Optima. Jaargang 2
(1984)– [tijdschrift] Optima– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Auteur & Uitgever
| |
[pagina 33]
| |
Ik heb je altijd al eens willen vragen waarom ik nooit, nooit, nooit tot zaken ben kunnen komen - en zo ja, dan altijd sof, mislukking - met de uitgever Joh. B.W. Polak. Zijn sterren zijn volgens zijn ouders (...). Maar in 1971 is het dan zo ver, en verschijnt Vier pleidooien. Een jaar later verschijnt bij Polak het eerste echte grote nieuwe werk, De taal der liefde. Reve: mijn nieuwe boek komt bij Johan B.W. Polak uit, maar zal niet Het Boek Van Het Violet & De Dood heten, maar De Taal Der Liefde. Het is helemaal niet slecht dat er nog een titel van mij buiten Geert zijn fonds verschijnt. De Bezige Bij (De Avonden) zowel als Polak & Van Gennep maken advertentiereclame, en bereiken beide weer andere markten (vooral die van het ‘hippe’ volkje) dan Geert. (Br. aan J.M. 3-9-1971) De taal der liefde verschijnt in twee edities: als paperback, en in zwart linnen gebonden als deel in de chique ‘Grote Bellettrie Serie’, tussen werk van Canetti, Couperus, Gombrowicz, Lautréamont, Musil, Yourcenar en anderen.
De vreugde is echter maar van korte duur. Na De taal der liefde volgen (afgezien van de reeds in het eerste deel van dit artikel genoemde jubileumuitgave van De avonden), op dezelfde wijze uitgegeven, Lieve jongens (1973) en Het lieve leven (1974), en, in afwijkend formaat, de dichtbundel Het zingend hart (1973), maar eind 1974 ontstaan er ernstige moeilijkheden. Reve is dan al geruime tijd bezig aan Een circusjongen, dat eveneens in de ‘Grote Bellettrie Serie’ zal verschijnen, maar daarnaast komt plotseling een stapel privé-correspondentie te voorschijn, die Polak niet wil uitgeven. Hij zegt er het volgende over: We hebben een ernstig meningsverschil gehad over een contractbreuk, waarbij door zijn toedoen een derde volgens mij, zeer ernstig is benadeeld. Hij is niet steeds rechtuit, zal altijd ingewikkelde omwegen bewandelen voordat hij plotseling iemand aanvalt. Hij laat je ook vrij makkelijk los. Dat wist ik | |
[pagina 34]
| |
altijd al, ik ken hem zo lang. Deze uitspraak wekte de woede van Reve: in december 1978 schreef hij me ‘met J.P. ben ik (sedert het interview in vn d.d. 11-11-1978) op voet van oorlog’, en vijf jaar later is hij dat blijkbaar nóg. Waarom zou hij anders in het in november 1983 verschenen Album Gerard Reve nog eens zijn brief aan Elsevier-Manteau over deze zaak publiceren? Daarin verklaart hij dat door Polaks uitspraken zijn ‘eer en goede naam in het geding zijn gebracht’, en dat de publikatie van Ik had hem lief destijds géén contractbreuk was, aangezien de identiteit van de geadresscerde ‘volstrekt onherkenbaar’ was gemaakt. Dat deze identiteit niettemin zeer snel bekend werd, wijt hij aan Polak: Hoe het zij: indien enige overeenkomst geschonden is geworden, dan is dit buiten elke wens of medeweten van mij of van Elsevier geweest, en kan dit slechts het werk zijn van Johan Polak zelf.Ga naar eindnoot16 Deze verdachtmaking aan het adres van Johan Polak is niet alleen tamelijk grof, maar ook zeer naïef c.q. schijnheilig: met behulp van het al in 1974 verschenen Het lieve leven kan iedereen eenvoudig de ware identiteit van de geadresseerde achterhalen, en een beetje journalist had daar dus echt Johan Polak niet voor nodig. Of, zoals Hans Hafkamp het formuleerde:Ga naar eindnoot17 de journalist was gewoon beter op de hoogte van Reve's werk dan de auteur zelf Dat op grond van deze bluf Reve noch Elsevier daadwerkelijk een klacht tegen Polak hebben ingediend spreekt wel vanzelf.
