de gemeenteoverheid, zegde ik, hare rechtzinnige en hartelijke hulde brengen.
‘Ook sturen wij onzen vurigen dank aan de Vlaamsche Vereeniging van Letterkundigen’, die het hoog prijsbare, door sommigen onbedacht misprezen, doel beoogt, onze zoo belangwekkende hedendaagsche letterkunde nader te brengen tot het volk, - en die eerste gedachte van dit heugelijk huldebetoon heeft opgevat.
‘Aan de eerbiedige bezorgdheid der bevolking van Elsene wordt de gedenksteen Dautzenberg toevertrouwd’.
Die knappe woorden werden toegejuicht.
Dan was het de beurt aan dichter Prosper Van Langendonck.
De Heer Pr. Van Langendonck bedankte het Gemeentebestuur voor de bereidwilligheid, waarmede het ruimschoots bijdroeg tot de verheerlijking van onzen Nederlandschen letterkundige.
Uit de rede van dichter Van Langendonck ter eere van Dautzenberg lichten wij:
‘De hulde, die gij heden aan Dautzenberg brengt, verheugt ons, omdat die dichter, in al zijne bescheidenheid, een onzer echte kunstenaars was. Zijn lied ging met zoet geluid door den lande. Hij liet er een brok van de schoonheid onzer landen, - zijn rustig bloeiend en zonnig Limburg, - in neerzijgen als een heerlijk spiegelbeeld in klare wateren, en die schoonheid leeft daar voor lange tijden als in een kristallen vijver. Hij streefde niet naar de hoogste kruinen van gedacht en poëzie, met vermetelen wiekslag; het was hem voldoende de zacht-glooiende heuvels der Maasboorden te bestijgen en van daar met al de innigheid des harten te zingen van wat er rept en roert, en waakt en werkt in 't rustige dal. En heel die kleine, vreedzame, maar echt Vlaamsche menschelijkheid leeft voor immer in zijn gezangen.
Aan onze dichters schonk hij terug, die ware wetten der prosodie, die men sedert lange jaren had afgeleerd en die hij door zijne studie der Duitsche meesters terugvond. En met die