Onze Stam. Jaargang 1910(1910)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Morgenindruk. Een grijze baaierd zonder licht of leven, waar alle vorm een twijflend raadsel schijnt, Een boschkoolschets met stompen uitgewreven, waar alles lijnenloos in domp verdwijnt. De morgen daagt en dompelt in die doornen. Heel vaag in 't grauw prent er een hoeve door, met stal on neerdak, schuur en groepen boomen, als hangend, weggedoezeld in den smoor. Onzichtbaar gaat de hemel ergens open. Een klaarte schijnt, die alles teeder kleurt; een glans, die laat het zonnelicht verhopen en 't hangend gaas vóór 't wordend landschap scheurt. Het landschap rijst, een zonnedroom aan 't droomen, in pinkelglans van haar bedauwd gewas. De wei ontkleedt zich van heur blanke doornen en strekt zich maagdlijk uit in 't blijde gras. Het wordt een harmonij in eens ontsproten, die lijzig als een verre zang versterft; een kleurenzang van allerfijnste noten, tonaliteit, subtiel gewaterverfd. [pagina 36] [p. 36] En 't landschap spreidt en legt zich breed te baden in licht en kleurenglans, half overtint, waaruit de zon die klimt, de fijnste draden in 't gaas van haren morgensluier spint. Prent door mijn zielenevels, schoonheid, waarheid, als stralend uit de scheppingswet van God, in oog en geest weerspiegel mij uw klaarheid en laaf me 't leven, balsem, kunstgenot. Ferdinand Rodenbach. Vorige Volgende