In ieder geval verschijnt in februari 1975 bij Elsevier Ik had hem lief dat overigens eerst was aangekondigd als Ik had haar | |
[pagina 35]
| |
lief.Ga naar eindnoot18 Bovendien verscheen op 23 oktober 1974 in de landelijke pers het - door Reve zelf geformuleerde - anp-bericht dat het manuscript van Ik had hem lief was verbrand.Ga naar eindnoot19 Een hoop drukte dus om een boek dat algemeen - ook volgens Reve zelf - in literair opzicht waarschijnlijk de minst belangrijke titel uit zijn hele oeuvre is. Intussen werkt Reve voort aan Een circusjongen. Terzake compositie en plot krijgt hij belangrijke tips van Simon Carmiggelt, en volgens Johan Polak wordt er ter uitgeverij veel aan de redactie gedaan: Waar ik ook heel trots op ben: Gerard Reve's Een circusjongen. Een boek waar we ontzettend ons best op hebben gedaan. Dat was het waard, Een circusjongen is een geniaal boek. Gerard las het eerste hoofdstuk voor toen ik ziek was en ik voelde mij opeens beter. In november 1975 verschijnt dan inderdaad Een circusjongen: bij Athenaeum-Polak & Van Gennep in de Grote Bellettrie Serie, én als paperback bij Elsevier. Het boek is nu in zee, na een geweldige heibel met Johan Polak en Elsevier over het feit, dat, langs mij heen, een typografie vastgesteld was zonder ingesprongen alineaas, zodat je dikwijls, als de voorafgaande regel geheel gevuld was, niet kon zien of ik een nieuwe alinea bedoeld had of niet. Dat is de terreur van de nieuwe, zich noemende grafisch ontwerpers, die nog nooit een zethaak in de handen hebben gehad. Het is een mode die pas de laatste paar jaren opgeld doet: de linker kantlijn van de pagina zonder inhammen. (Br. aan J.M. 18-8-1975) Door de twee verschillende editiesGa naar eindnoot21 vormt Een circusjongen de overstap van Athenaeum-Polak & Van Gennep naar Elsevier. Johan Polak: | |
[pagina 36]
| |
Dat Gerard Reve naar Elsevier is gegaan vind ik jammer. Hij is, dacht ik, een beetje beïnvloed door Jan den Hartog. Hij wil heel rijk worden. (...) Ik had zijn verzamelde werken willen uitgeven. Heel goed verzorgd. De voorbereidingen waren al getroffen. 't Zou fijn geweest zijn. Goede overzichtelijke teksten, een erg goeie bibliografie. We zijn door de contractbreuk van elkaar verwijderd geraakt. Ik kan het niet helemaal vergeten. En Reve: Johan Polak wilde alles wat hij vinden kon, in zijn voorgenomen uitgave onderbrengen. Het gaat bij hem om het ‘mooi’ van een boek, en niet om wat er in staat, of om wat de auteur er zakelijk wijzer van wordt. Niemand zit te wachten op een Verzameld Werk van Gerard Reve, die nog steeds geen hartinfarkt heeft gehad en misschien nog wel een paar boeken zal schrijven. (...) Een schrijver moet krities zijn en zijn rommel in de lade houden.Ga naar eindnoot22 Reve's mededeling dat het Polak niet kan schelen ‘wat de auteur er zakelijk wijzer van wordt’ komt in een wonderlijk daglicht te staan als we nog één keer in de Brieven aan Josine M. kijken. Op Paasmaandag 1973 schrijft hij: Zakelijk gaat het goed. De afrekening van Johan B.W. Polak over 1972 (twee titels) bedroeg ƒ [ ± 180 000,-]. Die van Geert (5 titels) slechts ƒ [± 15 000,-].Ga naar eindnoot23 Hij eksploiteert mijn werk slecht (...). Geert zegt overal dat ik ‘weggekocht’ ben, terwijl Johan P. zijn voorwaarden vrijwel letterlijk