Onze Stam. Jaargang 1911
(1911)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMisnomers.Daar is een tijd geweest toen het ‘Menheer, mevrouw, mejuffrouw’ in onbruik raakte. Dat begon zoowat met het jaar van de z.g. Bataafse vrijheid, tussen twee haakjes een dure grap. Toen heette het: burger, burgeres; kort en bondig, lang niet om meê te spotten! In veel gevallen een redmiddel, soms goud waard, als je niet weet wie je vóór hebt; en - je doe liever niemand te kort. Honderd malen en meer is het vóór deze gezegd:
Elk en ieder het zijne is en blijft het hoogste recht,
Suüm Cuique heet het in het latijn
Elk moet weten wat is mijn, wat is dijn!
Ja, alles op zijn tijd, alles op zijn pas!
Heer, menheer, burger: goed! beter! best!
Mevrouw, madam, burgeres: id.! id.! id.!
Freule voor het jonge goedje klinkt ook heel lief;
Als ik meisje was hoorde ik het liever dan juffrouw.
Eenvoud - zei Boerhave, of wie was het? - eenvoud is het zegel van het ware, en de practische engelsman, die ons | |||||||
[pagina 180]
| |||||||
dat woord ‘Misnomer’ aan de hand deed, hij heeft, dunkt me, gelijk, dat hij je in veel gevallen het afdoet met een paar letters. Ze weten allemaal dat am en pm beteekent ‘vóór- en na den middag’, en dat mr en messrs verkortingen zijn voor monsieur en messieurs, op hunne manier uitgesproken. Jammer, dat wij het nog niet er over eens zijn, om maar kortweg te schrijven: Mr., Mw., Mj. Dat wil er nog maar niet in. Van de tweehonderd adressen zijn er honderd en meer, die beginnen met: den Heer. Kan het nog gekker? Erger dan ridicuul is het om dat ‘de Heer’ toe te passen op je eigen persoon. En toch zieje zoo vaak op naamkaartjes: ‘de Heer en Mevrouw van der Hiemmes’, en ik vraag het iedereen af in gemoede, of hij niet liever hoort: Bonsens in het engels of 't is wat je maar wil of hij niet liever leest: ‘Mr. et Mad. Vanderven’ De duitsers wordt nagegeven dat ze nog al op hebben met titelatuur. Toch zieje zelden anders op adressen dan: ‘Herr Etwas. H. Lehrer. H. Doctor H. Muller’. Op adreskaartjes vervalt zelfs dat ‘Herr’. ‘Paul Kruger ùnd Frau’. Zie je 't daar staan, al geldt het nog zoo'n hoogen Oome! Als misnomers zou je kunnen noemen de benamingen aardappel, lijsterbes, schoorsteen, vouwbeen, walvis; maar - we zijn er nu eenmaal aan gewend. Toch zou ik met de Vlamingen liever spreken van ‘pataten’. Ook kan ik mij meer vereenigen met hun ‘schenkbord’ dan met ons ‘schenkblad.’ Schouwbord‘ | |||||||
[pagina 181]
| |||||||
zoude ik ook prefereeren voor schoorsteenmantel’; ons ‘schoorsteen’ zal dan ook wel een misnomer zijn voor schouwsteen: metselwerk boven de schouw of vuurhaard. Assiet, teljoor en schotel zijn o.i. betere benamingen dan bord voor ons etensbakje, daar een bord ons meer doet denken aan een ankerbord, buitenbord, een dambord, letterbord, seinbord, uithangbord, en wat je al niet meer voor borden hebt. Honderden zijn er, die die saucière overzetten in ‘sjukom’. Waarom? Joost mocht het weten - Joost Van den Vondel? - Saus - fr. eng. sauce - het is een gerecht, toespijs en het franse jusGa naar voetnoot(1) (enz. juice) is doodeenvoudig sap.
