Onze Stam. Jaargang 1908
(1908)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 3] | |
Gulden Wenken voor ons Volk.Geachte toehoorders!Ga naar voetnoot(1)Weer is een jaar verstreken, sinds U hier door een of anderen leeraar, een opbeurend woord werd gesproken, om den afgelegden studieweg te roemen en der jeugd den gulden raad te geven, voort te ijveren in de baan van vooruitgang en plicht. Sedert het tot stand brengen van de inrichting, waar de volwassenen zoovele nuttige lessen komen ontvangen, werd reeds door talrijke voorgangers op eene gelijke plechtigheid het woord gevoerd, ten einde nadruk te leggen op het door hen onderwezen vak. Doch allen zult gij wel overtuigd zijn, dat op het schoolprogramma geen enkel vak voorkomt, waarvan de kennis niet hoogst dringend is, waarvan de studie niet door allen als hoogst nuttig wordt gewaardeerd. Ten einde niemand in de schaduw te stellen en de rechten van iedere leerstof te laten gelden, wensch ik thans even in vogelvlucht te onderzoeken, hoe talrijk de behoeften zijn geworden van den menschelijken geest; welke de middelen zijn, om zich een bestaan te verschaffen door het feit van de vele ontdekkingen, die werden gedaan; hoe men dus in den huidigen toestand van beschaving en vooruitgang, het best eene plaats kan veroveren op den maatschappelijken akker, onder de milde zonne, die erover schijnt voor allen. | |
[pagina 98]
| |
Het is eene dwaling, te denken, dat de handenarbeid niet even eervol is als het afbeulen van den geest. De arbeiders met den verstande zijn niet verheven boven die van de hand; gewis, zijn de uitvinders van ontdekkingen en nieuwe stelsels grooter dan smids, berdzagers of passers, maar zij, die zich vergenoegen met na te bauwen wat anderen hen vóórzegden, hebben al weinig meer te beduiden dan fatsoenlijke papegaaien, dan vogels, die behendig hun wijsje weten na te fluiten. Een knap werktuigkundige, die na rijp overleg, een schoon voorwerp kan smeden; die nauwgezet en trouw, zooals 't gevorderd werd, een stuk leveren kan, dat aan alle eischen beantwoordt en zal kunnen dienst doen voor het voorgeschreven doel, die man is stellig al minstens zoo verdienstelijk als een klerk, die voor de vijf en twinstigste maal denzelfden brief schrijft. Daarenboven is het lichamelijk werk veel gezonder; het staalt de spieren, verkloekt het lichaam en scherpt den eetlust. De bezigheid van den kantoorbediende verzwakt het lichaam, verflauwt zijn gezicht en welft zijnen rug al evenzeer als de zwaarste slavenarbeid, des te meer, daar het weerstandsvermogen zooveel geringer wordt in den luchtkring, waarin hij leeft. De groote dichter Bilderdijk heeft in zijne schoone poëzie op heerlijke wijze den vooruitgang van het menschdom bezongen; hij, zoo bewarend nochtans in zijne denkbeelden en grondbeginsels, werd getroffen door de verbazende vorderingen, die de menschelijke geest aan de wereld heeft doen bewerkstelligen. Deze vooruitgang heeft den kreits der werkzaamheden uitgebreid en talrijker middelen aan de hand gedaan, om met goed gevolg, den strijd om het bestaan te strijden. Sedert de boerenjongen James Watt rond zijn papketel zat en het deksel zag oplichten door de kracht van den stoom; sedert Stephenson deze waarneming benuttigde tot het ontwerpen van den stoomwagen, is de aardbol overdekt met een wezenlijk spoorwegnet. De lokomotief doorslingert het ruim. Maar hoevele handen worden niet bezig gehouden door het maken van dien reusachtigen draak; hoevele monden worden niet gespijsd, hoevele menschen worden niet gevoed, die hun dage- | |
