| |
| |
| |
Boudewijn Büch
De waeraghtige bibliophiel
III
Enkele jeugdherinneringen
Ik heb het geluk gehad dat iemand mij leerde hoe ik boeken moest verzamelen. Het was mijn vader. Een begenadigd bibliofiel wiens verzameling door drankzucht, echtscheidingen en een zeldzaam depressief leven bijna in zijn geheel teloorging. Over mijn vader heb ik direct en soms minder direct (literatuur!) vaak elders bericht. Ik koester bijna tien jaar na de zelfgekozen dood van mijn vader nog enkele boekdelen die hem toebehoord hebben; zijn ex-libris staat er in geplakt.
Het boek dat ik mis, is het eerste boek dat mijn vader mij gaf uit zijn eigen collectie. Het was een soort jeugdboek, gestoken in geel linnen band. Hij schonk het mij in het Bronovo-ziekenhuis te 's-Gravenhage alwaar ik aan het einde der jaren vijftig lag te sterven. Het klinkt pathetisch en vooral ook literair doch het is de biografische en controleerbare waarheid: men vreesde voor mijn leven in de nadagen van de Koude Oorlog.
Dat mijn vader een boek uit zijn eigen boekenkast aan mij schonk, was iets zeldzaams. Maar ik ging dan ook bijna dood. Dat gebeurde niet vaak. Er was eerder voor mijn leven gevreesd omstreeks de Koreaanse oorlog en later zou er (voorlopig voor het laatst) gevreesd worden in de vroege jaren zeventig. Toen kreeg ik kanker in de keel. Daarvan draag ik een lelijk spoor aan de linker kaakpartij. Kortom: ik weet heus wel wat het leven betekent en hetgeen de dood inhoudt. Verder heb ik ook drugs gebruikt - maar dat doet er nu niet toe.
Het boek dat mijn vader mij kwam aanbieden terwijl ik aan een maagdrainage lag, in het bezit van een lamme linkerarm
| |
| |
(deze werd in het gebruik hersteld na een operatie, een nylon pees, een jaar fysiotherapie enzovoorts) en zojuist enige weken coma achter de rug had, heette De bende van Zorro. Dat weet ik dus zeker. Van de inhoud heb ik inmiddels geen idee meer, van de schrijver evenmin. Feilloos herinner ik mij echter het gele linnen en de rode letters op het omslag.
Nog intenser herinner ik mij mijn vader aan mijn ziekbed. Onlangs schreef een meneer mij aan: ‘Jij was een page, je vader een macho, mooi, donker, duister.’ Ik was in opleiding voor homo- of pedofiel (dat was toen nog niet uit te maken) en mijn vader was inderdaad een machistische, onnederlandse man. Hij was ook geen Nederlander. Hij was een bij toeval in Nederland terecht gekomen meneer - nou ja, toeval... - die een volstrekt seksuele hartstocht voor het boek had. De meneer die mij onlangs aanschreef - naar aanleiding van mijn bijdrage met jeugdherinneringen in De Tijd (9 maart 1984) - is ooit een plaatsgenoot van mij geweest in ons gemeenschappelijke jeugddorp Wassenaar. Hij stuurde mij een boek op dat hij ooit gekocht had bij het Brokkenhuis, Berkheystraat, Wassenaar. Alleen al om deze zending zal ik deze meneer eeuwig dankbaar zijn. In het Brokkenhuis heb ik immers mijn eerste eigen, zelf-verworven boeken gekocht. Het Brokkenhuis was eigendom van de heer Wildenberg. Later zou hij verhuizen met heel zijn nering naar de Papelaan; hij was inderdaad vreselijk katholiek. Aan de Papelaan, tegen de grens van Voorschoten aan, dreef Wildenberg zijn uitdragershuis verder.