Het eerste wordt wijn, het andere citronade en limonade. Die jus zegt voor sous, maakt gebruik van een misnomer. Mij dunkt dat is wel iets voor de mannen van het ‘algemeen nederlands verbond’, woorden als het zoevenesgenoemde, ze willen die in den ban doen: eruit daarmee! goed zoo; maar stel er dan goed dietse voor in de plaats. Dat als artikel een. En nu doet zich menig geval voor, waarin men niet altijd zoo gelukkig was in de overzetting. Oudtijds heette het ‘bonjour! bonsoir!’ dat hoort men haast niet meer maar heel veel: goeden middag! Ai! wat een leelikerd. Onze ouders en grootouders hebben allen den tijd meegemaakt van de hollandse school, franse school, latijnse school. Die toen nauwelijks hollands kende, begon al aan het frans, en die hooger op wou, die moest latijn leeren. Ons hollands heeft dan ook heel wat woorden overgenomen uit het frans en latijn; is daardoor zooveel rijker geworden, ik zou haast zeggen staat bovenaan, altijd op het engels na. Goeden middag! Alas poor Yorick! Laten we eens uitgaan van het frans, wat is mi? half | |||||||
[pagina 182]
| |||||||
Maar wij spreken niet van halfdag, we zeggen middag, best! Maar halfdag of middag om het even: de dag rekent naar de zon: het is de zon, die den dag aangeeft. De klimmende tak van de zon maakt den voormiddag, de dalende tak den achtermiddag, en het keerpunt is de middag de zon is dan op zijn hoogste punt en gaat aan het dalen! Dit in aanmerking genomen, is het buiten kijf, dat ons goeden middag, vrij wel is... Je weet wel! weg er mee! De A.N.V. mannen ze willen ook dat dejeuneren en dineren er uit hebben;Ga naar voetnoot(1) niet de zaak, denk ik, maar de benoeming. Jeuner, zeggen ze, is vasten, (enz. fast) en déjeuner (enz. breakfast), daar hebben wij een goed diets woord voor... ontbijten. Goed zoo! Diner is dagmaal, niet middagmaal, dat ware midiner. Diner als zegwoord is: eten, spijzen, dineren, je hebt maar te kiezen hoe je het hebben wilt. Maar spreek nu niet van ‘middagmalen’ dat is om kippevel van te krijgen; een misnomer als een mastodont. Avertir enz. advertice (wij zeggen wel adverteeren) we hebben er een goed diets woord voor, nl. waarschouwen. Blanus wist het wel; ik hoor hem nog zeggen: Damen, heeren, boeren, burgers, buitenlui, de laatste waarschouwing; de lichten worden aangestoken, de muziekanten gaan naar binnen. Nooit bezondigde hij zich aan dat averechtsche ‘waarschuwen’ en ‘waarschuwing’ waar van schuwen heelemaal geen questie is. Het is cacographie om te schrijven en onzin om het te zeggen. Waarschouwing dat is de ware vingerwijzing; ib. idem. advertentie ook algoed, maar dan krijg je het aan den stok met de puristen. | |||||||
[pagina 183]
| |||||||
De u klank - als in Utrecht - komt veel voor in het frans; in het engels nimmer of nooit; in het diets zoo nou en dan ja; je kan ze wel tellen de woorden met u klank. Azuur, buur, curaçao, duur, furie, guur, huur, kluwen beter kloen, luw, beter lauw, muur, dat zijn er tien, waarvan enkele maar zoo! zoo! en eigenlijk niet bij ons te huis hooren. Als je met kunst en vliegwerk er nog twintig bij krijgt, mag je blij zijn. Bij ons en in het hoogduits hoor je meer de oe klank en veel ware er voor te zeggen om de 5de vokaal of 21ste letter van het heel alphabet te laten hooren als oe en evenals in het duits, slechts bij uitzondering de klank u te laten hooren. We willen het nou even hebben over de t. Soms wordt die met de haren er bij gesleept. Hoe vaak hoor je niet: ‘de wegt is zoo lang’. Zoo ook:
Het klinkt plat en onaangenaam. Meer woorden zijn er waar de vox populi maar een t heeft binnengesmokkeld. Denk maar aan het steêke Delf. Ze hebben er Delft van gemaakt. Maar Delfshaven heeft nog zijn goede spelling behouden; ook Delfland en Delfgou. De Delfse botermarkt is beroemd; laten we het daarbij houden. Ook ink, kas, plaas, rijs, hebben heelemaal geen t van noode. Men schrijve alzoo ‘inklap, horenkas, boekenkas, plaasbiljet, rijscultuur, rijsveld’. Zelfs de duitscher, die een verkapte t laat hooren in de z; hij noemt ons ‘rijs’, ‘reis’, de engelsman rice, en wars van alle naaperij zien we toch het nut er niet van in, om à tort et à travers te willen uitblinken in gemaaktheid en affectatie. We hebben bovenal den staf gebroken over dat weergasche ‘middagmalen’ voor het nuttigen van ons hoofdmaal. Om de duitser na te volgen en er van te maken spijzen, à quoi bon? Als wij zeggen: we eten klokke vier, dan is dat duidelijk genoeg. | |||||||
