Onze Stam. Jaargang 1907
(1907)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| |
Uw parelenden toon, zoo edel,
Zoo levenslustig of zoo vroom.
Ge zijt de weergalm van mijn hart,
Van mijn innigste gevoel,
Dat ge natrilt in de smarte,
Of hoog uitgalmt in 't gejoel
Onder 't drukken van mijn vingren
Rilt ge als bij een liefdekus,
En laat gij uw tonen slingren
Suizend als een beegesus.
Soms weent en gilt ge als 't dicht gebladert,
In 't holle van een sombren nacht,
Gierend als de wind die nadert
En woedend huilt met woeste kracht.
Van geurig sandelhout omgeven,
Hebt, vedel, gij een schoone ziel,
Die zoo godlijk weer kunt geven
Wat U van 't heemlenkoor geviel.
Hoe zingt en zucht ge zacht, o snaren!
Nu heimlijk zoet, dan plechtig luid,
Hoe zieleroerend doet ge paren,
De zilvren noten die gij uit.
O! daarom min ik u, mijn vedel,
Voor uw zoeten klankenstroom,
Uw parelenden toon, zoo edel,
Zoo levenslustig of zoo vroom.
E. Tabary.
|
|