hetzelfde zijn. Een nog merkwaardiger licht valt op Reve's schampere opmerkingen over een Verzameld Werk en het feit dat Polak ‘alles wat hij vinden kon’ er in wilde stoppen, en op de bewering ‘Een schrijver moet krities zijn en zijn rommel in de lade houden’, als we bedenken wat er ná de breuk met Polak allemaal is gepubliceerd in Een eigen huis, de twee delen Archiej Reve en elders. In feite is Reve's ‘Verzameld Werk’ langzamerhand nagenoeg verschenen, zij het dan ook verspreid over een half dozijn uitgevers, volgens nimmer geёxpliciteerde criteria geselecteerd, en op soms discutabele wijze geredigeerd. Ongetwijfeld zijn dit juist de feilen die Polak met zijn voorgenomen uitgave had willen voorkomen. | |
[pagina 37]
| |
Elsevier; Elsevier Manteau; Manteau
Dat Reve door Elsevier kon worden aangetrokken is te danken aan Angèle Manteau (in 1964 door Reve nog aangeduid als ‘stomme trut’Ga naar eindnoot24), die hem voor het omstreden boek Ik had hem lief een voorschot gaf van ƒ 50 000,-. Overigens ontkent zij dat het initiatief van haar zou zijn uitgegaan: Mij is verweten dat ik hem naar Elsevier zou hebben gelokt. Niets is minder waar. Hij heeft het zelf gevraagd door bemiddeling van de vrouw die zijn manuscripten tikte. Ik ging er natuurlijk wel op in.Ga naar eindnoot25 Mevrouw Manteau was directrice van de Vlaamse uitgeverij Manteau (dezelfde waar Jeroen Brouwers werkte van 1-2-1964 tot 15-2-1970) tot 31-12-1970. Per 1 -1 -1971 werd ze uitgeefster bij Elsevier Amsterdam, waar ze tot taak kreeg een literair fonds op te bouwen. In maart 1977 kocht Elsevier een groep uitgevers (Edicom), waartoe intussen ook Manteau behoorde.Ga naar eindnoot26 De persoon waar Reve aanvankelijk mee te maken kreeg was Bert de Groot, adjunct-directeur van Elsevier Boekerij: Ik ben er redelijk trots op, dat ik in mijn Elsevier-tijd Gerard Reve heb kunnen aantrekken. Aanvankelijk ging het om één boek, dat vanwege allerlei redenen niet bij zijn toenmalige uitgever kon verschijnen; maar we zijn er in geslaagd hem vast te houden en hebben ervoor gezorgd, dat de schrijver die in Oud en eenzaam nog klaagt, dat hij weliswaar wereldberoemd is doch zo slecht geëxploiteerd wordt, tegenwoordig met de opbrengsten uit zijn boeken een zeer riant en rustig leven kan leiden.Ga naar eindnoot27 Toen De Groot op 15 September 1979 Elsevier verliet om directcur te worden van Veen/Luitingh, waren onder zijn hoede Oud en eenzaam (1978) en Een eigen huis (1979) verschenen, beide gesierd door het thans nog steeds toegepaste grafzerk-omslag-ontwerp van Nico Dresmé. | |
[pagina 38]
| |
Intussen was Angèle Manteau gepensioneerd, en najaar 1978 opgevolgd door Wim Hazeu, voorheen hoofd van de ncrv- televisieafdeling Drama. Zodoende werd, na het vertrek van Bert de Groot, Hazeu Reve's nieuwe uitgever; hij begeleidde de uitgave van De taal der liefde/Lieve jongens (1980), Moeder en zoon (1980) en De vierde man (1981). Moeder en zoon werd oorspronkelijk aangeboden onder de titel Het boek van het violet en van de dood. Hazeu hierover: Gerard Reve aarzelt lang met titels. (...) Het werd uiteindelijk Moeder en zoon. Op een bepaald ogenblik dacht Reve aan Het boek van het violet en van de dood, een titel die Van Oorschot al had geclaimd.Ga naar eindnoot28 Zijn en mijn