| |
| |
| |
Karnavaltooneelen uit ‘Het masker’.
Brussel (zaal van koffiehuis, schitterend verlicht, bezet met heeren en dames, meest ongemaskerd en in burgerkleedij. Tusschen en rond de tafels, of achter malkaar in eene rei, de handen op de schouders van den voorganger, banen de maskers, zingend en springend zich een doortocht in de gangen).
voert de schoone meisjes meê,
en zij dansen vol behagen
mooi gemaskerd door de steê.
(Op het woord ‘stil’, staan allen plots stil en een voorzanger, die op stoel of tafel staat, zingt:
| |
| |
Karnaval op zijnen wagen,
(Na de derde ronde, roept de voorzanger eene spreuk, telkens antwoorden allen met een langgerekt: jâ!)
Trekt de wagen er van door?
| |
| |
Zijn wij er, zijn wij er?
(Gezamentlijk zich neerfokkend). Jâ!
(De Voorzanger springt van stoel of tafel, de maskers rechten zich gezamentlijk en vertrekken dansend, al zingende het:)
Wie zal het ons beletten?
en steekt de vreugdtrompetten:
(Later een groep Pierrots met gitaren, en Pierretten met mandolinen, komt zingend en dansend op en omringt Freule en Jonker van Rozendale, insgelijks in Pierrot en Pierette. Uit de groep steekt een staf met lachende volle maan hoog uit.)
om 's avonds bij 't maantje
| |
| |
puur goud zijn heur lokken,
Omringd van heur hofstoet,
en spreidt hare schoonheid
Verschijnt zij aan 't venster
om 's avonds bij 't maantje
| |
| |
verschijn aan uw venster,
bij 't tokklen der snaar,
Pierrot, mijn lief vriendje,
Mijn ziel zingt met de uwe
want 'k heb in mijn kamer
't Maanventje zit lachend
Maar werpt naar de liefjes
met schieren uit 't vuur,
Zijn hout voedt het vuurken,
| |
| |
Maar 't ventje merkteekent
maar 'k werp u een koord;
kom kus mij aan 't venster
tiendubbel schenkt 't liefken
maar 'k liet hem niet komen
| |
| |
en niemand dan 't maantje
om 's avonds bij 't maantje
(Leonce Istas in ‘Mefistofelès’, doch met zwarten ‘loup’ voor de oogen, treedt op, groet met plechtig gebaar de geheele zaal en zingt:)
die naar verkwikking dorst.
| |
| |
werpen kleurge serpentinen
en bestrooien 't liefgetal
prikklen 't bloed in 't jong gemoed;
maakt u 't jeugdig leven goed!
schept vermaak in uw spel.
wilde jeugd, grijp naar uw deel:
op der wereld speeltooneel!
| |
| |
(Men juicht en danst; van alle kanten worden serpentinen geslingerd, en de geheele zaal herhaalt het karnavallied):
Wie zal het ons beletten?
en strekt de vreugdtrompetten!
|
|