[pagina 99]
| |
lijksch brood verdienen door het vervaardigen van staven, ketels, vijzen, ketens, pijpen, sporen en welke toebehoorten meer! Het ijzer werd niet alleen benuttigd voor goede, doch ook voor verdelgende doeleinden. De vuurwapens, de kanonnen zijn daar als bewijzen van wat ook door een boos genie, door den geest van het kwaad kan worden verzonnen. Doch het vaderland kan ook worden bedreigd en dan komt die bewerking ten goede van het algemeen, zooals zij ook nuttig is bij het verwerven van een verwilderd grondgebied, wanneer de stammen moeten worden op afstand gehouden, wanneer de beschavingstoorts in onbekende landen moet worden gedragen, waar vroeger niet het flauwste glimpje van kultuur heeft geschenen. Wel moet gezegd worden, dat de staalgieterij en de bereiding van het staal den oorlogsgod ter hulp kwamen, maar het is eerst en vooral eene reusachtige weldaad, dat stoomwagen en stoomschip aarde en zeeën doorkruisten, de volkeren nauwer aaneensnoerden, de voortbrengselen van handel en nijverheid uitwisselden en duizenden handen opeischten tot het volbrengen van een heilzaam en een vernielend, maar toch een broodgevend werk. Niet alleen nuttige, maar ook kostbare metalen werden onderworpen aan fijner bewerking, aan polijsting en vermooiing. Door hoevele handen reist de diamantsteen niet, van af het oogenblik wanneer hij een onzienlijke klomp is, tot wanneer hij ‘in de kroon der vorsten brandt!’ De bereiding van nieuw zilver mag evenmin oogluikend worden voorbijgegaan. Het is in de firma Henninger, te Berlijn, dat in 1824, voor het eerst eene fabriek van nieuw zilver werd aangelegd. Thans is de welstellende man heel dikwijls een liefhebber van kunstvoorwerpen; niet alleen wil hij, dat zijne kamers smaakvol worden behangen, maar hij doet den fijnschilder leven, bestelt tafereelen, die zijne salons opsmukken en verfraaien en getuigenis afleggen van zijnen kunstsmaak; hij wil fijn gedreven zilverwerk, slanke kandelaars in kunstig gesmeed brons of met arabesken ingesneden marmeren schouwstukken. Het | |
[pagina 100]
| |
porcelein van Sèvres, dat bloost als gestold zeeschuim, waar de avondzon op lacht, de artikelen van Wedgwood en Stoke op de Trente in Engeland, in grijze potaarde, evenaren in keurige liefelijkheid het porcelein van Delft, dat vroeger alleen de aandacht onzer voorouders gaande maakte. Niet alleen vindt de kunstkenner zijn gading in deze eeuw, maar ook de lekkerbek of epicuriaan ziet zijn smaak bevredigd. Vroeger telde men de dagen op, om te weten wanneer men zou mogen groenten eten; thans kan men opgelegde vruchten en groenten eten, het gansche jaar door; de lekkerste doperwtjes als de beste aspergen kunnen nu worden opgediend in het putje van den winter, terwijl onze voorouders zich met gestoofde rapen moesten tevreden stellen. Om die vruchten op te leggen, zijn weeral vele werklieden gevorderd geworden; en om de doosjes te maken moeten evenzoo handen gevonden worden; deze nijverheidstak heeft dus ook aan honderden menschen werk en brood verschaft. Het avondmaal werd bij onze voorvaderen flauw bestraald door eene smokige olielamp. In 1826 deed de gasverlichting hare intrede in Duitschland; het is de Engelschman Davy, welke de electrische verlichting het eerst aanwendde; eene nieuwe klasse werklieden, de electriekers, werd hierdoor in 't leven geroepen. Onze grootmoeders moesten zich stekeblind kijken bij dergelijke verlichting. Alles werd ook met de hand gedaan. Het duurde veel langer, alvorens een