Optima. Jaargang 2
(1984)– [tijdschrift] Optima– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |||||||||||
Ernst Braches
| |||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||
de lezers heeft daarbij opgemerkt dat de geschiedenis met Ulrike in Wiesbaden plaatsvond en niet in Marienbad. Knorrig schrijft Thomas Mann aan zijn jonge vriend Hans von Hülsen: ‘Ich hatte das durcheinander gedacht, weil ich es als Novellist unbedenklich durcheinander gedacht haben würde.’ In 1915 benadrukt Thomas Mann tot tweemaal toe de verhouding tussen Goethe in Marienbad en Der Tod in Venedig. Op 6 september noemt hij de Goethe-geschiedenis in een brief aan Elisabeth Zimmer boos, schoon, grotesk en schokkend. Misschien vertelt hij die nog wel eens, 00k al is Der Tod in Venedig er al uit ontstaan. En twee weken later, 10 september 1915, aan Paul Amman: ‘Wat me voor de geest stond was het probleem van de “Kunstenaarswaardigheid”, iets als de tragedie van het Meesterschap; de novelle is ontstaan uit het oorspronkelijke plan om Goethe's laatste liefde te vertellen: de hartstocht van de zeventigjarige voor dat kleine meisje in Marienbad nietwaar, dat hij hoe dan 00k trouwen wilde - een gruwelijke, groteske, schokkende geschiedenis die ik niettegenstaande de “T.I.V.” misschien nog wel eens vertel.’ Medio 1920, op 4 juli 1920, blijkt Thomas Mann in een lange brief over homofilie aan Carl Maria Weber nog steeds van plan te zijn het verhaal te schrijven: ‘Maar ernstiger gesproken: hartstocht als verbijstering en ontwaardiging was eigenlijk het onderwerp van mijn fabel - wat ik oorspronkelijk wilde vertellen was volstrekt niets homo-erotisch, het was die - grotesk gebeurde - geschiedenis van de bejaarde Goethe met dat kleine meisje in Marienbad, dat hij met de toestemming van een doorzettende koppelaarster van een moeder en tegen de ontsteltenis van de eigen familie in hoe dan 00k trouwen wilde, wat de kleine per se niet wilde... die geschiedenis met alle daaraan verbonden gruwwekkend-komische, hoogstblamabele, tot eerbiedig lachen opwekkende situaties, deze pijnlijke, roerende en grote geschiedenis, die ik op een dag misschien nog eens vertel.’ Wanneer in 1945 de bejaarde Thomas Mann een jong meisje ontmoet dat zich aan hem hecht, schrijft hij Kuno Fiedler | |||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||
hierover met een verwijzing naar Goethe's belevenis, en ook op 10 maart 1947 heeft hij de geschiedenis niet vergeten blijkens een brief aan Hans Eichner, terwijl hij bericht dat hij het destijds niet aandorst Goethe met het perspectief van diens werk over het voetlicht van zijn kleine epische schouwtoneel te brengen. Nog op 14 maart 1951 memoreert hij de geschiedenis tegenover Eberhard Hilscher.
We moeten Thomas Mann op zijn woord geloven. Maar het zou begrijpelijk zijn wanneer hij zijn geschiedenis over de liefde van een oudere man voor een veertienjarige jongen zou hebben willen neutraliseren door die te verbinden met de tragische belevenis van de grote Goethe. Maar het is waarschijnlijker dat de Goetheverwijzing moet worden ingepast in een breder kader. Thomas Mann kiest voor een Goethe-georiënteerde intellectuele klassiciteit tegenover de emotionele zinnelijkheid van een Wagner. Parallel aan het Ulrike-verhaal benadrukt hij na het verschijnen van Der Tod in Venedig herhaaldelijk dat hij Goethe's Wahlverwandtschaften meerdere malen gelezen heeft terwijl hij zijn novelle schreef. Zo verweeft hij Goethe met Der Tod in Venedig. Ook de plaats waar het belangrijkste toneel van zijn verhaal is ingericht, het Lido van Venetië, is Goethe-achtergrond. Hieraan zal Mann in 1921-1925, in zijn opstellen over Goethe und Tolstoi, zijn lezers herinneren: ‘Het gebeurde in Venetië, 1790, gelijktijdig met de zinnelijke avonturen waarvan de Epigrammen getuigen, dat Goethe, aan het Lido, bij het zien van een gebarsten schaapsschedel, dat morfologische inzicht in het ontstaan van alle schedelbeenderen uit de wervel verwierf, die zo'n belangrijk licht op de metamorfose van het dierlijke lichaam betekende.’ Thomas Mann kende zijn Goethe ook in 1911, het ontstaansjaar van Der Tod in Venedig al bijzonder goed.
