Onze Kunst. Jaargang 25
(1929)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
KunstberichtenMuseaBrussel. Musea voor kunst en geschiedenis.De Egyptische afdeeling der Koninklijke Musea van het Jubeljaar is met een merkwaardig stuk verrijkt. Eenvoudig zeggen dat dit stuk een koningsbuste is van harden kalksteen, van een onbepaald tijdvak, zou onmogelijk de begeestering kunnen wekken noch van de lezers van dit artikel, noch van de bezoekers van het museum. Nochtans, indien wij ons aan de strenge bepalingen der archeologie moesten houden, zouden wij er niets kunnen bijvoegen. Maar, indien de kleine buste geene andere nauwkeurige gegevens meebrengt dan die welke ik daar opnoem, toch hangt om dit beeld een zoodanige atmosfeer van schoonheid, van curiositeit en ook van mysterie, dat het geheel verandert zoodra men er een weinig bij stilblijft. Eerst en vooral is deze buste een gift. In de voorwerpen rechtstreeks van de kooplieden en Arabieren gekocht, is een zekere dorheid. Dit vrouwenhoofd, deze schminklepel, dit fragment van een opschrift dat zij u aanbieden, zijn het voorwerp van betwistingen: zij zijn gewikt en gewogen, onderzocht als een koopwaar bij het gewicht of bij de ei; zijn zijn onpersoonlijker en meer documentarisch geworden door dit gematerialiseerd onderzoek. Daarentegen is het voorwerp dat u door een werkelijken kunstliefhebber wordt aangebracht geheel doordrongen van de emotie, het enthousiasme die de gever er in gelegd heeft. En ziedaar waarom de koningsbuste, die ons aangeboden is geworden door personen van smaak, voor ons oog meer harmonie en gracie bezit. Wij hadden ze, dezen Zomer, bij een koopman in oudheden te Londen gezien en in bewondering voor het schoone stuk, had men ons toegestaan het onmiddellijk naar Brussel te krijgen, om het aan het aankoopcomiteit te kunnen voorstellen. Zoo kwam het dat, gedurende weken, de kleine koningsbuste daar geheerscht had, in de bibliotheek der ‘Egyptologische Stichting’, onze blikken trekkend, onze nieuwsgierigheid opwekkend, stilaan een gevoel van intieme emotie teweegbrengend, zooals de schoone dingen die deel uitmaken van de omlijsting van ons leven. Het teruggeven aan den handel, aan de onverschilligheid, zou ons werkelijk pijn hebben gedaan. Ook was onze vreugde groot wanneer door het zoo bescheiden als milde gebaar van den heer en Mevrouw Ad. Stoclet onze Egyptologische Stichting de wettige eigenares werd van het koninklijke borstbeeld. De Stichting, waarvan het doel is vóór alles de Egyptische afdeeling van het museum te helpen, zal het dubbele genoegen hebben het ditmaal niet alleen een arbeids-werktuig doch een echt juweel te hebben gegeven. Want dit borstbeeld is een fraai werk. Zij die de Egyptische kunst kennen, worden waarlijk getroffen door dit merkwaardige stuk te midden van al de pharaonische meesterwerken die men kent. Zij die slechts een algemeen begrip van de kunst hebben komen toch onder den indruk van de bekoring die er van uitgaat. Het is zeer eenvoudig, zooals bijna al de pharaonische werken der goede tijdvakken. Het borstbeeld dat 27 cm. meet is in werkelijkheid een standbeeld afgebroken bij den gordel. Het personage draagt een hoofddeksel (de klaft met uraeus) het koninklijk waardigheidsteeken. Het bovenlijf is naakt. De geplooide lendengordel waarvan | |
[pagina 106]
| |
