De heer J. Mélon uit la Louvière bestudeerde eene reeks bewerkingen, die de leeraar niet mag uit het oog verliezen bij het geven eener leesles. Docent gelijke op een zaaier, die langzamerhand maar zeker inoogsten wil.
De heer O. Van Hauwaert (Gent) had het over de rol van een leesboek in het taalonderwtjs. Spreker liep hoog op met de stichtende, louterende werking der leesstof. De heer F. Van den Weghe (Oostende) opperde, dat het doel eener leesles niet hetzelfde is bij het onderwijs der moedertaal als der vreemde talen, waar men woorden moet opdoen, gedurende een geruimen tijd.
De heer A. Bley, hoogleeraar in Duitsche letterkunde te Gent, besprak ‘De Gebroken Kruik’ van den Duitschen schrijver H. von Kleist.
De heer A. Roegiers, bestuurder van de Normaalschool en de middelbare afdeeling te Gent, handelde over de noodzakelijkheid, eene afdeeling van germaansche talen in te richten bij de normale middelbare afdeeling te Gent. Het programma der studiejaren is overlast; daarom, dient men of wel een jaar bij te voegen of eene nieuwe afdeeling te scheppen. Het eerste voorstel genoot bijval.
De heer A. Burvenich uit Brussel stuurde een schrijven, om aan 't Kongres in bedenking te geven, of het niet kwaad is, thans de leeraars twee en drie vakken te doen doceeren. Zijns inziens, boezemt de specialist meer vertrouwen in bij de leerlingen. Het kongres was van meening, dat specialisten beter werk verrichten in de hoogere klassen, terwijl klassenleeraars doelmatiger optreden in de lagere afdeelingen.
De heer Flouriaux uit Charleroi wist een groot belang te hechten aan de esthetische zijde van het onderwijs der nieuwe talen.
De heer M. Basse (Gent) poogde instemming te winnen voor zijn voorstel, om namelijk Shakespeare niet meer op het schoolprogramma te brengen. Eene vertaling van Burgersdijk zou den