Als Thomas Mann die gedenkwaardige zomer van 1911 met zijn vrouw Katia naar Venetië reist via dezelfde omweg die de | |||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||
vijftiger Von Aschenbach zou gaan om daar, juist als Thomas Mann, gebiologeerd te raken door een veertienjarige knaap van goddellijke schoonheid, dan moet hij gereisd hebben met het verhaal van Goethe in zijn gedachten. Goethe, wiens Venetiaanse epigrammen de wereld nog niet zo lang geleden hadden geschokt door hun uitgesproken erotische en ook homofiele aard, heeft immers niet alleen hetzelfde strand betreden waarop Thomas Manns badstoel dagelijks werd opgesteld. Goethe was zelfs letterlijk aanwezig in het potloodmanuscript van Thomas Manns Auseinandersetzung mit Wagner, dat geschreven is op het briefpapier van het statige Lidohotel. Het is in 1911 honderd jaar geleden dat het Theater in Bayreuth werd ingewijd. Het artikel behelst de keuze die Thomas Mann deed tussen de Goethe, de klassieke auteur, en de door de hellenist Nietzsche als afgod ontmaskerde Richard Wagner. Het opstel zal in het Weense Der Merker en in het Münchense Neue Zeitschrift für Musik verschijnen.Ga naar eindnoot6 Het verblijf in Venetië duurt nog geen drie weken. Op 14 juni 1911 kunnen de gelukkige ouders hun kleine Erica, Klaus en Golo weer begroeten in Landhaus Thomas Mann, de zomerwoning die het echtpaar in 1908 heeft kunnen laten bouwen in Bad Tölz. Thomas Mann verblijft hier tot in oktober. Het werk aan Der Tod in Venedig vangt aan.
Niet alleen het uiterlijke verhaal van Goethe in Marienbad, maar vooral een innerlijk grondpatroon maakte het mogelijk om het verhaal te transponeren naar de toonaard van Der Tod in Venedig. Thomas Mann moet de ‘fabel’, de uiterlijke geschiedenis, al jaren hebben gekend, voordat hij door iets of iemand geattendeerd werd op het thema dat hem zo op het lijf was geschreven: de Nietzscheaanse problematiek van het kunstenaarschap. Wat of wie kan dat zijn geweest? Het verhaal over Goethe en Ulrike von Levetzow komt voor in Philipp Witkops Die Neuere Deutsche Dichtung, waarvan het eerste deel Thomas Mann in de herfst van 1910 werd toegezonden door de jonge privaatdocent aan de Universiteit van Hei- | |||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||
delberg.Ga naar eindnoot7 Philipp Witkop (1880-1942) was Germanist en sinds een vijftal jaren de vereerde vriend van Thomas Mann. Hij was juist hoogleraar geworden in de nieuwere Duitse literatuur in Freiburg i/B toen Thomas Mann hem op de hoogte stelde van zijn plannen om Der Tod in Venedig te schrijven. In de voor boven-Beieren ongehoord zonnige zomermaanden schrijft Thomas Mann hem op 18 juli 1911 dat hij aan het werk is: ‘een werkelijk wonderlijk ding dat ik uit Venetië meegebracht heb, novelle, ernstig en rein van toon, een geval van knapenliefde bij een ouder wordende kunstenaar. U zegt “hum, hum!” Maar het is heel netjes.’ In diezelfde brief schrijft Thomas Mann dat hij gevleid is over het feit dat Witkops inaugurele rede aan hem is opgedragen. ‘In alle ernst, ik verheug me werkelijk op de tweede band van de “Neuere Deutsche Lyrik”.’