juristen waren aan het uitzoeken of Reve die titel inderdaad niet meer kon gebruiken, toen Reve een brief schreef naar Van Oorschot en naar mij dat die titel niet meer hoefde. Het is zijn laatste titel, een boek dat hij schrijft voor hij doodgaat. Hij was bij de dokter geweest en zijn gezondheidstoestand was goed.Ga naar eindnoot29 Met De vierde man, de novelle die oorspronkelijk op verzoek van de cpnb-boekenweekgeschenkcommissie werd geschreven, heeft Hazeu zich intensief beziggehouden: zowel contractueel (na de weigering door de commissie trad automatisch een Elsevier-contract in werking) als inhoudelijk (op zíjn advies kreeg het boekje de structuur van een raamvertelling). De verschijning in april heeft Hazeu niet meer bij Elsevier meegemaakt, want begin 1981 was hij vertrokken naar Ambo. Hazeu werd per 1-3-1981 opgevolgd door Jan Bogaerts, voorheen bibliothecaris aan het Scandinavisch Seminarium van de Universiteit van Amsterdam, die thans nog steeds Reve's Elsevier-uitgever is. Bogaerts produceerde in mei 1983 de roman Wolf, en in november 1983 het door Joop Schafthuizen samengestelde Album Gerard Reve. In februari 1984 verschijnen - nog ter gelegenheid van Reve's zestigste verjaardag - gebonden edities van Oud en eenzaam en Moeder en zoon; aangekondigd is de roman De stille vriend. | |
[pagina 39]
| |
Veen; de Prom
Binnen anderhalf jaar vertrokken dus zowel Bert de Groot als Wim Hazeu van Elsevier naar elders. Beiden hadden maar betrekkelijk kort met Reve samengewerkt, maar waren er niettemin in geslaagd een uitstekende relatie met hem op te bouwen; dat ze zouden proberen ook in hun nieuwe positie werk van Reve uit te geven viel dus wel te voorzien. Bert de Groot, twee maanden na zijn vertrek bij Elsevier: Van Reve weet ik, dat hij veel gehad heeft aan mijn aanmoedigingen tijdens het schrijven van Oud en Eenzaam, dat toch het belangrijkste boek van zijn laatste periode genoemd mag worden. En inderdaad verscheen in november 1980 Reve's eerste publikatie bij Veen: Brieven aan Wimie. Intussen is gebleken dat Veen c.q. De Groot zich (m.b.t. Reve) specialiseert in briefuitgaven: ieder najaar verscheen er een deel. In oktober 1981 volgde Brieven aan Bernard S., in november 1982 Brieven aan Simon C., en in november 1983 Brieven aan Wim B. Wim Hazeu ging onder andere naar Ambo om daar onder het imprint ‘De Prom’ een literair fonds op te zetten. Ook hij nam ‘een stukje Reve’ mee van Elsevier, en werkte nog sneller dan Bert de Groot: een half jaar na zijn overstap verscheen het eerste deel Archief Reve (September 1981), in 1982 gevolgd door het tweede. Beide delen werden eigenlijk alleen in naam geredigeerd door Pierre H. Dubois: in feite heeft hij noch de uitgever noemenswaardige invloed gehad op de discutabele samenstelling. Als derde deel in de reeks Archief Reve zou vervolgens een (door mij samen te stellen) verzameling interviews | |
[pagina 40]
| |
met Reve verschijnen. In zekere fase van de voorbereiding bestond deze uit twee delen, die als dummies ook reeds aan de boekhandel werden aangeboden. Reve schrapte echter op het laatste moment de helft van het materiaal (waarna ik me uiteraard terugtrok als samensteller), en uiteindelijk verscheen in maart 1983 één deel In gesprek.Ga naar eindnoot30 | |