kleedingstuk af was. Walther Hunt uit New-York vervaardigde in 1834 de eerste naaimachien; Elias Howe uit Boston wist haar evenwel zoodanig te volmaken, dat dit uiterst tijdwinnend werktuig heel de wereld door werd uitgevoerd. Dit brengt ons regelrecht naar andere tuigen, die het handenwerk op voordeelige wijze vervingen, de snelheid vertienvoudigden en de uitslagen veel aan belangrijkheid deden winnen. Het optillen van groote lichamen, het wegen van allerlei lasten, die anders bijna niet te verplaatsen, waren, werd vergemakkelijkt door de aanwending van elevators, door die van de hydraulische balans en der koornweegschaal. | |
[pagina 101]
| |
De luchtscheepvaart heeft de waarnemingen in den dampkring bespoedigd; wellicht is de tijd niet verre meer, dat de vijanden zich niet meer te water of aan wal maar wel in drijvende luchtkasteelen zullen bevechten, indien de Wereldvrede zelfs niet wordt uitgeroepen, naar aanleiding van eene uitvinding, welke zal toelaten de vijandelijke krachten gedurig te bespieden. Thans heeft men het ook zoo verre gebracht, dat dank zij den beroemden Marconi, men draadloos kan telegrafeeren. De stenografie laat thans toe, de woorden van den redenaar zoo maar vlotweg op te nemen. Op dit gebied, zijn wij veel verschuldigd aan Mosengeil, Franz Gabelsbergen en Wilhelm Stolze, die zoowat honderd jaar geleden, het snelschrift bekend maakten en door hunne talrijke stelsels verbeteringen aanbrachten. Aan de boekdrukkunst werden ook aanzienlijke goede wijzigingen gedaan, door het uitdenken van de snelpers door Friedrich König uit Eisleben. Tezelfder tijd ging de houtsnijkunst met rassche schreden vooruit. De kopergravuur en de staalgravuur vonden talrijke beoefenaars. De staalgravuur uitgedacht door den Engelschman Heath werd later gedeeltelijk vervangen door de zincographie, en hierbij kwamen zich nog voegen de tindruk, de glasdruk, de stylographie en de galvanographie. De steendruk of de lithographie is eene uitvinding van Aloïs Sennefelder uit Praag. Hij kwam op dat denkbeeld, daar hij zijne stukken wilde vermenigvuldigen bij middel van den solenhoofschen kalksteen. Ten jare 1818, gaf hij rekenschap van zijne uitslagen in een boekwerk; de lithographische snelpers werd ook als eene weldaad begroet en men kwam op het denkbeeld, om op verschillende wijzen op steen te drukken. Tot het drukken van waarden, werd de guillocheerbank voor het eerste gebezigd door Hänel uit Magdeburg en door Teubner uit Leipzig. Het zou alleen een boek vergen, moest men het werk van Edison willen ontleden. Deze groote natuurkundige begon met nieuwsbladen te verkoopen op een trein en dan later, drukte hij zelf in een wagon, om eindelijk allerlei proeven te wagen op het gebied der physica. Alhoewel niet eens een flink wiskundige, wist deze gewezen gazetteverkooper door scherpe waar- | |
[pagina 102]
| |
neming de kracht van de electrische stroomingen waar te nemen, en hij kwam tot het grondbeginsel van den stemschrijver, daar hem een prik werd toegebracht door de kracht van de strooming, die hem bloed deed verliezen. Hij kwam tot de slotsom, dat zulk een puntig voorwerp, eene naald, b.v., indrukken moest voortbrengen, en zoo moest ook de kracht der stem indrukken nalaten op eene oppervlakte met eene zachte stof overstreken. En zoo is men er in gelukt, de stem der grootste kunstenaars te bewaren. Er is geene straat of men hoort gramophones of andere stemvertolkers, die toelaten de schoonste koncerten van de beroemdste kunstenaars te aanhooren voor niets, terwijl