Optima. Jaargang 1
(1983)– [tijdschrift] Optima– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |||||||||||||||
Auteur & Uitgever
|
- | het karakter van tijdschriften waarin Reve publiceerde |
- | het redactionele beleid van zijn belangrijkste uitgevers |
- | tekstvarianten en oorzaken daarvan |
- | contracten; financiën; reclame; oplagecijfers |
- | typografische vormgeving; omslagontwerpen; flapteksten |
- | redenen tot overgang van de ene uitgever naar de andere |
- | bibliofiele uitgaven; piratenuitgaven; uitgaven in het buitenland |
Vanzelfsprekend kan binnen het kader van dit artikel van zo'n studie geen sprake zijn: hoogstens kan er een aanzet toe wor-den gegeven. Hoewel ik in dit artikel geen volledigheid heb nagestreefd met betrekking tot uitgevers, tijdschriftpublikaties of boektitels, zullen toch reeds vele tientallen namen en titels de revue passeren. Dit enigszins opsommende karakter heb ik verkozen boven een àl te fragmentarisch beeld.
Voorspel
Voordat in november 1947 Reve's romandebuut De avonden verscheen waren van zijn hand al tientallen journalistieke en literaire teksten gepubliceerd. Deze waren verspreid over dagen weekbladen en tijdschriften, waarbij in totaal zeven verschillende uitgevers betrokken waren.
In de zomer van 1940-hij was toen 16 jaar - verscheen Reve's
eerste publikatie, het dichtbundeltje Terugkeer. Het werd in eigen beheer uitgegeven, en in een oplage van 50 exemplaren vervaardigd door Copieerinrichting ‘De Kameel’ te Amsterdam-Noord. Terugkeer bevat negen gedichten, geschreven in 1939, die intussen alle zijn herdrukt in Archief Reve 1931-1960Ga naar eindnoot1. Hierna zou het vijf jaar duren voor er weer werk van Reve in druk verscheen, In mei 1945 werd hij jongste verslaggever bij Het ParoolGa naar eindnoot2; hij had ook al meegewerkt aan het illegale blad waaruit die krant voortkwam. Tot in 1947 bleef hij aan Het Parool verbonden, en in die tijd zal hij vermoedelijk méér in die krant gepubliceerd hebben dan tot nu toe bekend is.Ga naar eindnoot3
Zeker is, dat hij vanaf 8 juni 1945 ook bijdragen levert aan De Uitkijkpost; onafhankelijk weekblad, uitgegeven door G. Keppel te Heiloo. De Uitkijkpost bestond reeds voor de oorlog als advertentie- en nieuwsblad, en verscheen tijdens de oorlog als illegaal blad De Onderduiker (één maal werd op de illegale pers een oplage van Trouw gedrukt). Uitgever Keppel hoopte er na de oorlog een opinieblad van te kunnen maken, en op 1 juni 1945 verscheen het blad voor het eerst in die hoedanigheid. Het nieuwe weekblad werd voornamelijk gevuld door mede-werkers van Het Parool, waarbij Han G. Hoekstra optrad als contactpersoon. In het tweede nummer verscheen Reve's eerste bijdrage, waarna er nog vijf zouden volgen.Ga naar eindnoot4
Hoewel het blad niet werd wat Keppel er van verwachtte, en Reve zijn bijdragen thans (om begrijpelijke redenen) beschouwt als niet voor herpublikatie geschikte ‘troep’, zijn die artikelen toch interessant: in de eerste plaats hebben we hier vrijwel zeker te maken met Reve's debuut in (journalistiek) proza, in de tweede plaats geven ze een beeld van Reve's toen-malige politieke opvattingen. Zo lezen we in zijn artikel dd. 15 juni 1945:
De vooruitstrevende geesten bepleiten een planmatige economie onder staatscontrôle en zelfs een socialisatie, d.i. een aan de staat trekken van grond en productiemiddelen. (...) Terwijl het particulier bedrijf produceert om winst te maken en den verbruiker slechts als winstobject beschouwt, werken de staatsbe-
drijven ten behoeve van den burger en het algemeen welzijn. (...) De socialisatie van de economie is niet langer een utopie of een lachwekkende wereldhervormerij: het is de urgentie van vandaag en de wereld van morgen.
