De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– AuteursrechtvrijOp de Wijs: ô Holland schoon!
BAtavia Casteel ten toon,
Paerels en Diamanten,
Laat ons veel Zilver en Goude schoon,
Komen van alle kanten,
Met onze Schepen groot en kleen,
| |
[pagina 58]
| |
Al door de Woeste Baaren heen
's Iaarlijks met verblyden,
Komen tot alle teyden.
In 't Iaar Zeventien-honderd hoord
En drie, daar by nog mede,
Deed' men den Trommel slaan na Boord,
T'Huysvaarders maakt u rede
Met onze Schepen wel bemand,
Al na dat lieve Vaderland,
Met Godt de Reys aanvangen,
Daar na stond ons verlangen.
Maar eer men nu hier scheyden zal,
Van deze Bepaerelde Landen,
Diend hier een Vaersje by geval,
Van deze Nieuws-waranden,
Van yder Land zijn Kostelijkheyd,
En 't geen hy leverd op zijn teyd
Van al die Hoofd Comptoren,
Gelijk gy hier zult hooren.
Ambons, Fiktoraels Casteel,
Met al u schoon Contryen,
Die 's Iaarlijks zijn Vrugten veel,
Komen tot allen teyden,
't Geboomte door het gantze Rijk,
Daar onder zeer vermakelijk,
Ziet men d'Nagt'gaaltjes bloozen,
Zo rood gelijk als Roozen.
Banda, geeft ons het heele Iaar,
De Nooten van Muschaten,
Die in haar Foely leggen klaar
En haar geyl, zoet vermaken,
Waar op het Eyland Carolijn,
Daar Paradijs-gevogelt zijn,
Dood vallen op der Aarden,
Zeer kostelijk van waarden.
Ternaten, Toebans-land plenteyt,
| |
[pagina 59]
| |
Geeft ons veel Loeris rede,
Waar op 't Casteel Oranje leyd,
Ziloor en Timoor mede,
Daar haald men Was en Zandel-hout,
Ook Schildpads Hoorenen menigfout,
Makasses leverantie,
Geeft Goud na abondantie.
t'Summatra, haald men ook Goud,
Ook Benjemin zeer redig,
Peper met lasten menigfout,
Met onze Scheepjes snedig,
Malakke, geeft ons Lood en Tin,
Harpuys en Peper met gewin,
Haard-Yzer Steene Muuren,
Doet Suyker en Dela duuren.
Siam, geeft ook Loot en Tin,
Met Gom en Lak-gesteenten,
't Onkje, daar vind met Zijden in,
Al by haar slegte Gemeente,
Van Muskus-zyde, Pelang schoon,
Ook spand Iapan daar van de kroon,
Een Land zeer kostelijke,
Veel Armen maakt tot Rijken.
Een Goud, en een Zilver-land,
Kopere en Yzere staven,
Kampher en Lak, werd abondant
Sekje om ons te laven,
De Kust Cormandel geeft ons Lijnwaat,
Buskruyd, Robijne en Agaat
Paerlen en Diamanten,
Komen van uwe kanten.
Bengale, het lieffelijke Land,
Geeft ook Lijnwaat en Zijde,
Tarw en Boter abondant,
Salpeter op zijn tijde,
Daar door loopt een Rivier De gans,
| |
[pagina 60]
| |
Vijf-honderd Mijl was ik onlangs
Daar boven, veele Dagen,
Ik kon geen Eynd bevragen.
Sylon, geeft Gengber en Caneel,
Ook schoonder Elyphanten,
De Kust Kammere, geeft Peper veel,
Die zy aldaar beplanten,
Schoon' Tarwe geeft ons Wingerla,
Ook Cardemon en Kleederen dra,
Veel Hoertjes die der weyden,
Waar mee wy ons verblyden.
Persie, geeft Rooze-water goed,
Amandelen en Rozijnen,
Kissemus en Drooge-bak zoet,
Schoonder Persiaanze Wijnen,
Suratte, Zijde en Fluweel,
Ook Zilver-wortels, Paerle veel,
't Zijn kostelijke Waaren,
Daar men veer moet om vaaren.
Mocha, al in de Roode-meer,
Geeft ons Goude Dukaten,
En schoon' Bloed-corale veel,
Ammeldegrijs met maten,
Al deze Landen zijn gemeen,
Met onze Compagnie vereen
Getrouw daar in te blyven,
Om handel daar te dryven.
|
|