de zwarte dood of de pest, die in de jaren 1349, 1362, 1369 en 1375 in Engeland heerschte, en waaronder de bevolking van vijf millioen tot drie millioen geslonken was.
Ten laatste deed het volk, dat onder allerlei lasten gebukt ging, zich krachtig gelden. Het was zeer ontevreden wegens den ongelukkigen uitslag der oorlogen met Frankrijk, wegens de hooge belastingen, slechte oogsten, ziekten; het was verbolgen op den ouden koning Eduard en zijn courtesane Alice Perrers en haatte het bestuur van John of Gaunt en diens aanhang. Ook heerschten er allerlei misbruiken in de kerk, als: overdreven weelde, simonie en onzedelijkheid, en dit alles, gevoegd bij den strijd der geestelijkheid tegen Wyclif, den hervormer, zette de gemoederen in vuur en vlam. Eindelijk stond het volk op onder Tijler, eischte opheffing der lijfeigenschap en afschaffing der schandelijke misbruiken in kerk en staat.
En dat boerenoproer, die opstand der lijfeigenen onder Wat Tijler en Jack Straw (1381), waartoe de prediking van John Ball, een communistisch priester uit Kent, ook had medegewerkt, is in een zeer populair rijmpje bewaard gebleven, dat ook op het vasteland zeer bekend is geworden. Wij bedoelen:
‘When Adam delved and Eve span,
Who was then the gentleman?’
Dit versje was door John Ball tot tekst van zijne rede genomen, en ofschoon het oproer spoedig gedempt was, de geest van het volk was wakker geschud, en telkens wanneer weder middeleeuwsche toestanden moesten bestreden worden of het volk pogingen deed om mondig verklaard te worden, dan kwamen die woorden vaak in de herinnering terug. Ook in ons land, toen de geest van den derden stand, die geest van vrijheid en gelijkheid, streed tegen dien der feodaliteit, deed dit gezegde zich krachtig gelden.
Deze beteekenisvolle woorden werden alom voor de arbeidende klasse een motto, dat aan hunne eischen vaak kracht bijzette, een echt communistische leuze.
Onze dichter Jacob van Maerlandt was ook reeds een eeuw