Onze Stam. Jaargang 1910(1910)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Rijn. Al bergen met wijngaards en wouden en rotsen, waar burchten in puinen de windstormen trotsen. Beneên spoelt de Rijn; wat gebouwd aan zijn stroom, in kleuren daar speelt van blijzonnigen droom. Daarboven verheffen op dragende bogen zich machtige bruggen met beelden ten hoogen, en prachtige zuil, op 't gebergte gebouwd, Germania rijst, die op Duitschland daar schouwt. Doch schoonst is de Rijn, als hij zwellend van onder de brug te Neuhausen met rommelgedonder de macht van 't gewicht zijner waters vergaart en ruischend en bruischend den waterval baart. Daar schuimen en brieschen lijk sneeuwwitte rossen de golven in deining; de stroomingen lossen en storten ter diepte, de rotsklompen op, onwrikbaar gestapeld in 't zwalpende sop. [pagina 146] [p. 146] Soms scheuren ten hemel de wolken zich open, en schittrend op rotsen van schuim overzopen, boomt 't goud van de zon, en het spattende nat lijkt vuurwerk, dat vonkelend vlam heeft gevat. Het natstuift en 't doomt rond de daavrende rotsen, waartegen de waters schuimbekkende botsen, waar, kleuren schakeerend als in haren boog, de zonne weerkaatst op het watervertoog. Dan lager, verlatend het hotsen en botsen, de branding van waters en zon op de rotsen, doorstreeft hij zijn doel en weerspiegelt de Rijn, de grootheid van 't land, dat ‘ruhig’ mag zijn. Ferdinand Rodenbach. Vorige Volgende