men slechts een klein fragment ziet, was, volgens het aloud gebruik, boven de heupen door een band vastgehouden. Er blijft juist genoeg van den lendengordel over om door de houding der beenen aan te duiden, dat de koning gezeten was. De pijler achter den rug is gebroken en het gelaat zelf is, ongelukkig, fel geschonden. Niettegenstaande dit is er in de fijnheid der trekken, het levendige der uitspringende jukbeenderen en der oogholten, het delikate der kin, zooveel meesterschap en accent, dat het figuur bezield wordt en de beeltenis volmaakt. De lijn van het lichaam ook is bewonderenswaardig; het oog volstaat niet om er de schakeeringen van op te merken; de aanraking maakt het mogelijk zonder overdrijving het schoone meesterschap van den kunstenaarsbeitel te waardeeren. En wat niet dikwijls voorkomt bij de Egyptische stukken, waarvan dikwijls zelfs de ondankbare stof het werk van den beeldhouwer verraadt, het koninklijke borstbeeld is van schoonen kristal-kalksteen die, op de gebogen vlakken, een warm-geschakeerde patine verkreeg. Eindelijk bij het belang van het borstbeeld en bij zijne schoonheid, voegt zich een zeker mysterie; want het stuk is voor het oogenblik onmogelijk te dagteekenen. Geen enkel opschrift, niet het minste opschrift-fragment dat zelfs maar eene veronderstelling toelaat. In dit zeer eenvoudig werk zou alleen de klaft of de gordel eenig archeologisch detail kunnen geven. Maar de Egyptologen zouden het niet meer wagen volgens deze punten gevolgtrekkingen te maken, want zij kennen de ijdelheid der argumenten getrokken uit het aantal of de afmeting van de groeven van den klaft. Wat de gordel betreft, hij is eenvoudig in twee trekken geteekend, en de gesp draagt geen enkele insnijding noch opschrift, hij kan van alle tijdvakken zijn. Men zou denken, dat bij gebrek aan een naam, de stijl-vergelijking tot een datum zou kunnen leiden... Helaas! Daar nogmaals is voorzichtig zwijgen geboden. Zeker, een oppervlakkig onderzoek zou onmiddellijk het problema oplossen. Dit beenderig en zeer uitdrukkingsvol gelaat is gelijkaardig aan dit van een groep koningen uit het Middelrijk. Laat ons oppassen! Men mag niet vergeten dat gansch eene reeks dezer koninklijke beelden gedagteekend is min of meer bij onderlinge vergelijking en dat deze die als kapitale basisstukken zouden dienen, wel eens niets dan geusurpeerde beelden zouden kunnen zijn. Indien het borstbeeld niet van het Middelrijk is, van welk tijdvak is het dan wel? Dit is een vraagstuk dat men thans niet moet zoeken op te helderen, maar waarvan de toekomst ongetwijfeld de oplossing zal geven; de ontdekkingen in Egypte vermenigvuldigen zich en de wetenschap maakt snelle vorderingen. In ieder geval, raadselachtig of precies, het koninklijk borstbeeld zal des te meer eene keurplaats in onze verzamelingen hebben, daar wij, tot hiertoe, aan koninklijke beeldhouwkunst, niets bezitten dan het kleine rood steenen hoofd van het Oude Rijk, door J. Capart gepubliceerd in zijne ‘Documents’ en het Saïtisch hoofd, geschonken door den heer Ch. Dietrich. Zoo zal de Egyptische afdeeling aan de archeologen een kapitaal stuk in de documentarische reeks, aan de kunstliefhebbers een schoonheidswerk van het pharaonisch Egypte bieden. M. WERBROUCK. | |
Rotterdam. Museum Boymans.Het museum heeft in het laatste kwartaal van 1928 de verzameling met de volgende aanwinsten zien vermeerderen. Door | |
[pagina *53]
| |
Egyptische Koningsbuste.
(Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel). | |
[pagina *54]
| |
CLAUDE MONET. - Duinlandschap.
