Onze Stam. Jaargang 1910

Kanteklaar's Lofzang aan de Zon.

Gij die 't getraan van eiken graspijl af komt droogen,
Die van een doode bloem een vliegend Vlinder maakt,
Wanneer ontblaad'rend, als een lotgeval voor d'oogen,

Door Pyreneeschen wind gebogen

De Amandelboom wordt kaal en naakt.

'k Aanbid U, Zon! gij die tot rijpen van elk honing,
Tot zeeg'nen van elk hoofd zendt uwen stralengloed.
In ieder bloemenhert en in de kleinste woning

U splitst en g'heel blijft, wondre koning,

Gelijk de moederliefde doet!

Ik zing U, Zon! gij moogt mij als uw'n priester achten
Gij die het druifsap kleurt als 't in de wijnkuip ligt,
En, als ge uw vaarwel zegt bij 't naadren van de nachten,

Een schaamle ruit niet zult verachten

Waarin gij spiegelt uw gezicht!

De zonnebloeme in 's herderstuin draait met uw stralen,
't Goud blinkt, dat op den toren mijnen broeder draagt,
Als ge in den lindeboom heimzinnig neer komt dalen

Ziet m'u op d'aarde ronden malen

Zoo lief dat m'haast geen stap meer waagt.

't Vernis der kruik door U in smeltverf wordt herschapen,
Gij maakt een standaard van een dweil, die hangt en droogt,
De hooimijt heeft door U een kap met gouden slapen

En 't biekorfkapje draagt een wapen

Dat niet dan goud en glanzen toogt!

[p. 145]

 

Lof aan U op hot veld! Lof U in 's wijngaards werken!

 

Wees gezegend in 't gars en bij het trotsch portaal!

 

In 't hagedissen oog en in de zwanevlerken

 

Gij, zon, kunt groote lijnen perken

 

Maar teekent ook op kleinste schaal!

 

 

 

't Is gij, die eenen tweeling maakt van alle dingen

 

Daar aan elks voet een schaduw komt wanneer gij straalt;

 

Gij dubbelt het getal van onze lievelingen

 

Daar 't schaduwbeeld wel zonderlinge

 

Meest schooner is als wat het maalt!

 

 

 

'k Aanbid U, zon! gij vult de lucht met rozekleuren

 

In 't braambosch steekt gij goud, de bron wordt kristallijn,

 

Gij kunt een schaamlen boom, o zon, met luister kleuren,

 

De dingen zonder U zoûn treuren:

 

En bleven enkel wat zij zijn!

 

(Chantecler Ed. Rostand).

 

 

 

Oostende, 24-4-10.

 

D^r Hillemans.