harder en verschieten van haar natuurelijke verwe en in sommige van haar maaksel of gedaante, ja vallen wel geheel af; het welk de afgerechtste genees-verstandige van Asia al mede een inwendige quaadaardige damp toe schrijven, die het hert met grote kracht na de uiterste ledematen toesend. Maar het is in alle, ja in de meeste, niet waar (gelijk C. Celsus voorwend) dat, waar een waarachtige Oliphants-siekte is, de vingers en tonen met knobbels beset sijn. Noch ook niet 't geen seker Modern Schrijver, door een verkeerde onderrichtinge, van dese Asiatise Melaatsheid
| |
| |
| |
Occasionally there are also small knotty swellings on the palate behind the tongue and in the throat, which are sometimes more or less yellow and purple and also a consequence of leprosy. Platerus (Prax. L. 3. c. 4. p.m. 346) takes them to be an unmistakable sign of leprosy, though they are not formed in all the patients suffering from this endemic disease, and if there were no other symptoms one might mistake them for any other kind of swelling in the mouth, such swellings also occurring in cases of cancer in the throat. As a rule the affection consists in small nodular swellings in the throat which, being caused by vapours from the stomach, may be considered to be an attendent circumstance resembling a malignant form of sprue; an experienced practitioner might find a task to his liking here if he would try to distinguish between this affection and the sprue prevalent here, which not only affects parts of the mouth, but also the esophagus and even the intestines, and resembles scurvy or ‘Blaauschuit’. Endeavours should be made to get a better knowledge of this disease through experience, but we shall not say any more about this, as it has nothing to do with our subject; yet a thoughtful physician may ask himself, in passing, if the method of causing vomiting, so often applied to these patients, is really as much to be recommended as some people think, seeing that it is always necessary to pay attention to the constitution and the strength of the sufferer, which ought not to be thought lightly of.
In leprosy the breath stinks, breathing becomes difficult, so much so that the stopping up of the nose and the swelling in the throat cause fear of suffocation.
The nails of fingers and toes become more brittle, lose their natural colour and, in some cases, also their form or shape or even come off completely. The most experienced native doctors in Asia also ascribe this to internal malignant vapours forced by the heart to the extremities of the members. Yet Celsus is not right when he teaches that in cases of real elephantiasis the fingers and toes are covered with nodules; this does not happen in all cases, not even in the majority of cases. Nor is it true what a modern writer, evidently badly informed, says about the fingers and toes dripping with foul, ill-smelling, brown
| |
| |
| |
handelende, wil, dat de vingers en tonen van een vuile, stinkende en bruine etterstoffe juist tijferen, 't welk in sommige, en algemeenlijk in derselver gewrichten, wel gebeurt.
Het sweet en andere uitvaagselen stinken seer, daar dan noch iets bysonders by is, 't welk die gene, die veel met dese menschen omgaan, wel gewaar worden, die misschien door de reuk dese siekte konnen onderscheiden en aanwijsen, immers beelde ik my in, dat ik in die byna driejarige opsicht als Buiten-regent van dat ellendig volk hetselve met den eersten ingank ontwijffelijk heb konnen vernemen; daar men juist geen seker gevolg omtrent een in 't bysonder uit moet nemen.
Maar 't is beswaarlijk of ondoenlijk dese stank een bepaalde benaminge te geven of met andere te vergelijken; so dat ik met Schenkius moet seggen, dat het een stank op sich selfs is, die van de ervarene alleen onderkent word; de naaste omschrijvinge die ik de selve by gelijkenis sou konnen geven, sou zijn by een verrotte zurigheid met een verbrand Sal volatile vermengt.
De pols, anders sekerste aanwijster der sieken en der selver toevallen, verschaft ons in dese weinig sekerheid, immers voor so veel my tot noch toe bekent is, hoewel ik met een ernstig opset, na het voorbeelt der Chinesen, dat voorwerpsel lange doorsocht hebbe; want is zy traag en slap (daar Avicenna dese quaal wil by onderkennen) zy zal haast rasser en verhevener worden, als daar maar een koorts bykomt, die wederom sommige van deze lijdelingen met een bevende en lang aanklevende koude, andere met een doorgaande hitte, treft; behalven dat de Pols na ieders aart en gesteltheid en wel bysonderlijk na het onderscheid der toevallen, verscheiden is: echter moet ik bekennen, dat het van nadruk is, dat het bloed in dese besmette gemeenlijk dik is, daar Marcellus Donatus lib. 1, cap. 4 een merkwaardig exempel van opgeeft, welk Platerus, locis dictis (die omtrent de Melaatsheid door een langjarige ervarentheid een uitnemende kennis hadde) daar-en-tegen z'eenemaal verwerpt, te weten de preuven op het bloed, van de pols en pis genomen.