(Museum Boymans, Rotterdam). | |
[pagina 107]
| |
aankoop werd een duinlandschap, bekend onder den naam van ‘La maison du pêcheur à Varengéville’, van Claude Monet verworven. Het doek (60 × 78 cM.) is 1882 gedateerd. Achter de blonde duinen, geschilderd in licht groene, gele en oranje toetsen, die soms tot een warm blauw in donkerder partijen en tot een vaag paars tegen de licht-beschenen glooiing aangloeien, strekt zich de zee in groene spiegelingen tot steeds lichter blauwe verten uit om tenslotte onmerkbaar in een wazige lucht over te gaan. Drie vluchtige zeiltjes aan den horizont verruimen het perspectief. Het prentenkabinet verwierf een vlot gewasschen teekening van een leeuw door Eug. Delacroix (20 × 24,5 cM. en 1857 ged.), een potloodteekening (41.5 × 28 cM.) uit 1886: Vrouw met Kind op den arm, van A. Renoir, en een aquarel en een teekening, beide cactussen voorstellend, van N. Eekman, benevens twee schetsboeken van den vroeg-19en eeuwschen Rotterdammer A. van Beest. De tentoonstelling van teekeningen van W. Buytewech (wiens zeldzame ets v.d. K. 2 eigendom van het museum werd) moest worden uitgesteld tot na den afloop van de Hollandsche Tentoonstelling te Londen. Deze Hollandsche Tentoonstelling verkleinde dit jaar tevens den opzet van de Kersttentoonstelling in het museum. Het aantal schilderijen van oude meesters omvatte slechts enkele stukken, de moderne meesters waren in hoofdzaak vertegenwoordigd door werken van de Fransche school uit de 19e eeuw. Te vermelden zijn van de oude meesters de twee drinkende paarden van H. Memlinc (Coll. D.G. van Beuningen, vr. coll. Cardon; Friedl. VI, 16A.), een rivierlandschap van S. van Ruysdael, en twee stillevens van Luis Menendez (1772); van de moderne meesters: een ongewoon fraai havengezicht van A. Vollon uit 1872 (Coll. H. Nijgh), een teer atmospherisch Seinegezicht bij Suresnes van Sisley uit 1880, een vroege Gauguin van 1886, een hartstochtelijk geschilderde blauwe Iris van 1888 van V. van Gogh, werken van Jongkind, Renoir, Redon, een verrassend groot heidelandschap met molen van P.J.C. Gabriël, een strand- en een stadsgezicht van J. Maris en tenslotte, zeker niet minder dan al deze laatste werken, een groot, ongemeen raak geschilderd, meisjesportret uit 1928 van Isaac Israëls. J.G. VAN GELDER. | |
Berlijn. Prentenkabinet.Met behulp van het Friedläderfonds, bijeengebracht door talrijke kunstvrienden ter gelegenheid van den 60n verjaardag van den grooten Duitschen kunstgeleerde, werden voor het Berlijnsche Prentenkabinet, talrijke teekeningen en gravures aangekocht. Vermelden wij alleen een teekening van Jan Gossaert van Mabuse, voorstellende het Romeinsche Colosseum, en een van Jakob Backer, ‘Hoop, Liefde en Geloof’. | |
Boeken en TijdschriftenL. BorchardtDie Entstehung der Pyramide an der Baugeschichte der Pyramide bei Mejdum nachgewiesen, met 8 afbeeldingen in den tekst en 7 platen, buiten tekst. Berlijn, Julius Springer, 1928. - Sedert de egyptologie bestaat, was de kwestie van den oorsprong der pyramieden het voorwerp van talrijke meeningsverschillen. Volgens de eenen waren deze monumenten ontworpen van af den beginne op het vierkant, regelmatig plan dat wij in de meest volmaakte pyramieden aantreffen; voor anderen, integendeel hadden de pharao-bouwmeesters eerst eene pyramiede van | |
[pagina 108]
| |