[pagina 184]
| |||||||
Dineren kan er ook wel door. Het is ons dagmaal, onverschillig wanneer opgedischt. ‘Ontbijten’ en ‘ontvangen’ doen we ook gaarne op zijn tijd. Het praefix ‘ant’ tref je ook aan in antwoorden; zeker een zamentrekking van an-het-woord even als de eerstgenoemden zamentrekkingen zullen zijn van ‘an-het-bijten’ en van ‘an-hetvangen’ in den loop der tijden veranderd in ontbijten, beide misnomers. Laten we vrede hebben met de benoemingen bracelet, epaulet, manchet e.t.g. evenzeer als met dejeuneren en dineren, woorden alleen te verdietsen in ontbijten en eten. Als iemand zegt: we eten om half vijf, dan weet iedereen dat hij bedoelt: ‘tafelen dineren’; de uitdrukking middagmalen is een misbak. Toen in het jaar 13 Holland weer vrij was, toen was men er op uit om de fransche tijd over den kop te zien, maar dat ging toch niet, veel moest er behouden blijven. Hadden ze het ook maar gedaan met de frank. Maar neen! een eigen muntstelsel! En daar gaan we niet zoo gauw van af! 't Engelsche muntsysteem en het latynsche, ze sluiten zich zoo goed aan elkaâr: 25 frank een engelsch pond. Een engelsche lord had een zoon op studie te Parijs. Het jonge mensch disponneerde bij zijn vaders kassier en deze gaf papa kennis van de 300 livres, die zijn zoon had getoucheerd. Si ce sont des livres sterling, antwoordde zijn lordschap, c'est quelque chose, mais si ce ne sont que ces f... livres français, en donnez lui autant qu'il veut. Mais revenons à nos moutons. Te Singapoor mr P bezoekend bij een hollandse firma (Ankersmit & Co), stond juist eene dame op het punt te vertrekken en hoorden we haar lief stemmetje dat, jammer genoeg! begon met: ‘goeden middag, heeren’ staaltje van onze onzinnige manier van groeten! en daarop: ‘good night, gentlemen’! | |||||||
[pagina 185]
| |||||||
Heel correct! want de dag liep ten einde. Er was dus alle reden, om de heeren veel goeds te wenschen voor de uren nog in het verschiet. Heel en al daarmeê in overeenstemming is wat ik hoorde van mr Th. Larsen en in mijn oor knoopte. Een tijd lang was hij werkzaam te London op een handelskantoor. Klokke twaalf gingen ze wat wij noemen koffij drinken. Alweêr een misnomer, want melk, thee, kwast, fosco worden in gelijke mate veroberd, doch dat daargelaten: de heeren gingen de lunch gebruiken, en de gewone groet is: good afternoon! goodbye! (God be with you), een stopwoord als bij ons dag! daaaaag! Maar - zei Th. L. - zaterdags hoor je niet anders dan good night! en dat waarom? De zaturdag is a half holy day. Na het middaguur, ga je uit elkaar en neem je voor goed afscheid, althans voor dien dag, die als iederen dag met den nacht besluit. Van daar hun: good night! Kostelijk! Dat is nu niet precies alsje op een oor leg - zoo nemen wij het op, misnomerig als naar gewoonte - maar als de zon afscheid neemt. Delf, Delfia, daarvan te maken Delft. Ik zei daareven al, ik wou er een stokje voor steken. Op geografies gebied zijn meer misnomers aan te wijzen. De Scheldemond, het vaarwater tusschen Schouwen en Walcheren is genoemd door de Romeinen Romaporta, een naam die nog voortleeft op de zeekaarten, maar geworden is: Roompot. Men moet aannemen dat de Linker Scheldemond (het vaarwater tusschen Noord-Vlaanderen en Walcheren en Zuid-Beveland) eerst is ontstaan en ter onderscheiding genoemd werd Wester-Schelde of linker-Schelde. De benaming Ooster-Schelde is haast niet te verdedigen: ja, uit een oogpunt, wel namelijk dit: Waar de Scheldestroom ombuigt naar het westen, daar kreeg ze den naam van Wester-Schelde, met alzoo het water, dat den ouden weg volgde. De naam Ooster-Schelde is echter niet op zijn plaats; de naam Water-Schelde evenmin, sedert al het | |||||||