Mijn verhaal zal wel niet helemaal meer met de waarheid in overeenstemming zijn, doch ik herinner mij het volgende alsof het waar is. Meneer Wildenberg werkte ook nog - zijn zoons dreven oorspronkelijk de handel overdag - bij een papier- of vleesfabriek in de Residentie. Hij kwam daar met zijn handen ongelukkig terecht onder een papier- of vleessnijder. Niemand had toen gehoord van microchirurgie. Meneer Wildenberg moest zijn handen missen en werd in het karige bezit gesteld van ijzeren haken. Daarmee kon hij na verloop van tijd aardig uit de handen: hij bereed zelfs een Dafje met behulp van zijn
| |
| |
gruwelijk chroom-vanadium klauwen. De volksmond beweerde zelfs dat hij allerlei hulpstukken bezat: lepels die aanschroefbaar waren voor de soep, mes en vork voor aardappelen met sudderlap, etcetera. Ik kon het wel vinden met IJzeren Willy zoals hij werd genoemd. Ik groette hem altijd in de kerk. Iedere ochtend was hij te 7.00 uur aanwezig voor het Mariaaltaar van de St. Willebrordus-parochie. Men zei - maar wie was ‘men’? - dat hij daar om nieuwe, echte handen zat te bidden. Geen schijn van kans - maar ja, het geloof wilde in de jaren vijftig ook wat!
| |
De liefde voor naslagwerken
Bij IJzeren Willy heb ik - mijn vader was verdwenen, De bende van Zorro had ik drie keer gelezen - mijn boekenliefde kunnen voortzetten. Ik kocht bij hem mijn eerste encyclopedie: Brockhaus' Konversations-Lexikon (1898, de ‘revidierte Jubiläums-Ausgabe’) voor vijfentwintig gulden. Willy hielp mij de zeventien delen inpakken in een bananendoos en ik voerde mijn kennisschat naar huis. Terwijl ik door de duizenden bladzijden bladerde, werd er gebeld. IJzeren Willy was met zijn gemaks-Dafje naar mijn moeder gereden. Hij informeerde: ‘Mevrouw, ik heb u zoon zojuist een encyclopedie verkocht voor vijfentwintig gulden. Ik wilde even weten: was dat geld écht van hem?’ Mijn moeder - trots en zeker: ‘Daar ben ik van overtuigd, meneer Wildenberg. Boeken - dat is zijn leven. Hij wast er iedere zaterdag auto's voor. Mijn jongen is gek van boeken. Dag meneer Wildenberg.’
Sedert IJzeren Willy (hij ging dood na een niet gehonoreerde aanzoek aan een in echtscheiding liggende vrouw van een pedicure) ben ik verzot gebleven op naslagwerken. Ik durf mij, schaamteloos, de grootste kenner van naslagwerken in Holland te noemen. Talloze beroemde, televisiegenieke, krantvriendelijke en naslagonbekende Nederlanders bellen mij op met die vraag: ‘Kun jij iets vinden over (...)’ Ik vind het bijkans altijd. Noem mij een Franse, derderangs dichter, een chemicus uit het middeleeuwse Perzië, een potentaat uit de
| |
| |
achttiende-eeuwse Stille Zuidzee... Ik zal hem niet kennen maar weet hem uiteindelijk te vinden.
Naslagwerken (ik werp mij niet in de discussie nasla- of naslag-) koop ik het liefste per gros. Zodoende ben ik de afgelopen twee decennia in het bezit geraakt van een vreemdsoortige collectie reference-books.
Een van de aardigste categorieën naslagwerken, is ‘boeken over bibliofilie of het boekverzamelen’. Sedert Kees Fens en Gerrit Komrij (nrc) onlangs plotseling Holbrook Jackson opvoerden, Harry Mulisch Het Boek (Amsterdam 1984) publiceerde en ik zelf een paar jaar geleden een bijna uur durende film over bibliofilie mocht maken voor de nos (Het Verschijnsel B.) lijkt het wel of boekenliefde een erkende en niet meer miskende kwaal is. Een ziekte blijft het, uiteraard.