bescheiden afmetingen ontworpen; daarna, toen hunne regeering langer werd, hadden zij het oorspronkelijke plan uitgebreid en verscheidene lagen metselwerk op elkaar gestapeld in den midden-kern. Maar de zwakheid dezer theorieën, zooals zij uitgelegd worden door de oude archeologen, komt voort uit het feit dat het onmogelijk was de diepe massa's dezer uitgestrekte konstrukties te peilen, en dat men zich tevreden moest stellen te oordeelen volgens de aanwijzingen die de zichtbare vlakken aanboden. Tot hiertoe waren de egyptologen dus in twee groepen verdeeld: de eenen, en zij waren de talrijksten, aanvaardden met Lepsius, de opvolgende toevoegingen. De anderen, met Petrie, namen tot een zeker punt de eenheid van plan aan. L. Borchardt, bij wien zich een uitgebreide egyptologische wetenschap paart aan een grondige kennis van de wetten der architektuur, was meer dan iemand aangewezen om dit gewichtig problema der Egyptische archeologie aan te vatten. Hij had dit onderwerp reeds in verschillende belangwekkende studies aangeraakt; maar in deze uiteenzetting, heeft een grondiger onderzoek der kwestie hem toegelaten zijne vroegere stellingen te vervolledigen en te verbeteren. Hier beweert de schrijver niet de kwestie in gansch haren omvang te bestudeeren, maar begrenst zijn onderzoek tot twee pyramieden der IIIe dynastie, die de oudste schijnen, en dus toelaten de genesis opnieuw te schetsen van dit zoo karaktervolle type van koninklijke graftombe; in de volgende dynastie zal dit type zijn meest volmaakte verwezenlijking vinden in de groote pyramiede van Cheops die de Grieken later tusschen de zeven wonderen der wereld zullen rangschikken. Borchardt neemt als basis zijner bewijsvoering de pyramiede die Snefrou, laatste pharao der IIIe dynastie of eerste pharao der IVe, zich te Mejdoum liet oprichten. Deze, alhoewel minder oud dan die van koning Zeser te Saqqarah, waarvan er verder kwestie zal zijn, biedt een beter arbeidsveld aan, juist omdat zij meer verminkt is, en toelaat de schikking der binnenste deelen te herkennen, die oorspronkelijk in het metselwerk onzichtbaar waren. Dank aan peilingen in de onmiddellijke omgeving van het monument uitgevoerd, is de schrijver er in geslaagd, met een mathematische nauwkeurigheid, de verschillende stadia van den bouw terug samen te stellen en het schijnt, te oordeelen naar de stoffelijke aanduidingen op dewelke hij zich steunt, dat zijne theorie de instemming van ieder onpartijdig lezer moet verwervenGa naar voetnoot(1) Snefrou begint met boven zijn grafkelder een klein monument op te richten, samengesteld uit twee, drie trapezoïdale, omhullende lagen van afnemende hoogte. Nadien besluit hij tot een nieuwe vergrooting: de verdiepingen van het eerste bouwwerk zijn hooger opgetrokken en overal daarrond komen zich bijgevoegde lagen van metselwerk voegen. Snefrou moest tot verscheidene opvolgende vergrootingen overgaan; in den staat waarin de trapvormige pyramiede van Mejdoum zich heden vertoont, kan men duidelijk met Bor- | |
[pagina 109]
| |
chardt, de sporen der drie laatste omkleedingen van dit monument herkennen. De redeneering van den bouwmeester steunt zich vooral op de opeenvolging in één zelfde vertikale laag, van streken metselwerk met gladde oppervlakte, bestemd om op een gegeven oogenblik zichtbaar te worden en van streken met ruwe oppervlakte, die integendeel onder een nieuwe bekleeding moesten verborgen blijven. Ten slotte was Snefrou de eerste die er aan dacht de aldus bekomen gradijnvormige pyramiede te vervolledigen door een gladde en ononderbrokene bedekking, die de hoeken, gevormd door de verschillende trappen, aanvulde en het type der volmaakte pyramiede schiepGa naar voetnoot(1). In het bezit dezer resultaten kon Borchardt de kwestie van den bouw der gradijnvormige pyramiede, die waarschijnlijk de oudste is, in het klare trekken. Zij klimt inderdaad op tot de regeering van Zeser, pharao der IIIe dynastie, die altijd door de Egyptenaars beschouwd werd als de