Wat later in 1945 zou er nog een nieuw blad verschijnen waar-aan Reve zijn medewerking verleende: Ruim Baan; Tijdschrift voor de Nederlandse jongeren. Ook dit blad, waarvan het eerste nummer in september verscheen, werd voor een groot deel gevuld door bijdragen van parool-medewerkers (Wim Hora Adema, Simon Carmiggelt, Han G. Hoekstra, Henri Sandberg e.a.). Hierdoor zou men zelfs kunnen denken dat Ruim Baan een uitgave was van Het Parool - zoals blijkbaar ook Car-miggelt denkt, gezien deze passage waarin hij zijn vroegste herinneringen aan Reve ophaalt:
Dat hij als stilist grote gaven bezat, bemerkte ik pas toen ik in het door onze nieuwe onderneming [=Het Parool] uitgegeven blad Ruim Baan een verhaal van hem las.Ga naar eindnoot5
Ruim Baan werd echter niet uitgegeven door Het Parool, maar door De Bezige Bij. We zien dan ook dat vele redactieleden en medewerkers van Ruim Baan tevens op de ledenlijst van de coöperatie voorkomen: H. van Eyk, Wim Hora Adema, Willy Corsari, A. den Doolaard, Ed. Hoornik, Simon Vestdijk, Leonard de Vries. Ook de voor Ruim Baan werkende illustrator I. Spreekmeester zullen we later nog bij De Bezige Bij terugzien. Reve publiceerde in 1945-'46 in Ruim Baan vijf verhaaltjes, en we zouden kunnen zeggen dat hier sprake is van zijn debuut in fictioneel proza. De verhaaltjes zijn inmiddels alle herdrukt in Archief Reve 1931-1960.
Na nog een kort verhaaltje ‘De sociale positie van Sinterklaas’ in De Vrije Katheder van 6 december 1946 (uitgegeven door de gelijknamige stichting) volgde in december 1946 Reve's litterair debuut: zo althans werd ‘De ondergang van de familie Boslowits’ aangekondigd, dat verscheen in het decembernummer van Criterium. De verschijning van het letterkundig maandblad Criterium was na de oprichting van de Kultuurkamer in 1942 gestaakt; in oktober 1945 verscheen het opnieuw, nu als ‘algemeen cultureel maandblad’, aansluiting zoekend bij de Forum-traditie. Ten tijde van het decembernummer werd het blad uitgegeven door J.M. Meulenhoff, en werd de redactie gevormd door Adriaan Morriën, W.F. Hermans, Adriaan van der Veen, Arthur van Rantwijk en Maurice Gilliams.
Een maand later verscheen ‘De laatste jaren van mijn grootvader’ in De Nieuwe Stem, jrg. 1, nr. 2 (jan. 1947). De redactie van dit ‘maandblad voor cultuur en politiek’ (gevormd door N.A. Donkersloot, J.P.B. Josselin de Jong, O. Noordenbos, H.J. Pos, H.M. van Randwijk en Jan Romein) streefde culturele en politieke vernieuwing na, op een progressief humanistische basis, die zich snel zou ontwikkelen tot een pacifistischsocialistische. Het blad werd uitgegeven door Van Loghum Slaterus.
In de loop van 1947 zouden verder nog drie voorpublikaties uit De avonden verschijnen: twee in Criterium (mei en november) en één in Het Woord (herfst 1947). Het Woord werd uitgegeven door ‘Coöp. Ver. De Bezige Bij G.A.’, en stond onder redactie van Gerard Diels, Jan G. Elburg, Ferdinand Langen, Hans Redeker, Koos Schuur, Bert Schierbeek, Nico Verhoeven en Bert Voeten.