Fens schreef in De Volkskrant, maart 1984, trouwhartig dat hij in een modern antiquariaat The book about books, the anatomy of bibliomania van Holbrook Jackson had gekocht en gelezen. Dit boek verscheen in 1950 in een kleine oplage en werd toen nauwelijks opgemerkt. In 1981 werd het door Avenel Books (New York) herdrukt. In dat jaar probeerde ik, tevergeefs, een bespreking aan enkele dag- en weekbladen te slijten. Geen redacteur had belangstelling. Bibliomanie en bibliofilie vond men een paar jaar geleden nog maar een enge ziekte. Typisch overigens voor Nederland is het dat Fens dan pas aandacht aan het boek besteedt nadat het in de ramsj geraakte. Jacksons boek is buitengewoon vermakelijk maar weinig praktisch. Enerzijds is het verouderd en anderzijds is het door zijn toon - een pastiche van Robert Burton The anatomy of melancholy - soms wat oubollig. De rijke schat aan voetnoten en de daarin vermelde bronnen en vindplaatsen is zo onduidelijk dat het boek nauwelijks enige gebruikswaarde kan hebben.
In zijn ‘Een en Ander’-column van 21 maart vermeldde Gerrit Komrij niet alleen Holbrook Jackson maar ook William Blades (1824-1890). Deze Londense drukker heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt door het schrijven van de biografie en typografie van William Caxton, de drukker van het eerste En- | |
| |
gelse boek, die verscheen tussen 1861 en 1863 in twee delen en in 1877 in één kloeke band. Minder bekend van Blades is zijn The enemies of books. Dit boek was eerder in afleveringen verschenen in het Printer's Register. Blades verzamelde de artikelen in een bij uitstek bibliofiel boek - het waarschuwt tegen stof, barbaren, vocht, grove behandeling van boekdelen etcetera - dat in 1880 te Londen verscheen. Een schitterend uitgevoerd boekdeel dat zeer gezocht is. Een zelden vermeld feit is dat van dit boek een jaar eerder in Parijs een onvolledige Franse vertaling verscheen.
Onlangs kocht ik voor een belachelijk lage prijs een bibliofiele editie van slechts de Conclusion uit Blades' boek. Deze conclusie is nauwelijks één bladzijde lang. Waarschijnlijk daarom voegde Thomas N. Fairbanks er een Introduction aan toe. Het boekje kon daardoor ruim gezet 12 bladzijden dik worden, en kreeg de titel An Introduction to a Conclusion. Fairbanks, de Amerikaanse enveloppenmagnaat, bood het in 1930 als kerstgeschenk aan. Het is een meesterstuk van Amerikaanse boekverzorging al was het alleen maar door het gebruikte Alverstoke handmade paper.
Veel boeken over bibliofilie of -manie hebben (zoals dat ook voor een groot gedeelte geldt voor Jacksons boek) eerder een curieuze dan gebruikswaarde. In mijn te verschijnen boek Bibliotheken (mei, Arbeiderspers) staat een openingshoofdstuk dat zich bezighoudt met boekenliefde, boekenhaat en publikaties daarover. Een aantal boeken heb ik daar niet genoemd omdat ze mij niet van pas kwamen, omdat ieder boek een beperkte dikte heeft of omdat ik ze wilde bewaren voor dit artikel. Ik wil het een en ander zeggen over deze boeken omdat ze zo eigenaardig of bruikbaar zijn. Waarmee ik geenszins de bibliografie van de bibliofilie geef doch slechts een gelegenheidskijkje.
| |
Handige boeken voor bibliofielen
Otto Mühlbrecht Die Bücherliebhaberei in ihrer Entwickelung bis zum Ende des xix. Jahrhunderts, Berlin 1896.
| |
| |
Dit belangrijke en mooi geïllustreerde boek, geschreven door de grote kenner van de geschiedenis van de Nederlandse boekhandel, werd in 1898 ‘verbessert und vermehrt’ te Bielefeld/Leipzig heruitgegeven. De eerste druk van dit boek werd, in vellen, toegezonden aan R. van der Meulen. Deze maakte er een Nederlandse bewerking van. Het boek valt op door een houten, in ieder geval houtachtige omslag. Deze editie is vooral aardig voor diegenen die inzicht willen krijgen in veilingprijzen van het negentiende-eeuwse, kopende Nederland:
| |
R. van der Meulen Over de liefhebberij voor boeken voornamelijk met het oog op het boek vóór onze dagen, Leiden 1896.
Octave Uzanne Caprices d'un bibliophile, Paris 1878.
Een typisch Frans, ‘decadent’ werkje. De gebruikswaarde is gering, de theorievorming des te opvallender. Ik bezit een exemplaar met geborduurde omslag, veel goudstiksel.