ware schepper hunner monumentale bouwkunst: de opgravingen van den Dienst der Oudheden, in den graftempel der pyramiede, hebben slechts den roem van den koning-bouwer en van zijn bouwmeester Imhotep bevestigd. En Borchardt heeft niet alleen de opeenvolgende ontwikkelingen, zoo herkenbaar te Mejdoum, teruggevonden, maar heeft zelfs met den vinger het overgangspunt kunnen aanraken tusschen de mastaba, gewone trapezevormige massa, die den primitieven vorm der koninklijke graftombe schijnt te wezen, en de gradijnvormige pyramiede, want het geoefend oog heeft, onder de steunpunten van de laagste verdieping der pyramiede, een der vlakken dezer groote mastaba herkend. Alzoo verschijnt dus, beslissend vastgesteld, de opeenvolging der afstanden door de koninklijke grafkunst afgelegd: 1o) Mastaba (zooals te Negadah en misschien te Abydos) onder de Ie en IIe rynastie; 2o) Gradijnvormige pyarmiede (bij Zeser te Saqqarah, IIIe dynastie; 3o) de eigenlijke Pyramiede (bij Snefrou te Mejdoum en te Dahchour, en nadien bij Cheops, Chephrem en Mycerinus te Gizeh), IVe dynastie. Hopen wij dat de schrijver eene even grondige architecturale studie zal wijden aan de groote pyramieden van Gizeh, die het eindpunt vertegenwoordigen van de evolutie van dit zoo bijzonder soort monumenten. B. VAN DE WALLE. | |
Oud-Holland(Jaargang XLV, afl. VI, 1928). - Van den merkwaardigen 16e eeuwschen Antwerpschen schilder Jan Wellens de Cock, wiens werk men stilaan uit de vergetelheid begint op te diepen, kende men tot nu toe, naast eenige schilderijen, slechts één teekening, door Dr. P. Wescher ontdekt in het Leidsche Prentenkabinet. Dr. J.J. de Gelder, conservator van deze laatste instelling, heeft nu in het Prentenkabinet der Florentijnsche Uffizi een tweede teekening van de Cock gevonden, eene ‘Verzoeking van St Antonius’. Dr. Paul Wescher schrijft over Hollandsche teekenaars van den tijd van Lucas van Leyden, nl. die welke hij noemt de ‘Meester der Apostelmirakels’, naar twee penteekeningen in het Louvre en in het Berlijnsche Prentenkabinet, en aan wien Wescher een viertal andere teekeningen, te Berlijn, te Weenen en te Parijs, toeschrijft, verder de ‘Meester van 1527’ bekend door teekeningen te Berlijn, | |
[pagina 110]
| |
te Haarlem (Koenigs), te Weenen (Geiger). De kunst van dezen laatste is niet alleen verwant aan die van Lucas van Leyden, maar ook aan die van P. Corn. Kunst. Dr. C. Hofstede de Groot identifieerde de verschillende portretten van het echtpaar Jacob Trip en Margaretha de Geer, geschilderd door de Cuyp's, Nic. Maes en Rembrandt. I.Q. van Regteren Altena schrijft over een verloren jeugdportret van Karel den Stoute. Naar aanleiding van de studie van Jadwiga Vuijk in Oud Holland (1928, bl. 159) over Anthonie Blocklandt, vermeldt Paul Wescher nog twee tot nu toe onbekend gebleven schilderijen van dezen Hollandschen romanist, onder invloed van Parmiggianino; het eene is een ‘Venus en Amor’ te Praag (gecatal. 138 onder den naam van Abr. Bloemaert), het andere, in het Museum te Berlijn, is waarschijnlijk een van de door Van Mander vermelde tooneelen uit het leven van Jozef, nl. Jozef voor den troon van den Pharao. Wescher vermeldt verder twee teekeningen in het Louvre te Parijs. Wolgang Stechow noteert twee schilderijen van Henrick Terbruggen, het eene in de Nationale Galerij te Rome, voorstellende een ‘Deerne’, het andere in het Centraal Museum te Utrecht, voorstellende ‘de Slapende Mars’. | |