Want het is veel hacchelijker uit de pis van dese siekte iets sekers te beramen, schoon dat Lemnius de occult. nat. mirac. L. 2. c. 52. daar vry wat geloof aan wil toegeschreven hebben, namentlijk so men de assche van verbrant loot in de pis van een verdachte stroyt, en de selve tot op den bodem nedersinkt, datter alsdan geen besmettelijk-
| |
| |
| |
matter, though this does occur in some cases, especially when the joints are affected.
The sweat and other secretions have a very foul smell, in connection with which it may be noted, (what those who are much together with these patients know very well), that this disease betrays itself by the smell. I imagine I have, in my very nearly three years' supervision of these unfortunates, always immediately noticed their presence through the smell. But this should not be depended on in every special case.
It is difficult or impossible to give a definite name to this smell or to compare it with any other; with Schenkius I must say that it is a peculiar smell only recognised by the expert; the most likely comparison would be, in my opinion, that with the smell of a fermenting sour liquid mixed with that of sal volatile gone bad.
The pulse, otherwise the best guide for maladies and their complications, is of little use to us in this disease, at least as far as I have been able to ascertain, while I studied this subject carefully and of set purpose in imitation of the Chinese. The pulse is slow and weak (Avicenna even pretends he can recognise the disease by this), becoming quicker and stronger when fever comes on; in some cases this fever is attended with long fits of shivering, in others with a constant feeling of heat. The pulse differs according to the constitution and condition of the patient and, in particular, to the symptoms. Yet it may be emphatically stated here that the blood of these patients is mostly thick, of which Marcellus Donatus (Lib. 1. cap. 4) quotes a remarkable example. Platerus, who from long experience had special knowledge of leprosy, summarily dismisses as useless the examination of the blood by means of tests of the pulse and of the urine (locis dictis).
It is very risky to draw any definite conclusions from the urine of these patients, though Lemnius (de occult. nat. mirac. L. 2. c. 52) attaches much importance to this; he thinks that if ashes from burnt lead are strewn in the urine that is to be tested and these ashes sink to the bottom there is no infection of leprosy, but if the ashes float
| |
| |
| |
heid van dese siekte in sulk een lichaam is, maar indien dat lootstof op het bovenvlak van 't water drijvende blijft hangen, dat men dan sodanigen wel mach oordelen besmet te zijn, want dit betekent, segt hij, een dikkigheid der vochtigheden, nevens een verbrande en bedorvene swarte galle, door het geheele lichaam verspreit. Evenwel bevind men de pis gemeenlijk eerst geheel root, wegens de hitte van die quaadaardige damp, na de Asiatise taal, dan wel weder wit, wegens desselfs koude, om dat die twee strijdige hoedanigheden, selfs tot het uitterste toe, sondigen, en, so de Chineesen spreken, de aangeborene warmte en ingewortelde vocht (daar zy haare geheele geneeskunst op bouwen) ontsteken en besoedelen; in andere word de selve weder middelbaar van verwe en gesetheid bevonden; also onseker, meen ik, dat het met Paracelsi stellinge gaat, die ons wil diets maken dat de pis van dese lijders geen zee sout in sich laat smelten, en dat de uitvaagselen der darmen van de Melaatse vol greintjes sout zijn.
Het waar anders te wenschen, dat men de ware kentekenen van de quaal door die middelen op sulk een gemakkelijken wijse kon ontdekken, daar men nu in 't tegendeel, om seker te gaan, ('t welk altijd noch niet onfeilbaar geschiet) alle tekenen en toevallen moet ondersoeken, t'samen brengen en tegen malkanderen, als elk in 't bysonder, met goede opmerkinge overwegen, te weten, wanneer dese siekte tot die uitterste trap van overtuigende en allenthalven bekende tekenen noch niet gekomen is.