De Bezige Bij; G.A. van Oorschot
Gezien de hierboven geschetste aanloopperiode, waarin Reve voornamelijk publiceerde in door De Bezige Bij uitgegeven en andere uit de illegaliteit voortgekomen organen, behoeft het geen verbazing te wekken dat zijn eerste roman De avonden bij De Bezige Bij verscheen (november 1947). De avonden werd in
het Bezige Bij-blad Uit de korj door Koos Schuur aangeprezen als ‘De roman waarop men wachtte’ (december 1947), werd bekroond met de Reina Prinsen Geerligs-prijs, kreeg zeer veel aandacht in de pers (het Podium-nummer van maart 1948 - uitgegeven door Contact - was bijna in zijn geheel aan De avonden gewijd) - maar goed verkocht werd het aanvankelijk niet. In juni 1949 waren er nog geen 7 000 exemplaren van verkocht, en werd het als ‘dood’ beschouwd.Ga naar eindnoot6
Na de eerste drie drukken (alle voorzien van een stofomslag naar ontwerp van de al eerder genoemde Ies Spreekmeester en verschenen onder de auteursnaam Simon van het Reve) werd De avonden in 1953 opgenomen in de ‘Bijenreeks’, en van- af 1961 verscheen de roman als Literaire Reuzenpocket (nr. 22), voorzien van een omslag dat regelmatig aan de smaak van de tijd werd aangepast. Thans behoort De avonden - met dertig drukken en een verkoop van 170 000 exemplaren - tot de best verkochte titels uit het fonds van De Bezige Bij. Men krijgt dan 00k de indruk dat de volgende uitspraak van Reve (1973) enigszins overdreven is:
zeker als men daarbij nog bedenkt dat De Bezige Bij aan respectievelijk Van Oorschot en Athenaeum-Polak & Van Gennep toestemming gaf De avonden op te nemen in de bundel Verzameld werk (1956), en als gebonden jubileum-uitgave op de markt te brengen (1972). Bij deze jubileumuitgave moet worden aangetekend dat deze niet slechts een gebonden editie van de paperback vormde, maar een geheel nieuwe, van tekstbederf gezuiverde uitgave; in de Bezige Bij-uitgave waren in de loop der jaren niet minder dan 128 fouten geslopen.
Door de organisatorische opzet van De Bezige Bij was Reve door het verschijnen van De avonden niet alleen fondsauteur geworden, maar tevens coöperatielid. In die hoedanigheid uitte hij in de algemene ledenvergadering van 6 oktober 1950 kritiek op de directie, omdat De tranen der acacia's in 1949 was verschenen bij Van Oorschot, terwijl Hermans het in 1948 had aangeboden aan De Bezige Bij. Reve beschouwde dit als een gemiste kans.Ga naar eindnoot8 Over deze zaak schreef hij reeds op 26 september 1948 in een brief aan Hermans:
Bij de Bezige Bij heb ik nog uitvoerig over de Tranen der Acacia's gepraat, maar ze wilden er niet aan, vast en zeker, geloof ik, wegens de hete passages. Je hebt echter groot gelijk, als je er niet in veranderen of bekorten wil.Ga naar eindnoot9
Opmerkelijk is dan dat óók Reve in 1949 nieuw werk bij Van Oorschot publiceerde: in de mei-aflevering van De vrije bladen verscheen Werther Nieland. Of het te wijten is aan het - kennelijk onoplosbare - bibliografische probleem of we hier te maken hebben met een boek of met een tijdschriftaflevering weet ik niet, maar zeker is dat deze tekst, die later als meesterwerk erkend zou worden, nauwelijks méér aandacht kreeg dan de diverse journalistieke bijdragen die Reve ook na zijn sensationele romandebuut aan een handvol linkse weekbladen en tijdschriften (De Groene Amsterdammer, De Vrije Katheder, Mandril, Vrij Nederland) bleef leveren: de oplage van slechts 700 exemplaren bleef grotendeels onverkocht.
Werther Nieland leek aanvankelijk slechts een uitstapje naar
Van Oorschot geweest te zijn, want in 1950 verscheen toch weer bij De Bezige Bij De ondergang van de familie Boslowits in boekvorm (een gebonden boekje van slechts 48 blz.), en in 1951 publiceerde Reve ‘Melancholia’ in drie afleveringen in Podium, dat toen eveneens door De Bezige Bij werd uitgegeven.