Oudheidkundig Jaarboek(Januari). - Jadwiga Vuijck en E.J. Modderman bestudeeren eenige Nederlandsche schilders uit de tweede helft der 16e eeuw in het Museum te Gouda. Een merkwaardige bijdrage is die van Jac. Zwarts over het motief van Ruisdael's ‘Jodenkerkhof’, dit in het Museum te Detroit, ontstaan ± 1678, dit te Dresden, van ± 1679. Verder bevat dit nr artikels van J. Por over muurschilderingen in Muiden en Zwolle; van C. Engelen over de zilvertentoonstelling in het Stedelijk Museum van Zutphen; van E. Neurdenburg over het O.-Indisch Huis te Amsterdam; van C. de Wit over Utrechtsche miniaturen. | |
Apollo(Febr.). - De belangstelling der Engelsche tijdschriften gaat natuurlijk naar de groote tentoonstelling van Hollandsche kunst te Londen. William Gibson schrijft er over op interessante wijze, bij uitmunde reproducties, waaronder vele in kleur. De kunst van James Ensor wordt naar aanleiding van de tentoonstelling te Brussel waardeerend besproken door P.L. - Verder bevat dit nr. artikels van Aug. L. Mayer over een schilderij van Murillo, van W.A. Thorpe, over Chineesche grafbeelden; van Stewart Erskine over het beeldhouwwerk van Gwendolen Parnell; van B. Héroys over André Roubloff, den Russischen ikonenschilder. Bizonder lezenswaard zijn steeds de Parijsche brief van André Salmon en de Berlijnsche van Oscar Bie. | |
The Burlington magazine(Februari). - Roger Fry bespreekt de Hollandsche tentoonstelling te Londen. Wart Arslan identifieerde een ‘Aanbidding der Koningen’ in de verz. F.A. Konig, te Tyringham, als een werk van Jacopo Bassano. Een ander schilderij in Hampton Court, doorgaande als zijnde van Bassano, blijkt een kopij te zijn uitgevoerd door David Teniers. Eduard Trautscholdt publiceert nota's omtrent teekeningen van Adriaan van Ostade. Leo van Puyvelde bespreekt het schilderij van Frans Hals, ‘Kinderen met een geit’, onlangs geschonken aan het Museum van Brussel, en dat ook in ‘Onze Kunst’ zal worden gepubliceerd. | |
[pagina 111]
| |
K.T. Parker, schrijft over een tentoonstelling van oude teekeningen in de Savile Gallery te Londen, waar o.a. voorkwamen: de prachtige koolteekening van A. van Dijck, ‘Christus bespot’, uit de verz. Bellingham Smith, voorstudie voor de schilderijen te Berlijn en te Madrid; een ‘H. Maagd met Kind’, van een navolger van Geertgen tot St Jans, en een ‘Kinderportret’ van Jacob Gerrits. Cuyp. | |
Belvedere(Jan.). - Inhoud: Alfred Stange, een Middelrijnsche teekening van 1445; Hanz Tietze, een gedateerd schilderij van den Albrechtsmeester; Wart Arslan, een Madona van Maestro Paolo; Wilhelm Suida, het portret van Mons 'or d'Aramont door Titiaan; Lili Frölich-Bum, over Giorgione; Erwin Panofsky, over de reliefs aan de zijportalen der Sebalduskerk te Nürnberg; Frans Kieslinger, de Madona der St. Leonhardskerk in Lavanttale; Morton Bernath, een terra-cotta putto van Antonio Rossellino; Max Schefold, een verloren eereboog van J.J. Kändler. (Febr.). Paul Wescher reveleert eenige nieuwe werken van Jan van Hemessen. Sinds de monografie van Graefe, aangevuld door Binder en Haberditzl, heeft Fr. Winkler in Thieme-Becker's Lexikon en in zijn boek over de oude Nederlandsche schilderkunst, eenige nieuwe werken van Hemessen bekend gemaakt; o .a. het drieluik met ‘de Marteling van St. Sebastiaan’, in ‘Onze Kunst’ gereproduceerd in 1925, nr 1. Wescher voegt daar nog een heele reeks werken aan toe, o.a. een uiterst belangwekkend stuk, ‘Christus geneest den Lamme’, in de Ehrich Galleries te New-York, en vooral een ‘Vrouwenportret’ onder Vlaamsche school gecatalogeerd in de National Gallery te Londen (Nr 1860). Neemt men deze toeschrijving van Wescher aan, dan is dit fraaie stuk het tot nu toe eenig bekende portret van Hemessen. Otto Benesch bespreekt de schilderijen van het St. Paulsgesticht in Kärtnen. Daartusschen eenige Nederlandsche en Vlaamsche werken: een ‘Lazarus’ en een ‘Beweening’ uit de school van den Meester der Virgo inter Virgines of van Geertgen; ‘Twee Evangelisten’ van Pieter Aertsen; twee portretten van Pieter Pourbus; een aan Rubens toegeschreven schets voor een ‘Aanbidding der Herders’. | |
