Onze Stam. Jaargang 1910
(1910)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdII. Levenswarande.Bij een huwelijk.Wanneer twee jonge wezens minnen
Met vuurgen, zaalgen liefdegloed,
Die hunne prille, dartle zinnen
En beider harten kloppen doet.
Ziet, hoe ze wandlen over de aarde,
De handen in elkaar gedrukt,
Terwijl hun blikken als een gaarde
Vol bloemen zien, die hen verrukt!
Zoo heerlijk schijnt hun 't nieuwe leven,
Dat oprijst in een stralenglans,
En beider zielen trillen, beven,
Als 't Bruidje blikt in 't Oog des Mans.
Hij wijdt haar tot zijn dierbre Vrouwe,
Begloort haar met zijn liefdezon;
Zij wordt in blijheid en in rouwe
Der Warmte straal, der Frischheid bron.
Mijn broeder, gij, gij zijt de kracht,
Die scheppen zal op Godes wenken,
| |
[pagina 140]
| |
Gij, zuster, zijt de teerheid zacht,
Die hem de liefdevrucht zult schenken.
... En dat geen wolksken ooit 't azuur
Van uwen hemel koom verdonkren,
Maar dat ondoofbaar minnevuur
Uw heele leven blijf omflonkren!
Dit is de wensch van maag en vrinden,
Van al degenen, die hier zijn,
Dat naamlijk Gij maar heil moogt vinden
En drinken loutren liefdewijn!
Oostende, 31 October 1900.
| |
Deelneming.Aan Frans DuthoyGa naar voetnoot(1). I
Uw zege, Frans, word niet gewonnen
Met moordend staal of ziedend lood,
Gij hebt uw lauwerbaan begonnen,
En niemand viel of werd gedood...
De krans, dien Gij U om de slapen
Gedrukt hebt, komt van 't noeste werk,
O mocht Gij nog zoo lauwren rapen,
Van 't schoonste soort en edelst merk!
II
Gij zijt een van die flinke geesten,
Die Vlaandren zullen zijn ten roem,
Want Gij zijt de eerste van de aleersten,
Gij hoort bij 't beste, bij de bloem
Van hen, die 't Vaandel zouden dekken,
Beschermen met hun hartebloed,
Maar 't Voorgeslacht nog durven wekken
En juichen bij zijn Heldenstoet!
| |
[pagina 141]
| |
III
Zoo Kapitein Duthoy nog leefde,
De Vlaming met het koene woord;
Zoo Vader niet zoo vroeg hier sneefde,
Zoo hij dat nieuws had aangehoord;
Hij, die Uw broêr in Congo's streken
Ten offer bracht aan Vorst en Volk,
Hoe zou zijn dankbre traan nu leken,
Als hij die zon zag, na zoo'n wolk!
IV
Toch jubelt iemand om Uw slagen:
Uw grijze Moeder glimlacht zoet;
Zij ziet Uw toekomst glansrijk dagen
En krijgt thans nieuwen levensmoed!
Die Martlares van 't zielelijden
Wil ik mijn schoonsten juichtoon biên:
Zij is 't, die na Uw heerlijk strijden,
Uw zege 't zaligst aan moet zien!
Oostende, 1 November 1900.
Fr. Van den Weghe.
|
|