Bibliofiele uitgaven en ander kleingoedNa hierboven globaal het bij (middel)grote uitgevers verschenen ‘grote werk’ te hebben behandeld wil ik nu nog een (onvolledig) overzicht geven van bijzondere en min of meer bibliofiele uitgaafjes, die meestal verschenen bij kleinere uitgeverijen. In de eerste plaats noem ik Thomas Rap. Bij hem verscheen in de zomer van 1967 de rijmprent Leve onze Marine, die nota bene op last van de politie uit de etalage van een Amsterdamse boekhandel werd verwijderd, en in november van hetzelfde jaar het bijzonder fraaie Veertien etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor arbeiders verklaard door Gerard Kornelis van het Reve; in 1976 volgde bij de Erven Thomas Rap nog het bundeltje Brieven aan Kandidaat-Katholiek A. | |
[pagina 41]
| |
Als maker van bibliofiele Reve-uitgaven moet eigenlijk vooral Peter Muller met zijn Eliance Pers genoemd worden. Behalve twee gelegenheidsplaquettes die nooit in de handel zijn geweest (Leve onze marine, 1970, en Trouw, 1973) verschenen daar twee mooie boekjes: Uit de kunst (1970, 50 exx.), en Credo (1973, 50 exx.). Credo - gezet uit Van Krimpens Spectrum, handgedrukt in zwart, met blauwe titel, formaat 20 x 29 cm - is zonder twijfel een van de mooiste bibliofiele Reve-uitgaven. Bij Peter Loeb verschenen drie Reve-uitgaven: de twee eenvoudige werkjes Lekker Kerstbrood (1973, 150 exx.) en Rietsuiker (1974, 100 exx.), en het mooie gebonden boek Drie toespraken, dat Loeb in 1976 in een oplage van 300 exx. produceerde voor de Bibliofiele Bijenkorf Bibliotheek. Dat het met grote schrijvers soms kwaad kersen eten is, blijkt uit de volgende uitspraken van Reve over Drie toespraken: Het is een zeer voorname uitgave geworden. (...) Al met al is het toch een mooi boekje geworden, dat wel goed ontvangen zal worden. en: [ik deel] U mede, dat er tijdens mijn leven geen enkele bibliofiele uitgave van enig werk van mijn hand meer zal verschijnen - althans niet met mijn toestemming. Ik heb altijd al een buitengewone hekel gehad aan deze pretentieuze, genummerde windhandel, maar nu hak ik de knoop door.Ga naar eindnoot31 Ondanks deze boude uitspraak duurt de windstilte in deze omstreden handel niet lang. In 1981 verrasten Reve en Reflex het publiek met de uitgave Drie woorden, die verscheen in een oplage van slechts elf exemplaren, die elk ƒ 750,- moesten opbrengen. En begin 1982 presenteerde uitgeverij Veen Zeergeleerde Vrouwe, dat enkele pesterige, kennelijk aan Ida Gerhardt gerichte - maar nooit door haar ontvangenGa naar eindnoot32 - brieven | |
[pagina 42]
| |
bevat en volgens het Colophon ‘gemaakt is voor vrienden van Gerard Reve en uitgeverij Veen’ en ‘niet in de handel’ is, maar in werkelijkheid wel degelijk à raison van ƒ 150,- te koop was. | |
PiratenuitgavenNog veel bozer dan over bibliofiele windhandel maakte Reve zich, vooral in 1983, over piratenuitgaven. Formeel is dat natuurlijk terecht: het zijn onwettige uitgaven, verschenen zonder medeweten of toestemming van de auteur. Bovendien mist de schrijver zijn rechtmatige royalty, wat zeker Reve dwars zal zitten. Toch kan men zich afvragen of deze onkruidbestrijding niet een ernstige vorm van energieverspilling is. Het is nogal genant om een groot schrijver zich druk te zien maken over zulk gerommel in de marge (waarbij