Pantheon(Jan.). - Inhoud: A.L. Mayer, Bernhard Strigel als portretschilder; D. von Hadeln, een portretgroep door Titiaan; A. Venturi, Vrouwenportretten door Antonio Pollaiolo; W. Holzhausen, Florentijnsche vazen in het Pitti-paleis; A.L.M., een Parijsche steenen Madona van de 14e eeuw; H.A. Tizac, Aziatische kunst in de verzameling Dr. von Frey; E. Buchner, Dürer's H. Familie van 1509. (Febr.). T. Borenius schrijft over de Hollandsche tentoonstelling te Londen: ‘Wanneer een groote internationale tentoonstelling jarenlang is voorbereid geworden, en als zij eenigszins als een tegenhanger moet worden beschouwd van de onvergetelijke Vlaamsche tentoonstelling van 1927, dan is er gevaar, dat de verwachtingen te hoog gespannen worden en de indruk ten slotte een ontgoocheling wordt. Het moet echter gezegd worden dat dit met de Hollandsche tentoonstelling niet het geval is. We hebben veel verwacht; maar onze verwachtingen zijn overtroffen.’ O.v.F., een Hellenistisch in wol geweven vrouwenhoofd; A.W. Lawrence, de schatten van Ur; W. Suida, het portret van Leonardo; W. Heil, Fransche gothische kunstwerken op de tentoonstelling te Detroit; O. von Falke, fonteinbeelden van Edme Bouchardon; C. Glaser, Chineesche kunst | |
[pagina 112]
| |
in de Academie te Berlijn; B. Rackham, de majolica-schilder Giovanni Maria van Gastel Durante; E. Kris, Pierino da Vinci; Fröhlich-Bum, een onbekende studie van Ingres. | |
Der Cicerone(Nr 1). - Inhoud M.J. Friedländer, De (Duitsche) Meester der Angrer-portretten; Martin Klar, de tabaksdoozen van Frederik den Groote; Georg Biermann, Oskar Kokoschka. Biermann publiceert bij een goede reproductie een nota over een portret van Queen Mary door den naar Engeland uitgeweken Antwerpschen schilder Hans Ewouts (te Londen in 1543). Het interessante werk, dat invloed van Holbein en Moro verraadt, is in bezit van Wildenstein & Co (Parijs en New-York). Het draagt het monogram van den kunstenaar en het jaartal 1554. (Nr 2). Inhoud: Georg Gronau, over een jeugdportret van kardinaal Alexander Farnese; Georg Biermann, Hoetger's Monument van den Arbeid. (Nr 3). E.R. Weiss ontdekt Edgard Tijtgat, over wiens kunst hij geestdriftig schrijft en dien hij door den Berlijnschen kunsthandelaar Flechtheim tot een tentoonstelling heeft doen uitnoodigen. (Nr 4). Een werk van Jacob Cornelisz, ‘Christus in een antieke Halle’, uit den Brusselschen kunsthandel overgegaan in bezit van Dr. Grote te Berlijn, wordt besproken door Kurt Steinbart, die tevens - en terecht - aan Jacob Cornelisz toeschrijft een houtsnede ‘Zegenende Christus’, voorkomend in een boekje van Padro Ximenes de Prexano, Dat Licht der Kerstene, bij Thomas van der Noot te Brussel gedrukt in 1518. Verder van Raim. van Marle, een portret van Giorgione. | |
Art in America(Febr.). W.R. Valentiner zet zijn studie voort over Hollandsche genre-schilders in den trant van Pieter de Hooch. Hij heeft het ditmaal over Jacobus Vrel, wiens twee voornaamste werken zich in Belgische musea bevinden, nl. te Brussel een ‘Interieur’ en te Antwerpen het ‘Ziekendienstertje’, beiden gecatalogeerd onder den naam van Isaac Koedijk. Verder, van Alvan C. Eastman, een 17e eeuwsche Jammû-schilderij van Durgâ; van Evelyn Sandberg Vavalu, Italiaansch-Byzantijnsche paneelen te Bologna; van Victor Lasareff, over Giuseppe Maria Crecpi; van Walter Gutman, over George Bellows. | |