hier, des zomers, diezelfde artiesten duizenden franken eischen voor een paar nummers, die men met moeite kan doen bisseeren. De fabricatie van deze muziektuigen heeft aan vele handen werk bezorgd; vooral de Duitschers onderscheiden zich daarin; de Franschen blijven ook niet achterwege. De Belgen, en vooral de Vlamingen, houden zich niet genoeg bezig met de nieuwe nijverheidsvakken. Door hunnen aard, blijven zij te veel geklonken aan hun geboorteplaats. Waarom zouden zij niet wat uitheemscher worden, ingezien het groot gemak, dat zij hebben, om vreemde talen te leeren, niet ter plaatse de fabricatie van nieuwe speeltuigen gaan bestudeeren? Behalve Gent en Roeselare, zijn er maar weinige steden, waar pianos worden gemaaakt. Het is de firma Erard uit den Elzas, die de beste pianos op de markt brengt. Te Londen, worden ongeveer 25,000 klavieren om het jaar gemaakt.Ga naar voetnoot(1) Talloos zijn de machienen, uitgevonden om een handenarbeid te vervangen; daarenboven is het peil van het nuttige en het aangename verhoogd in het maatschappelijk leven. Onze landgenooten moeten trachten gelijken tred te houden met de andere volkeren. De Belgen, maar vooral de Vlamingen, moeten hunne technische vaardigheid doen aangroeien. Het is niet genoeg, dat de kinderen der volksklasse opgroeien tot goede visschers, metsers en timmerlieden; zij moeten ook toonen, dat de groote | |
[pagina 103]
| |
uitvindingen der XIXe eeuw niet alleen ten bate van vreemden werden gedaan. Wie als ambachtsman het onderspit delft voor den vreemdeling, wordt door hem overmeesterd. Willen wij niet alleen werklieden, maar ook knappe vakmannen worden, laat ons vlijtig de technische wetenschappen bestudeeren, opdat ons volk, vroeger zoo groot ten tijde der Neringen en Gilden, ophoude een volk van brave slaven te zijn, maar herworde tot een verstandig, knap en vaardig geheel, tot eene verlichte natie, die in de Tentoonstellingen eene waardige plaats bekleede nevens de andere volkeren. De strijd om het leven geschiedt in moeilijker omstandigheden dan ooit; de levensvoorwaarden zijn lastiger geworden, maar de nieuwe vakken van handel en nijverheid zijn zoo talrijk geworden, dat wanneer men met regelmatigheid de leergangen volgt, welke een verlicht Stadsbestuur, als het onze, aanbiedt aan de bevolking, het bijna onmogelijk is, niet te gelukken in dat vak, waarvoor men zekeren aanleg vertoont. De heer Lodewijk Deraedt zegt in zijn merkwaardig boek ‘Vlaamsche Vokskracht’: Elk land heeft er dus alle belang bij, de vorming van geschoolde arbeiders aan te moedigen; daarom kan het technisch onderwijs, zoo hooger als lager, niet genoeg naar waarde geschat worden. Dit heeft men in Duitschland sedert lang erkend, en daaraan is voor een groot deel de zegepraal der Duitsche industrie te danken.’ In Henegouw hebben openbare besturen en nijverheidsbazen dien toestand klaar ingezien. Maar in Vlaanderen ontbreekt die verstandelijke atmosfeer, waarin de goede nijverheidskrachten gedijen, meestergasten en lager technisch personeel evenzeer noodig als de ingenieurs, en mettertijd onontbeerlijk om de nijverheid te doen bloeien. Het is dus ons aller plicht, geachte Toehoorders, de vorderingen van het technisch onderwijs aan te moedigen, ten einde de levensvoorwaarden van kleinen burger en werkman te verbeteren, opdat zij hier zouden kunnen met gelijke wapens strijden nevens hunne broeders, de Walen. De opbeuring van het Vlaamsch proletariaat zal alleen te dien prijze geschieden. Oostende, 5 Mei 1908. Ad. De Verrewaere. |
|