Engeland is altijd rijk geweest aan verzamelaarsboeken:
| |
A.M. Broadley Chats on autographs, Londen 1910.
Historisch beschouwd een werk dat zich met plezier laat lezen. Waar zijn de tijden dat je nog voor één pond een boek met opdracht van Keats (bijvoorbeeld) kon kopen! Een belangwekkend boek voor een lezer die inzicht wil krijgen in de handschriften en boeken-met-handschriften markt omstreeks de laatste eeuwwisseling. Minstens even lezenswaardig is:
| |
Sir James Yoxall, M.P. More about collecting, London 1913.
Yoxall is een gek. Hij schrijft over het verzamelen van alles en weet, inderdaad, overal een beetje van af. Hij geeft in zijn boek de vreemdste adviezen in een allerchaotische volgorde. Leesplezier! Hoofdstukken als ‘General hints and warnings’, ‘Old English and Irish glass-ware’ en ‘Books, prints and autographs’. Yoxall vermeldt in dit boek zijn aankopen en mislukte veroveringstochten. Zijn abc of collecting bezit ik helaas nog steeds niet.
Drie boekjes mogen zeker niet in de handbibliotheek van een boekverzamelaar ontbreken. Alle drie zijn zij aangenaam-excentriek.
| |
P.H. Muir Book-collecting as a hobby in a series of letters to everyman, London/Chesham (?)
| |
| |
Een handig, ironisch boek. Opgedragen aan Mark Cohen schrijft Muir ‘and so this typically English book, suggested by a Jew, written by a Scott, and published by an Irishman, goes forth.’
| |
Seymour De Ricci English collectors of books & manuscripts and their marks of ownership, Cambridge 1930.
Van dit boek verscheen een ongewijzigde herdruk in Bloomington (usa), 1960. Nog steeds een onvervangbare studie ten behoeve van verzamelaars van negentiende-eeuwse, Engelse boeken. Maar ook voor de eeuwen daarvoor belangwekkend. Als geschiedenis van verzamelaarsgeschiedenis een betrekkelijk unicum.
| |
John Carter ABC for book collectors, London 1952.
Dit boek is een must voor iedere verzamelaar van het Engelstalige boek. Het is een encyclopedie met boek(-historische) termen en begrippen. De opmaak van het boek is origineel te noemen. Aanbevolen wordt de zesde druk, met aanvullingen en verbeteringen van Nicolas Barker, London etc. 1980. De andere boeken van Carter (bijvoorbeeld: Book and book collectors, Taste and technique in book-collecting enzovoorts) zijn alle zeer de moeite waard.
Nederland heeft geen grote traditie in boeken over boekverzamelen. Een aangename, maar soms wat oppervlakkige uitzondering was J. Tersteeg. Deze uitgever, schrijver (ook onder pseudoniem van J. Eilkema de Roo) geboren in 1873 (gestorven?) die zich ook als kunsthandelaar manifesteerde, schreef twee boekjes die ik een warm hart toedraag:
| |
J. Tersteeg Mensen en boeken, herinneringen van een lezer, Leiden 1947;
en
J. Tersteeg Mensen en boeken, herinneringen van een lezer (tweede verzamling), Leiden 1950.
Een boek dat onder redactie van Jacques den Haan verscheen:
| |
Jacques den Haan (red.) Verzamelen is ook een kunst, onsterfelijkheid in oude boeken, Amsterdam 1971.
| |
| |
is een onevenwichtig boek. Een paar hoofdstukken, door antiquaren geschreven, zijn informatief wat betreft de situatie van de Nederlandse handel.
| |
Hendrik de Haas De boekbinder of volledige beschrijving van al het gene wat tot deze konst betrekking heeft, Dordrecht 1806.
Van dit boek verscheen bij hes Uitgevers te Utrecht in 1984 een splendiede reprint met een inleiding van W.G.J. Callenbach en een verhandeling over boek en auteur door Jan Storm van Leeuwen. Volgens de bezorgers is het het eerste Nederlandse boek over de boekbindkunst. Het leest uitermate prettig en wat verrukkelijker is: het doet de lezer de bindtechnieken van zenventiende en achttiende eeuwse boeken een stuk beter begrijpen. Als handboek voor kopers van drukken uit genoemde eeuwen is het onvervangbaar.