hij er niet voor terugdeinsde d.m.v. intimidatie aan onschuldige verzamelaars niet alleen vertrouwelijke gegevens maar ook hun piraten-collectie te ontfutselen) - terwijl hij de stortvloed van uitgaafjes toch ook zou kunnen opvatten als een bevestiging van zijn populariteit. Wie maakt er piratenedities van Bert Schierbeek? In financiёle zin worden de Reve-verzamelaars ongetwijfeld zwaarder getroffen dan de benadeelde auteur zelf: van bibliofiele vreugde is slechts zelden sprake, gezien de kwaliteit van de veelal met behulp van typemachine en offset-pers, of zelfs fotokopieerapparaat vervaardigde vodjes, waar ze evengoed tientallen guldens voor moeten neertellen. De exclusiviteit is bovendien twijfelachtig, omdat oplagecijfers niet altijd betrouwbaar zijn. Zo bestaat t.a.v. Vergeten gedichten (Bibliotheca Reviana 1979) het vermoeden dat de oplage niet 30 exx. bedraagt, zoals het colofon vermeldt, maar minstens honderd. BIBLIOTHECA REVIANA Bij deze juridische, morele en bibliofiele afwijzing moeten wel enkele verzachtende kanttekeningen worden gemaakt. In de eerste plaats: sommige ‘piraten’ zijn inderdaad liefhebbers, | |
[pagina 43]
| |
die te goeder trouw een zeer kleine oplage maken, om die onder vrienden en bekenden te verspreiden zonder er een cent wijzer van te worden. Ten tweede: Reve's officiёle uitgavebeleid kan soms op zijn minst verrassend genoemd worden, en nodigt dan als het ware uit tot piraterij. Zo bevatten de diverse verzamelbundels sommige teksten wél (recensies, teksten uit Hollands Diep), maar andere, volkomen vergelijkbare teksten níet; dit uiteraard zonder de geringste toelichting. Iedereen kon voorspellen dat de weinige niet-herdrukte teksten vervolgens in pirateneditie zouden verschijnen, en dat gebeurde dan ook prompt.Ga naar eindnoot33 Ten slotte: Reve zelf heeft zich over deze zaken niet altijd zo druk gemaakt als de laatste tijd: ik bezit diverse piratenuitgaven die door hem bij vol bewustzijn werden gesigneerd. Hoe het ook zij, piratenuitgaven bestaan. De laatste jaren is het aantal illegale Reve-uitgaven krachtig toegenomen, en over enkele ervan bestaat secundaire literatuur.Ga naar eindnoot34 Kortom: ze maken deel uit van het literaire corpus, en het zou naïef en onwetenschappelijk zijn dat te negeren. Dat is de belangrijkste (en tevens voldoende) reden waarom ik in de tweede vermeerderde druk van de essay-bundel Tussen chaos en ordeGa naar eindnoot35 een bibliografie van piratenuitgaven heb opgenomen - zij het met gemengde gevoelens. | |
[pagina 44]
| |
AanvullingIn het eerste deel van dit artikel (Optima jrg. 1, nr. 1) citeer ik (p. 41) uit een brief van Reve aan Hermans hetzelfde fragment dat Hermans opnam in Mandarijnen op zwavelzuur (p. 196), met daarbij de aantekening (p. 47) dat hier volgens Reve (Tirade nr. 271, p. 610) sprake is van een zodanige vervalsing dat daaruit Hermans' geschiktheid blijkt voor een communistisch leiderschap. Nadat mijn kopij reeds ter perse was verscheen Hermans' Mandarijnen op zwavelzuur, supplement, waarin hij Reve's brief integraal in fotokopie publiceert (p. 39). Uit die brief blijkt zonneklaar dat Reve spoken ziet, en zijn beschuldiging kant noch wal raakt. (Tenslotte zij vermeld dat het laatste woord van het citaat niet ‘wil’ luidt, maar ‘wilt’.) |
|