Vanaf 1954 publiceerde Reve in het Engels geschreven verhalen in het in Parijs uitgegeven Engelstalige tijdschrift Paris Review. Vier van deze verhalen werden gebundeld tot The acrobat and other stories, in 1956 uitgegeven door Van Oorschot, die zich voor deze gelegenheid ‘publisher’ noemde, en volgens het impressum gevestigd was te Amsterdam/London. In hetzelfde jaar bracht Van Oorschot bovendien de bundel Vergameld werk op de markt; De Bezige Bij had hiervoor De avonden afgestaan, met de toezegging het boek twee jaar niet te herdrukken. Hoewel ook dit geen verkoopsucces opleverde (Van Oorschot had negen jaar nodig om de oplage van 3 000 exemplaren kwijt te rakenGa naar eindnoot10), werd Reve toch steeds meer een Van Oorschot-auteur. In 1958 werd hij redacteur van Tirade (wat hij negen jaar zou blijven), en in 1961 verscheen in Van Oorschots ‘Witte Olifant’-reeks Tien vrolijke verhalen.
Als intermezzo bracht De Bezige Bij in 1962 nog het toneelstuk Commissaris Fennedy (Literaire Pocket nr. 83), maar daarna zou Reve's werk gedurende enkele jaren uitsluitend bij Van Oorschot verschijnen: in 1963 verschenen, in de ‘Witte Olifant’, Vier wintervertellingen (vertaling van The acrobat) en, in de ‘Stoa’-reeks, Op weg naar het einde, de op aandringen van Van Oorschot geschreven en op aanraden van Gomperts (e.a.) gebundelde reisbrieven; in 1964 volgden Werther Nieland/De ondergang van de familie Boslowits in één band als ‘Witte Olifant’, en in 1966 verscheen als ‘Stoa’ de tweede brievenbundel, Nader tot u.
De gedichten uit Nader tot u had Reve onder de titel Gezicht op Kerstmis, en andere Geestelijke Liederen in eigen beheer (oplage 49 exx.) reeds in december 1965 verspreid. Interessanter is dat
bijna een maand éérder vijf van deze gedichten, voorafgegaan door het ‘Motto’ waarmee ook Op weg naar het einde opent, onder de toepasselijke titel Zes gedichten, als bibliofiele uitgave waren verschenen bij Polak & Van Gennep. De oplage bedroeg 100 exx. en de prijs ƒ 45,-; criticus C.J. Kelk vroeg zich af wie de grootste gek was: de uitgever of de dichterGa naar eindnoot11. Zes gedichten is het eerste uiterlijke voorteken van Reve's overstap van Van Oorschot naar Polak. Dat de verstandhouding tussen Reve en Van Oorschot vanaf 1966 verslechterde blijkt vooral uit vele brieven in Brieven aan Josine M. - dat in 1981 door Van Oorschot(!) werd uitgegeven.
G.A. VAN OORSCHOT PUBLISHER
AMSTERDAM/LONDON
Op de vraag ‘Hoe komt het toch dat Reve en Hermans niet meer door u wilden worden uitgegeven? Die geschiedenis is nog niet geschreven’, antwoordde Van Oorschot:
Die zal ook ongeschreven blijven, en zeker door u. Natuurlijk heb ik er een verklaring voor. Om de geschiedenis van de vriendschap tussen Reve en mij, die nimmer onderbroken is geweest, te vertellen daar heb ik geen zin in. Dat is heel particulier.Ga naar eindnoot12
Moge de vriendschap ononderbroken zijn, van verwijdering tussen beide eigenzinnige heren is toch zeker sprake geweest. Op 15 maart 1967 schrijft Reve aan Josine M.:
Ik heb bedankt als redakteur van Tirade, omdat ik er geen zin meer in had. Het kost veel tijd, & bezorgt je veel ergernis, & brengt niks op. Niemand betaalde al die reizen naar Amsterdam, voor nutteloze vergaderingen die nooit iets opleverden, net zo min als Geert ooit heeft aangeboden ook maar iets van de (mij door hem aangeprate) advokaat te betalen.