Tot slot een naslagwerk waar ik reeds jaren plezier van heb:
| |
Colin Clair A chronology of printing, London 1969.
Een naslagwerk met optimale gebruikswaarde. Het bevat nauwelijks fouten en verschaft snelle en nauwkeurige informatie. Voor een internationaal georiënteerd boek is er opvallend veel aandacht voor de Nederlandse drukgeschiedenis.
| |
Drie slotopmerkingen
Wij doen het te weinig in Nederland: over boekenliefde en boeken-verzamelen schrijven. Toch zijn wij, zoals iedereen weet, een land van grote drukkers, grote typografen en grote schrijvers. Ter gelegenheid van de honderdvijfentwintigste uitgave van de Stichting De Roos schreef Chr. Leeflang:
| |
Honderdvijfentwintig rozen, een vleugje geschiedenis, wat belevenissen en overpeinzingen door Chr. Leeflang, (z.p.) 1983.
Een boekje dat mooi is uitgevoerd en met een prettige pen werd geschreven door de éminence grise van de Nederlandse boekenvriendschap. De opmerking in het colofon ‘Behalve de 175 genummerde exemplaren voor de “leden” (van De Stichting De Roos) werd een aantal (curs. B.B.) gedrukt door de schrijver, de medewerkers, zowel op typografisch als grafisch gebied en voor informatie en tentoonstellingsdoeleinden’
| |
| |
klinkt hoopvol voor personen die dit prachtige boekje nog niet bezitten maar zij is natuurlijk wel een beetje onbibliofiel; concontroleerbaar immers blijft nu het werkelijk gedrukte aantal exemplaren van Leeflangs herinneringen.
Leeflang werd voorafgegaan door de, onverwacht vaak, in de pers geprezen bibliografie van Ger Kleis' pers:
| |
Ronald Breugelmans 107 maal Sub Signo Libelli, Utrecht 1983.
Een uitputtende bibliografie die op panisch-oplettende wijze verzorgd werd door de Leidse bibliothecaris Breugelmans. Ik heb hem slechts op één omissie in de titelopgave kunnen betrappen hetgeen een fantastische prestatie is van Breugelmans omdat Kleis bij uitstek een drukker is van kleine oplagen, geheimzinnige efemeren en exotica. Dat Kleis ondertussen de beste drukker van na de oorlog is geworden, staat voor mij na de publikatie van deze door Reflex uitgegeven bibliografie voorgoed vast.
Ten einde gekomen nog enige varia over antiquariaat Schuhmacher. Antiquaar Schuhmacher timmert gaarne aan de weg. Hij haalt met grote regelmaat de landelijke pers - en dat is een verdienste. Meer en meer gaat mij de aanmatiging van deze antiquaar ergeren. Ik ontving zijn catalogus 210: Boutens en Leopold. Ik zeg niet dat deze Amsterdamse antiquaar voor mij een geleerde hoeft te zijn maar dan moet hij het ook niet spelen. Zijn verlangen om gehouden te worden voor een goed bibliograaf, kan ik onmogelijk honoreren. Hij laat een zee van haakjes, onzinnige opmerkingen en overbodige parerga und paralipomena afdrukken. Toegegeven: Schuhmacher biedt altijd onvoorstelbaar mooie en zeldzame dingen aan, hij verricht slecht bibliografisch werk (maar anderen doen helemaal niets; óók weer toegegeven) en hij maakt zich belachelijk met de vraagprijs van nummer 75 (Boutens Neania): ƒ 10.000,-. Indien een antiquaar iets niet wil verkopen dan moet hij het niet aanbieden. Met deze tienduizend gulden ridiculiseert Schuhmacher de boekenliefde zoals hij overigens ook al de taalkunde en grammatica belachelijk maakt op bladzijde 17 van zijn catalogus 210. Het is niet ‘Uit Boutens zijn bibliotheek’ maar
| |
| |
‘Uit Boutens' bibliotheek’. We hebben toch niet voor niets op de lagere school gezeten? Weliswaar leerden ze ons daar geen boeken verzamelen maar wél de taal.
|
|