Onze Kunst. Jaargang 25
(1929)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
KunstberichtenMuseaParijs.NIEUWE AANWINSTEN IN HET LOUVRE. - Sinds eenige maanden is bij de primitieven in het Louvre tentoongesteld een bekoorlijk panneelGa naar voetnoot(1), gift van een onzer trouwe vrienden uit Amerika, die to Portland (Oregon) verblijft en onbekend wil blijven. Op het voorplan ziet men St. Jozef met violetten mantel en blauwe kap, op den achtergrond knielen twee herders, de eene in een blauw kleed, de andere dicht tegen de lijst, in goudgeel kleed en rooden mantel. Dit schilderijtje, eertijds in de verzameling Noll, werd in 1902 te Brugge tentoongesteld onder het nr 44. Het is een fragment van een Geboorte, werk van Dirk Bouts, heden bijna geheel vernietigd. De H. Maagd die vóór St. Jozef zat, is eveneens tan de vernieling ontsnapt en prijkt in het Museum te Berlijn onder het nr 545 BGa naar voetnoot(2). Al het overige van de samenstelling schijnt verloren; gelukkig werd een tamelijk juiste herhaling, te oordeelen volgens de twee oorspronkelijke fragmenten welke wij bezitten, door Max Friedländer ontdekt in de verzameling W. Müller te Berlijn. En dit is reeds interessant op zich zelf, want in het werk dat ons van Bouts bewaard beelf, zijn de voorstellingen der Geboorte zeldzaam: behalve die welke wij hier bespreken, telt men alleen de Geboorte van het Prado (nr 1461) uit de jeugdperiode van den meester (omstreeks 1445) en een fragment van de verzameling Johnson te Philadelphia zeer verwant net ons panneeltje (Catalogus der verz. Johnson, 1913, dl. II, nr 340). Indien wij de nieuwe aanwinst van het Louvre zouden willen dateeren, dan zouden wij het rond 1472 moeten plaatsen, d.i.t.z. bijna op het einde van 's meesters loopbaan. Inderdaad, de factuur en het bizonder fijn en lichte koloriet karakterizeeren, voor de werken van kleine afmetingen, deze periode van Bouts. We zouden overigens kunnen steunen op de talrijke overeenkomsten van techniek tusschen onzen St. Jozef en het beroemde drieluik van Munchen, voorstellende in het midden de Aanbidding der Koningen en op de luiken St. Christoffel en St. Jan-Baptist (nrs 107-109), drieluik dat men langen tijd, wegens zijn subtiliteit, zijn lichtheid en zijn bekoorlijkheid had toegeschreven aan een bizonderen meester, dien men genoemd had de Meester der Parel van Brabant. Heden beter ingelicht, heeft men in dit werk de hand herkend van Bouts, werkende rond 1472. We mogen dus den St-Jozef, evenals het Johnson-fragment rond denzelfden tijd plaatsen. Vergeleken bij de drie schilderijen welke het Louvre reeds van Bouts bezat, zou het nieuwe panneeltje dus een twaalftal jaren jonger zijn dan de Graflegging (nr 2196), een weinig jonger dan de mooie Maagd met het kind op gouden achtergrond (nr 2143a) en gelijktijdig met den Val der Verdoemden (nr 1904a). Bij het beschouwen van de samenstelling der Geboorte welke wij hier bespreken, zooals zij Otis bekend is door de kopij van de verzameling Müller, stellen we dit merkwaardige feit vast dat de houding en de wederzijdsche gebaren van de H. Maagd, van St. Jozef en van het Kind bijna overeenstemmen met die van dezelfde personages in de Aanbidding der | |
[pagina *77]
| |
DIRK BOUTS. - H. Maagd (fragment).
(Museum van Berlijn).
DIRK BOUTS. - St. Jozef (fragment).
(Louvre, Parijs). | |
[pagina *78]
| |
JOACHIM BEUCKELAER. - De Keuken.
(Louvre, Parijs).
DIRK BOUTS. - Geboorte.
(Verz. W. Müller, Berlijn). | |
[pagina 171]
| |
Koningen in het drieluik Bladelin van Rogier van der Weyden, nu in het Museum van Berlijn. Het tooneel is omgekeerd, maar, niettegenstaande eenige wijzigingen, schijnt het vast te staan dat de Geboorte van Berlijn, of in ieder geval een gelijkaardige Geboorte van Rogier van der Weyden, aan Bouts tot model heeft gediend. We kunnen niet nalaten dit feit te verbinden aan de hypothese gesteld dour prof. Hulin de Loo, aangaande de vorming en de loopbaan van Dirk BoutsGa naar voetnoot(1). De geleerde criticus meent inderdaad dat Bouts, te Haarlem geboren rond 1420, na de voltooiing van zijn leertijd, in het atelier van Rogier van der Weyden kwam werken, tusschen de jaren 1445 en 1448, zoozeer is de invloed van den meester overwegend in het werk van Dirk. Dat deze laatste in de jaren van zijn volle rijpheid, rond 1472, nog gebruik maakt, zooals we zien in onze Geboorte, van compositiemodellen ontleend aan Rogier, schijnt de veronderstellingen van prof. Hulin de Loo wel te bevestigen. Interessant ook is het te noteeren dat een schilder van naam en stand als Bouts, niet aarzelt aan zijn beroemden voorganger gansche gedeelten van zijn schilderijen te ontleenen. Dit is te onthouden indien men iets wil begrijpen van de inrichting dier groote werkplaatsen der XVe eeuw, zoo verschillend blijkbaar van onze moderne opvattingen over artistiek werk en productie. De aanwinst van dit kleine fragment in het Louvre geeft ons dus niet alleen een aardige vreugde om kleur en uitdrukking, het helpt ons tot het verklaren van zekere duister gebleven punten in die