Dat deze dure advokaat (het gaat uiteraard over het ‘ezelproces’) Reve hoog zat blijkt zelfs vier jaar later nog, uit de ‘Verantwoording’ in het door Athenaeum - Polak & Van Gennep uitgegeven Vier pleidooien, waarin Van Oorschot publiekelijk te kijk wordt gezet:
Oorspronkelijk had ik van meet af aan zelf mijn verdediging willen voeren, maar ik liet mij hiervan door de uitgever G.A. van Oorschot afbrengen, die mij een advocaat, Mr. H.R. Eyl te Amsterdam aanpraatte, die mij voor een op schrift gestelde maar nooit uitgesproken verdediging ƒ 4 685.- (Vierduizend Zeshonderd & Vijf & Tachtig Gulden) in rekening bracht, welke tekst hij mij beloofde nog eens te sturen maar die ik nooit gezien heb en die, bij de behandeling in hoger beroep, blijkens het arrest van het gerechtshof, zich niet bij de stukken heeft bevonden. (De mensenvriend G.A. van Oorschot heeft overigens nimmer aangeboden van deze kosten van een verdediging terzake een toch door hem uitgegeven boek ook maar iets betalen.)
Dat Reve zich het hoofd had gebroken over de scherpte van de formulering lezen we in brieven dd. 3 september 1971 (‘Ik vermoed, dat ik de tekst van de Verantwoording wel iets zal afzwakken’) en 6 oktober 1971 (‘Ik heb het voorwoord, de Verantwoording van Vier pleidooien maar onveranderd gelaten’).
Intussen was hun verstandhouding al weer vriendschappelijker geworden, zoals blijkt uit de eerste bladzijde van De taal der liefde, waar Reve schrijft:
Op ruim een kilometer afstand wachtte Teigetje op mij in de villa van de Nederlandse uitgever Van O., die ons indertijd aan Germaine had voorgesteld en terzake de koop zijn bemiddeling had verleend. Van O. zelf was nu in het vaderland, maar wij hadden zijn huis tot onze beschikking gekregen (...).
Dit speelt zich af op 12 augustus 1969.
Nadat Reve dus reeds in 1967 had bedankt als redacteur van Tirade, volgt een volledige breuk in 1970: hij bedankt dan als abonnee en medewerker (Br. aan J.M. 26-2-1970). Weer een jaar later gaat hij publiceren in Soma.
En Soma betaalt voor mij een hoofdstuk meer dan 6x zoveel als Tirade. (4-5-1971)
‘Soma’ is een rommelig, enigszins ‘hip’ literair blad, eigendom van de nv 't Koggeschip in Amsterdam, die er zwaar op heeft toegelegd. Waarschijnlijk neemt Johan B.W. Polak het over.
(11-6-1971)
Hoe wisselend Reve over Van Oorschot oordeelt moge blijken uit het volgende citaat:
Ik heb vier keer, onverwachts, geluk gehad in mijn leven. In 1963, toen ik Tijger ontmoette, in 1969, toen ik Woelrat ontmoette, (in 1966, toen ik katholiek werd), en in 1970/71, toen ik wegging bij Van Oorschot. (6-10-1971)
en uit dit gedichtGa naar eindnoot13:
Het hoofdstuk ‘Geert van Oorschot’ kan niet worden afgesloten zonder enkele opmerkingen over de soms verbijsterende tekstverzorging van zijn uitgaven. In de eerste plaats hebben alle uitgaven jarenlang elke drukvermelding moeten ontberen. Gevolg daarvan is bijvoorbeeld dat met betrekking tot oudere exemplaren van Op weg naar het einde en Nader tot u een uitgebreid onderzoek verricht moet worden teneinde te kunnen vaststellen of het een eerste of latere druk betreft. Nog veel ernstiger is, dat sommige teksten in de loop der jaren volstrekt ongecontroleerde wijzigingen hebben ondergaan.
Als we bijvoorbeeld de laatste bladzijde van de laatste druk van Werther Nieland vergelijken met die in de eerste druk, dan zien we dat:
- | de alinea-indeling is gewijzigd (teruggebracht van zeven naar zes) |
- | een hele zin van plaats is veranderd (met temporeel onlogisch gevolg) |
- | een spelfout is ingeslopen (‘mistte’ werd ‘miste’) |
- | een woord is weggelaten |
- | een komma is weggelaten |
en dit alles binnen het bestek van nog geen 25 regels!
