Onze Stam. Jaargang 1910

Terugkeer.

O schoone avonddroom! noch wind noch bladgetril,
roerloos is de lucht, de schouwkens rooken stil.
Vóór een hoef aan 't hek. moe bleetend tropplen schapen
halzen uitgerekt, als naar den stal te gapen.
Met een kind op d'arm, een vrouw ontsluit de poort,
kwisplend hupt de hond, de schapen traaklen voort.
Monklend reeds van ver, daar treedt de herder nader;
moeder toont hem 't kind en reikt het over; vader
steekt het in de hoogte, kust en lievekoost;
rood de zonne zinkt, en alles blinkebloost.

Zinken mocht de zon, de zielezonne streelde
vader, moeder, kind, in heil en liefdeweelde.

Ferdinand Rodenbach.