verwarde geschiedenis der XVe eeuwsche Vlaamsche schilderkunst. Het is een reden te meer om ons te verheugen om deze gift en om er den milden schenker om te danken. In het Louvre-museum, dat weelderige werken van Snyders en Fyt bezit, ontbrak het tot nu toe aan die schilderijen welke in de XVIe eeuw vooreerst de schepping van het eigen stilleven-genre hebben ingeleid, en vervolgens langzamerhand den weg hebben voorbereid voor die prachtige XVIIe eeuwsche opstapelingen van eetwaren, noodzakelijke sappige aanvullingen van de Rubensschool. Die leemte is heden aangevuld door den aankoop van een ‘Keukeninterieur’, in zuivere, franke toner, in een stoute symphonie van rooden, witten en grijzen, en waarvan de schilder is Joachim Beuckelaer. Deze, men weet het, was de leerling van zijn behuwd oom, Pieter Aertsen die de eerste in de Nederlanden de bijhoorigheid als eenig onderwerp voor zijn schilderij durfde te kiezen. De nieuwe aanwinst in het LouvreGa naar voetnoot(1), op hout geschilderd, meet 1 m. 08 in de hoogte op 1 m. 39 in de breedte. Het stuk is gemonogrammeerd met de gekoppelde letters JB, op het linnen links, en boven rechts gedateerd 1560. Is dit jaartal juist, - hetgeen niet volstrekt vast staat, want het schilderij schijnt in dit gedeelte te hebben geleden, - zouden wij hier het oudste gedateerde schilderij van Joachim Beuckelaer bezitten, en hij zou het hebben uitgevoerd in het jaar van zijn aanvaarding als meester in het St. Lucasgild te Antwerpen. In ieder geval, afgezien zelfs van dien datum, schijnt de ‘Keuken’ van het Louvre ons met veel later dan de periode 1564-1566 te kunnen worden gedateerd. Inderdaad, ze schijnt een van die samenstellingen welke 's mans meesterstuk, de groote ‘Keu- | |
[pagina 172]
| |
ken’ in het Amsterdamsche Rijksmuseum, gedagteekend 1566, aankondigen en voorbereiden. Men kent vele schilderijen, door dewelke Beuckelaer zijn opvatting langzamerhand schijnt vast te zetten en waarin hij, vooraleer te geraken tot de eindelijke volkomenheid van het Amsterdamsche werk, zijn kracht schijnt te beproeven. En al deze werken zijn verwant aan het schilderij in het Louvre. Het eene is het fraai stilleven-fragment van het Museum te Antwerpen (nr 861), aangekocht in 1908 en gedateerd 1564. Het andere is de ‘Keuken’ in de verzameling Matsvanszky te WeenenGa naar voetnoot(1), waar eenerzijds de keukenmeid, het stilleven in het midden en de groep der twee kleine personages op den achtergrond de nieuwe aanwinst welke wij hier bespreken tamelijk dicht benaderen, terwijl het gansche gedeelte links van den toeschouwer met de groote opgehangen eend en de kruik, gecopiëerd schijnt op het zooeven aangehaalde fragment van het Antwerpsche Museum. Van het Matsvaliszky-schilderij bestaat een schijnbaar jongere repliek of variante in de verzameling Glitza te HamburgGa naar voetnoot(2) en een oudere in het Rudolfinum te PraagGa naar voetnoot(3). Andere keukeninterieurs verwant met dit van het Louvre zouden nog te citeeren zijn; we kennen er een o.a. in een particuliere verzameling te Brussel, maar het schilderij is zoodanig hertoetst, dat het zeer moeilijk valt te zeggen of men hier te doen heeft met een atelierwerk, dan wel met een oorspronkelijke productie van den meester. Aldus, hetzij men den datum op het schilderij aanneemt, hetzij men zich steunt op stijlkritische beschouwingen, en op overeenkomsten van compositie, schijnt de nieuwe Beuckelaer in het Louvre te kunnen geplaatst worden tusschen de uiterste jaren 1560 en 1566. In ieder geval volgt het werk dicht op het stilleven, voor zich zelf en als hoofdonderwerp van een schilderij gemaakt door Pieter Aertsen, en dat zich bevindt in de Universiteit Upsala; dit is gedagteekend 1551 en luidt in de Nederlanden het genre in dat weldra zulke schitterende triomfen zou vieren. Zoo dicht nog bij den oorsprong, toont dit nieuwe ‘Keukeninterieur’ nog aarzelingen welke eigen zijn aan alle beginwerk, en daardoor alleen reeds interesseert het ons. Tevens kondigt het de schoonste composities der volgende eeuw aan. Wanneer men de werken van Snyders, vooral die der eerste periode beschouwt, dan valt het op dat zij aan Beuckelaer veel verschuldigd zijn. Men moet het schilderij van het Louvre maar bekijken om to weten waar de wonderbare tijdgenoot van Rubens, niet alleen zijn felle zuivere tonen, erfgift der XVe eeuw, zijn stoute rooden en witten vandaan haalde, maar tevens een heele boel bizonderheden die schijnen ontleend te zijn aan de ‘Keuken’ van het Louvre of hare tegenhangers. Zoo b.v. de roode balk die zoo opvallend talrijke schilderijen van Snyders versiert, de mooken zalm, het opgehangen gevogelte, die stukken vleesch van denzelfden vorm als bij Beuckelaer, en tot zelfs het vierkant venster dat, in een hoek van het schilderij, uitzicht geeft op get landschap en de verten. Na Pieter Aertsen is Joachim Beuckelaer de voorlooper van het weelderige XVIIe eeuwsche stilleven. En deze verdienste alleen reeds moest hem wel natuurlijk de deuren van het Louvre-museum openers. Edouard MICHEL. |
|