Voor een uitgebreider onderzoek naar dit beschamende uitgversgedrag verwijs ik naar het recente artikel van PaardekooperGa naar eindnoot14.
In Optima 2de jrg. nr. 1 (januari 1984) verschijnt het tweede en laatste deel van dit artikel. Daarin komen aan de orde: Athenaeum - Polak & Van Gennep, Elsevier/Manteau, Veen, De Prom, bibliofiele uitgaven en piratenuitgaven.
- eindnoot1
- Gerard Reve, Archief Reve 1931-1960, Baarn, de Prom, 1981, p. 154-162.
- eindnoot2
- Zie hierover Simon Carmiggelt, in (a) Gerard Reve en S. Carmiggelt, In gesprek, Amsterdam, Peter van der Widen, 1980, p. 55-56; (b) S. Carmiggelt, Met de neus in de boeken; geillustreerd door Peter van Straaten, Amsterdam. De Arbeiderspers, 1983, p. 58.
- eindnoot3
- ‘Anti-semitisme’ (4-8-1945); ‘Albert Vogel’ (27-10-1945); ‘Cinema Royal’ (27-10-1945); ‘De das in het bosch. Een sprookje zonder moraal’ (22- 12-1945).
- eindnoot4
- ‘Arbeiders herwinnen hun vrijheid’ (8-6-1945); ‘Aller belangen dienen’ (15-6-1945); ‘De nieuwe vredesorganisatie’ (22-6-1945); ‘Zedelijke verwilde- ring’ (29 juni 1945); ‘Atoombom vernietigde een stad... en een verouderde natuurbeschouwing’ (7-9-1945); ‘Opkomst en ondergang van de zwarte markt’ (21-9-1945).
- eindnoot5
- Met de neus in de boeken, p. 58.
- eindnoot6
- Richter Roegholt, De geschiedenis van De Bezige Bij 1942-1972, Amsterdam, De Bezige Bij, 1972, p. 97, 102.
- eindnoot7
- Gerard Reve, Brieven aan Josine M. 1959-1975, Amsterdam, G.A.. van Oorschot, 1981, p. 293.
- eindnoot8
- De geschiedenis van De Bezige Bij, p. 93-94.
- eindnoot9
- W.F. Hermans, Mandarijnen op zwavelzuur, Amsterdam. Rap, 1967. p. 196. Volgens Reve citeert Hermans hier overigens incorrect, zoals blijkt uit het volgende citaat uit ‘Veel genoegen’, Reve's bijdrage aan het Hermans-nummer van Tirade, jrg. 25, nr. 271 (december 1981), p. 608-610: ‘Terzake bijvoorbeeld De Tranen der Acaciaas, waarvan indertijd het manuskript als obskeen door De Bezige Bij en Meulenhoff werd geweigerd doch door Van Oorschot werd uitgegeven, publiceerde Hermans een brief van mij, waarin ik hem mededeelde bij De Bezige Bij voor het boek gepleit te hebben. De belangrijkste zinsnede uit die brief heeft Hermans gemakshalve en zonder enige redactionele aanduiding uit de geciteerde alinea gelicht, omdat ik uit die zinsnede àl te sympathiek en al te pro-Hermans te voorschijn zoude kunnen komen. Vervalsen mag, als het nuttig blijkt: een communisties leiderschap zoude Hermans op het lijf geschreven zijn.’
- eindnoot10
- Interview met Van Oorschot, Het Parool, 26-8-1969.
- eindnoot11
- C.J. Kelk, ‘Waanzin ten top gevoerd’, De Groene Amsterdammer, 8-1-1966.
- eindnoot12
- Michiel Berkel, ‘Geert van Oorschot’, Haagse Post, 12-9-1981.
- eindnoot13
- In november 1982 door Reve voorgedragen, o.a. in De Brakke Grond te Amsterdam; in druk verschenen in: Gerard Reve. Quattuor poemata, Prelum cui nomen Brakmoron, 1982.
- eindnoot14
- Jos Paardekooper, ‘Tekstuitgaven van Werther Nieland en De ondergang van de familie Boslowits’, in: Reve Jaarboek [nr. 1 ), Utrecht, Reflex, 1983.