Onze Stam. Jaargang 1911
(1911)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Vrouwenhoeden.Muziek van Th. Moreaux. Uwe hoeden, dames, zijn zeer mooi,
't Zijn bloemenkransen, stijgende vlerken;
Zij gelijken eene vogelkooi
Of wel een hof met bloemenperken;
Daar weggesteken onder uw haar,
Schijnen uw oogen me toch zoo raar;
Uwe hoeden, dames, zijn zeer mooi,
't Zijn bloemenkransen, stijgende vlerken.
| |
Refrein:Doch! hoe schooner ware uw gelaat
En uwe blik hoe feller en heller;
Zonder dit onnoodig sieraad,
Hoeveel schooner ware uw gelaat.
O Dames, zoekt toch uw gemak,
En blijft niet langer onder dat dak.
Uw hoeden zoo extravagant
Versieren zeker onze straten,
't Zijn vreemde planten in eene mand'
Maar aan de mode is niet te praten;
Ook doet uw zin, en op uw hoed
Zet al de bloemen der heele wereld:
Vogels en pluimen in overvloed
En daarbij kanten zeer zwaar bepereld.
| |
Refrein.Doch hoe schooner....
Is men geplaatst in het tooneel
Achter een hoed met groote planten,
Gelooft mij vrij, men ziet niet veel,
Al wendt men zich al alle kanten,
| |
[pagina 140]
| |
Duiven, pauwen, ja 't neerhof gansch
Met staarten, 'k wed van moedergans
Berooven ons van zicht en zinnen...
Wie zou die zotte mode minnen?
| |
Refrein.Doch hoe schooner...
Met zulk een vischschuit, ja, voor het oog,
Moet men toch alle hope begeven,
Bij regentij loopt madam in 't droog
Zij moet voor 't zonnelicht niet beven,
Maar zijt gij schoon, zonder dit kaproen,
Wat ziet ge er drommels leelijk uit,
Wen ge uw haarbos siert door zulk fatsoen
Hebt ge voorwaar een rare snuit.
| |
Refrein. |
|