[pagina 186]
| |||||||
Scheldewater al te maal voorbij Vlissingen naar zee gaat, dat is van af den tijd dat de zg. Oosterschelde is afgedamd. Nu iets van Zierikzee, mijn geboorteplaats. In een oude beschrijving van het eiland Schouwen door ik weet niet meer wie, daar las ik Zierixzee tot mijn verwondering; maar Mr. B., onderwijzer, wist mij uit te leggen, dat het is Zieriks-ee, dan wel Zierix-ee, en dat het alleen Zierikzee is geworden bij abuis, bij vergissing of hoe je het noemen wilt, maar altijd een misnomer. Ee, ie, ei of ij, altemaal benamingen voor water en waterland te vinden in Krommenie, Middelie, Edam, Yhorst gemeente Staphorst, Ymuiden gemeente Velzen, en niet te vergeten het woord eiland. Onze Mr Jacob van Lennep was er ook op uit om misnomers aan te wijzen. Je vindt het in al zijn werken. In 1871 verscheen van hem bij de gebroeders Krooy te Amsterdam een boekje: alledaagse bokken in het gesprek. Ja, wat je daarvan kreeg te hooren, te zien en te slikken, het is de moeite waard om op te teekenen. Maar we moeten het even hebben over ons eiland oudtijds ook wel genoemd oog, een woord dat we nog aantreffen in Schiermonnikoog. Het engels is rijker dan onze taal in schakeering van uitdrukkingen als: dit is een eilandje; daar heb je islet, isle, (isle of Wight bijv.) eindelijk island zooals Ysland, Ierland, groot Brittanje. Een enkele maal zie wel eens op de kaart British isles, maar dat is minder correct. Island en ons eiland, je zou haast denken dat het één was; maar ik geloof, dat we hier te doen hebben met een gelijkheid van klank, louter toevallig, anders niet. Island - van isle, insel, insula - eindelijk kom je aan de taal van het oude Latium, en daar zullen we den oorsprong van isle en island hebben te zoeken. Maar dat gaat niet op voor ons eiland, oudtijds oog. Daarin vind je terug den klank ee, ei, ie voor water als in
| |||||||
[pagina 187]
| |||||||
De tweeklank ae (zooals in aem, paert, laers, schaep, schaer), o.i. heeft men verkeerd gedaan, dien klank eenvoudig maar te negeren, te amoveren, anders gezegd te verdonkermanen. 't Geeft zoo juist aan, hoe die woorden uitgesproken! Zoo heeft men in de hand gewerkt calographie in de plaats van ortographie. Klaar en duidelijk komt dat uit in Amersfoort, mooi stadje van 20 d. zielen aan de Eem of aem, ter rechte Eemersfoort, aemersfoort. Het dienstpersoneel wil niet meer weten van ‘dienen’. O neen! Ze zijn ‘in betrekking’. ‘Dienen’ is anders een goed woord en een goede zaak. Diener, dienares, dienst, verdienen, verdienste, wat mankeert er aan? Bediende is te rekenen onder de misnomers voor zoolang gebezigd voor iemand, die ondergeschikt is en wiens werk het is om anderen te dienen en te bedienen. De uitdrukkingen ‘verdienen’ en ‘verdienste’ worden ook zoo misbruikt. Een handelaar noemt zijn ‘batig’ saldo ‘zijne verdienste’. Curieuse opvatting! Na een dobbelpartij, zegt de winner: ik heb zooveel verdiend. N.B. Dat is de zin van 't woord ‘verdienen’ geweld aandoen, verknoeien. Maar het zit er nu eenmaal in om te wagen: hoeveel verdient hij in de week? Als het ons te doen is om te werken. Wat is zijn weekloon? Dat moet er uit! Als de Kollewijns en Winschotens dat maar eens met ernst aanpakten! Niet zoo gemakkelijk om veel dat mis is en misseliks er uit te krijgen, maar het behoort ook niet tot de onmogelijkheden. Ouders, die het goed voor hebben met hunne kinders moeten de eerste hand er aan leggen; maar niet alle, die het zoo goed afgaat! Leermeesters en meesteressen, die gaat het beter af. Ze heb- | |||||||
[pagina 188]
| |||||||
ben de kleinen te vormen en op te leiden tot denkende wezens. Geen papegaaien er van maken! Laat ze denken en behoorlijk hun gedachten uiten. Geen onzin uitslaan als van middag om 4 uur. Nog al te veel worden kinderen dingen voorgehouden daar ze niets aan hebben. Den Haag, 28 Augusti 1911. H.J. Borgerhoff-Van den Bergh. |
|