Onder de toevallen van een verouderde Melaatsheid is mede de Buikloop, waardoor ongemeen stinkende excrementen gelost worden, welker stank de gesonde selfs sou kunnen besmetten) die wel van sulk een groot belang niet is, te meer, omdat zy dikwils door veel Purgatien met voordacht verwekt word, dat men die scherpe en verbrande gal so ten eersten niet aan 't bedaren kan krijgen, maar boven al is de bloedgang sorgelijk, bysonder so daar etter-stoffe onder gemengt is, de welke dan in quantiteyt so toeneemt, datter in 't laast niet als etter gelost word, 't welk dan een seker teken van een haast nakende dood is; waar uit men sou mogen oordeelen, dat niet alleen het bloed en vleesch, maar selfs de ingewanden van dit groote quaad aangetast en verteert moeten worden. So vint men sommige (waar van hier droevige exempelen genoeg bekent zijn) daar dese bloedloop of van selfs of met opset ('t welk een groote misslag is) in opgestopt word; die daar so schrikkelijk en pijnelijk van opgeswollen zijn geworden, datter de dood in 't
| |
| |
| |
on the surface there is, for this proves, he says, a thickening of the fluids, together with fermentation and bad black bile spread through the whole body. But the fact is that the urine is usually quite red at first, according to the Asiatic opinion in consequence of the heat of the malignant vapour; though sometimes white, in consequence of the coldness of that vapour, because these two completely opposite qualities are both evildoers and, according to the Chinese, the natural heat of the body and the internal fluids are inflamed and infected by them; which doctrine forms the foundation of their therapeutics. In other cases the urine has the usual colour and thickness; equally unreliable, in my opinion, is the thesis of Paracelsus that the urine of sufferers from leprosy cannot solve sea-salt and that the excretions from their intestines are full of grains of salt.
It would certainly be a step forward if a good diagnosis of this disease could be secured in such a simple way by tests like these, seeing that, at present, all the signs and symptoms have to be examined, combined and carefully compared, to make sure (which is not even possible always), at least in cases when the disease does not show the convincing, generally known symptoms.
Among the attendant circumstances of an inveterate leprosy is a diarrhoea with excrements of such a loathsome smell that a healthy person might be infected by it. In itself such a diarrhoea is not of great importance, especially as it has frequently been purposely caused by all sorts of purgatives administered, thus more quickly to get rid of the sharp fermenting bile; it becomes more alarming, however, when there is blood in the excrements and is even more precarious when there is also pus in them, the quantity of which may increase so much that, at last, only pus is excreted, which is a sure sign of approaching death. In such cases it may be taken for certain that not only the blood and the muscular tissues, but even the intestines are affected and are being consumed by this terrible evil. Several sad examples of cases are known here in which this blood diarrhoea either stopped or, (and this is a serious mistake) was stopped, the patients getting a terribly painful swelling and dying very soon after;
| |
| |
| |
korte na volgde; daar het veel beter waare geweest, dat men de natuur dat werk had overgelaten, als aan sodanige sulk een ellendig einde met groote quellingen en benautheden te verhaasten, hoewel zy dies niet tegenstaande wel langsamer, maar echter al quijnende, de sekere dood naderen, die haar dan eerst overquam, wanneer sy by na geen bloed meer in 't lijf hadden; geen wonder, daar de aderen in haar binnenrokken en mondjes door de quaadaardige scherpigheid des bloeds selfs aangetast, ingeknaacht en doorvreten waren.
So dat het niet genoeg is, dat men de proef van Franciscus Vallesius toestemt, die wil dat het in alle huit-qualen, die onder de naam van Melaatsheid doorgaan, min swaar en gevaarlijk zy, dat de verwe van de huit, en niet tegelijk van het hayr, verandert word; swaarder echter, wanneer die van beide verschiet, maar dan het swaarste, wanneer de huidt doorstoken zijnde geen bloed lost, en gevreven zijnde niet rood word, 't welk in dese soort van Melaatsheid alles so seker niet gaat, maar daar is wat meer aan vast, gelijk hier is aangewezen.
| |
| |
| |
it would have been much better to let nature do its work than to bring such a hasty and terrible end, with great torture and suffocation, on these poor patients, though they would have died anyway, but then more slowly in a gradual decline. Then they would have died with hardly any blood left in their bodies, and no wonder, as the tissue and the pores of the bloodvessels are affected, worn away and corroded by the malignant sharpness of the blood itself.
From this it is evident that it does not suffice to adhere to the ideas of Franciscus Vallesius, who thinks that in all skin-diseases which pass for leprosy, it is not so serious and dangerous when the colour of the skin changes, but not that of the hair; that it becomes more serious when both skin and hair change their colour, but that, in the most serious form of the disease, the skin, when perforated, does not bleed and when rubbed, does not become red. All this does not hold good for the leprosy that prevails here; there is a good deal more to this, as has been shown here.
|
|