De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– AuteursrechtvrijStem: Van de Merliton.
HOord iens allerzoetste Meisje,
Wat dat ik u zekken wil,
Ik wou met u wel ien reisje,
Kaan heel zakjes en d'stil,
Iens nak de Bremer-ton,
k'Daar is het bon,
Om Wijn te drinken,
Iens na de Bremer-ton,
k'Daar is het bon.
| |
[pagina 71]
| |
Meysje.
Gaat van hier gy rottig Waaltje,
Kijk wat komt my hier aan boord
Ik heb wel een ander staaltje,
Die mijn zinnen heeft bekoord,
Ik zeg loop hier van daan,
Ik wil niet gaan,
Om Wijn te drinken,
Ik zeg loop hier van daan,
Ik wil niet gaan.
Waaltje.
Kom mijn alderscoonste Gekje,
Wild maar iensjes met my kaan
En keeft het Waeltje iens een bekje,
Kaan wy naar de Malibaan:
k'Daar hebt gy lek're Mom,
Mijn Liefste kom,
Laat ons die drinken,
k'Daar hebt gy lek're Mom,
Mijn Liefje kom.
Meysje.
Ik zeg dat gy zult vertrekke,
Ik wil u niet ten aantwoord staan,
't Lijkt of gy met my komt gekke,
'k Zeg dat gy van hier zult gaan,
Loop heen gy rottige Waal,
U Rok is kaal,Uw Pruyk vol Neten,
Loop heen gy rottige Waal
Met deze Taal.
Waaltje.
Wild zo niet verbitterd wezen,
Meysje scoonder dan Diaan,
Gy die boven al geprezen,
Daarom Liefje laat ons kaan,
Iens naar den Overtoom,
| |
[pagina 72]
| |
Daar woond mijn Oom,
k'Daar zullen wy smullen,
Iens naar den Overtoom
k'Daar woond mijn Oom.
Meysje.
'k Wil u langer niet meer hooren,
'k Zeg dat gy verhuyzen moet:
Zoekt een andere te bekooren,
Met u Franse Poppe-goed,
Gaat zoekt vry een Walon,
Die is mee bon,
Wild die gaan Vryen,
Gaat zoekt vry een Walon,
Die is mee bon.
Waaltje.
Neen, ik k'wil u niet verlaten,
Alderscoonste die ik min,
'k Bid u wild dok zo niet praten
En verzagt u stuursche zin,
Want ky ô schoone Maagd,
My dok behaakt,
Ky bent mijn Bekje,
Want ky ô schoone Maagd,
My dok behaakt.
Meysje.
Gy kan uyttermaten Vryen,
En staat pal gelijk een staak,
Daarom mag ik u nu lyen,
Doet met my nu uw vermaak,
Kom treed maar in mijn Huys,
Daar is het pluys,
Daar zal men speelen,
Kom treed maar in mijn Huys,
Daar is het pluys.
Besluyt.
Het Waaltje die ging met het Meysje
[In haar Huys met groot pleyzier],
| |
[pagina 73]
| |
En hy speelden daar een reysje,
Naar de aldernieuwste zwier,
Hy speelde t'est du bon,
De Merliton,
Van dit zoet Meysje,
Hy speelde t'est du bon,
De Merliton.
|
|