Het eerste deel van Die neuere Deutsche Lyrik heeft Thomas Mann met alle aandacht en instemming gelezen. Het zestal bladzijden over Ulrike von Levetzow, kan hij daarbij niet over het hoofd hebben gezien.Ga naar eindnoot8 Die geschiedenis begint als volgt: ‘1821 ontmoet hij in Marienbad Frau von Levetzow met haar drie dochters, waaronder de zeventienjarige Ulrike.’ De overeenkomst in aantal tussen de drie dochters van de dame met de poolse naam in Marienbad en in Venetië betekent nog niet dat Thomas Mann Witkops studie als bron gebruikte. Een veel duidelijker indicatie vormt de vergissing tussen Wiesbaden en Marienbad die we in oktober 1913 00k bij Thomas Mann hebben opgemerkt. Witkop vertelt verder hoe Goethe in het volgende jaar (1822) terugkeert en het meisje opnieuw ontmoet, en dat in het derde jaar, in de zomer van 1823, zijn hang naar haar tot de hevigheid aangroeit die leidt tot het enige tragische conflict in Goethe's leven. Ook hier vormt de overeenkomst tussen Manns persoonlijke biografie - het van jaar tot jaar terugkeren in Venetië - geen onderscheidend element. Maar het wordt pas werkelijk duidelijk dat Thomas Mann de | |||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||
studie van Witkop heeft gelezen, wanneer Witkop een uiteenzetting begint te geven over de achtergronden, over de grondstructuur die de gebeurtenissen van 1823 bepaalt. Om enkele hoofdtrekken te schetsen: ‘In februari 1818 had Goethe geloofd dat hij de overgang van man in de bloei van zijn leven tot berjaarde al heeft doorgemaakt.’ Dit gegeven vindt een parallel in de overmoed van Von Aschenbach die in zijn gevaarlijke overgangsjaren een afstandelijke koelheid meent te hebben bereikt. Witkop vermeldt hoe Goethe aan Müllner schrijft: ‘Ich bin so alt, dass ich alles, was begegenet, nur historisch betrachten mag.’ Dit is de aanvang van het verstandelijk verkoelde, die verheven observering, waarop het geknechte gevoel, de zinnelijkheid zich wreken zal. In deze geest spreekt Witkop ook over Goethe: ‘in Goethe waren de onmiddellijke eenheid van gevoel en reflexie, zinnelijkheid en idee de hoogste uitdrukking van zijn wezen en levensopvatting geworden. In zijn volgroeide rijpheid en manlijkheid had hij beide in zich tot een nimmer-vermoede harmonie verbonden. En nu kwam de ouderdom om hem tenminste de onmiddellijke eenheid met de zinnelijkheid van het leven, van de wereld te ontnemen.’ Juist als bij Von Aschenbach heet het van Goethe: ‘Een onbewust verlangen en onrust begint in hem te woelen. Nauwelijks is hij in 1823 in Marienbad, of hij schrijft aan Schultz: “Hoe lang mijn verblijf hier zal duren, kan ik nog niet overzien; mijn bedoeling zou zijn, tot aan begin augustus hier te blijven, en daarna van de Eger uit berg en land en allerhande menselijke toestanden zonder meer te zien. Want mij lijkt niets nodiger als uiterlijke, zinnelijke indrukken, opdat ik mij niet in het abstracte, of mogelijkerwijze zelfs in het absolute, verlies”.’ In deze stemming, zegt Witkop, ontmoet hij Ulrike opnieuw. En nu dringt alle zinnelijke leven in hem met vertwijfeld verlangen naar haar. Het zal hem in een crisis storten die hem dicht bij de dood brengt. Ook Von Aschenbachs verblijf strekt zich tot in het ongewisse. Ook Von Aschenbach schrikt terug voor een opnieuw op zich nemen van het abstracte, de strenge verstandelijke dienst, het absolute. Hem | |||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||
voert de crisis werkelijk tot de dood. Niet zozeer het ook uit andere bronnen bekende verhaal, de ‘fabel’ van Goethe in Marienbad biedt gegevens voor Der Tod in Venedig. Thomas Mann herkende in het stramien van Philipp Witkops beschouwingen een complex van problemen waar hij zichjuist in deze tijd intensief mee bezighield. Hij zag in Goethe in Marienbad ineens hoe een bloei van verbeelde werkelijkheid kon worden herleid tot een star stramien van geestelijke beschouwingen. Hij realiseerde zich nu ook dat het omgekeerde mogelijk was: hoe hij een koel en abstract weefsel van themata kunstmatig kon bezielen. Daarbij was ook Goethes Wahlverwandtschaften hem een leidraad. Zo kon Der Tod in Venedig ontstaan uit een gedachtenspinsel waarin Thomas Mann al maanden lang meer en meer verstrikt was geraakt: het essay over Geist und Kunst dat hij een zo belangrijke plaats heeft gegeven binnen het oeuvre van Von Aschenbach. De studie die zich kon meten met Schillers Naieve und sentimentalistische Dich tung.Ga naar eindnoot9 Schiller, waarover Witkop schrijft hoe deze kunstenaar zich wijdde aan de opgave om Zinnelijkheid en Idee, Gevoel en Verstand eerst duidelijk van elkaar te onderscheiden, af te grenzen om ze dan in de hoogste, bewuste eenheid weer te verenigen. Het spel van beide elementen, de tragische, dubbelzinnige weg van de kunstenaar vormt een grondthema van Der Tod in Venedig. | |||||||||||
Samenvatting
| |||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||
| |||||||||||
NotenDeze bijdrage is een eerste voetnoot bij een in de vrije uren bedreven speurdersspel rond Der Tod in Venedig, dat de meeste lezers alleen in technicolor kennen. De volgende twee zakuitgaven zijn voor de in Der Tod in Venedig geїnteresseerde nuttig: | |||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||
gend verbeterd. De uitgave geeft bovendien een aantal varianten met de haast onvindbare boekuitgave Hundertdruck 13 van Hans von Webers Hyperionverlag, München 1912. Deze pocketuitgave bevat ook de volledige tekst van Thomas Manns werkaantekeningen voor Der Tod in Venedig. |
|