Onze Stam. Jaargang 1911
(1911)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
Sinte Godelieveland vol wied en distel
Vroeg zijne kloeke hand, zijn arm, den sterken.
En binst wel vijftien jaar
Klonken truweelen klaar;
Werkman, uw woning rees als een paleisje daar
Altoos, altoos hield hij daar aan de hand,
Aan het schoone Godelieveland!
| |
Refrein.Ook steeds zal warm op Gistel 't harte slaan
Voor 't edel doel van werken en vermooien,
Op het Beaucourt Schoonhof waar al die woonsten staan
Perels, die sieren, die tooien
't Lieve Godelieveland.
| |
II.Als eengen schat heb ik te mijnen dienste
Niets dan een armenpaar, een kind en vrouwe,
Ik ben tevreden hier met mijn verdiensten
Als werkloosheid niet en geeft rouwe.
'k Heb toch een lieve woon, vol peis en vreê
En dat geeft zekerheid en ruste meê.
Zoo juicht de werkmansstand
In het schoone Godelieveland. (Refr).
| |
III.Is 't niet of Godelief, de patronesse
Haar zegen uitstort op 't lieve vlekje,
Is 't niet of de eedle martelaresse
Welstand, gezondheid schonk aan 't Schoonhof plekje?
Uit 's paradijzes heerlijke zaal
Klonk als het waar haar heilige taal:
‘Altoos strooi ic uyt min hant
Min seghen upet lant
Waer ic min crone vant’. (Refr).
Jan Van den Wyngaert.
|
|