Metropolitan Museum studies(Vol. 1, part, 1). Het eerste nummer van de hier reeds aangekondigde nieuwe uitgave is verschenen en beantwoordt volkomen aan de verwachtingen. Het bevat, overvloedig en uitnemend geïllustreerd, van Joseph Breck, over 17e eeuwsche Indische gedrukte stoffen; van William Ivins, over photographie en het moderne gezichtspunt; van Gisela Richter, waren de naakte gedeelten van de Grieksche marmeren beelden beschilderd?; van Dean Bashford, over oude Amerikaansche wapens; van Preston Remington, over meubelen van Riesener; van Eleanor B. Saxe, over een Gothisch tapijt; van C.O. Cornelius, over John Townsend, een 18e eeuwschen meubelmaker; van Joseph Breck, over eenige emailwerken van de Maasyallei, en toegeschreven aan Godefroid de Claire; van James Rorimer, over een korbeel van het Strozzi Paleis te Florence; van M.S. Dimand, over gedateerde Mohammedaansche kunstwerken in het Metropolitan Museum. | |
L'amour de l'art(December). Inhoud: François Fosca, Le Salon d'Automne 1928; Pierre-Louis Biron, Masaccio et Véronèse; Gaspard Tschann, Ganguin et l'exotisme; Jean- | |
[pagina 113]
| |
Louis Vaudoyer, Michel-Ange de Caravage. | |
La renaissance(Jan.) is gewijd aan de moderne godsdienstige kunst en bevat bijdragen van Abel Fabre, George Desvallières, Arsène Alexandre, H.M. Magne, Paul Léonard, Henri Clouzot, Charles Mauméjean en Paul-Sentenac. | |
Cahiers de Belgique(Jan.) is gewijd aan James Ensor. Van Paul Fierens deze woorden, omschrijving eener gedachte, die we reeds vroeger hebben uitgesproken: -Notre impressionnisme, qu'est-ce à dire? Pas celui de Claus, d'Adrien-Joseph Heymans, de Théo van Rysselberghe, luministes d'inspiration flamande, certes, mais de technique française. Notre impressionnisme: De Braekeleer, De Greef (parfois), Vogels, Pantazis, Ensor. Comparez la Mangeuse d'huîtres au Repas de la collection Boitte, le Salon Bourgeois au grand Intérieur de la Maison Hydraulique, la Raie de 1892 aux natures-mortes de la collection François Franck. Ceci prélude à cela, le préfigure. Et ceci vient de loin: de la vieille école anversoise. Le premier chef-d'oeuvre de notre peinture impressionniste: la Chasse d'Atalante par Rubens.’ J.E. Sonderegger schrijft over de etsen van Ensor. Verder een reeks korte waardeeringen van hedendaagsche critici en kunstkenners naast... de bespottelijke, hatelijk-domme kleineeringen van omstreeks 1884-1894. Ze staan daar, vermakelijk, tot gloeiende schande van hen die ze eens hebben durven neerschrijven... (Febr.). Inhoud: H.A. Lavachery, oude Amerikaansche kunst; René Gaffé, Overpeinzingen van een verzamelaar; Louis Piérard, J.B. Carpeaux; André de Ridder, de retrospectieve tentoonstelling van Gustave de Smet. | |
Le centaure(Nr 5). Georges Marlier tracht conclusies te trekken uit de retrospectieve van Gustave de Smet. André de Ridder over de waarde van het woord ‘expressionnisme’. Pierre Courthion over Frits van den Berghe: ‘Un homme en pleine force, un peintre de l'inquiétude humaine, un chasseur de rêves rouges, le magicien Frits van den Berghe, qui surgit au bon moment pour broyer les couleurs du temps et faire jaillir un nouveau sang du corps exténué de la peinture.’ - Charles Bernard over Hippolyte Daeye: ‘Daeye, coloriste, porte à l'extrême ces jeux subtils où, à travers on ne sait quel réseau invisible, il filtre l'arc-en-eiel de sa palette. Des accords mineurs, de-ci, delà, l'appel allègre d'une dissonnance et avant tout la pureté, la pureté du prisme colorant, mais serti avec la plus extrême discrétion dans des gris, des frottis et des glacis neutres, de façon à porter au diapason spirituel le plus tendu une gamme chromatique pleine de nuances et de chatoiements.’ | |
Bulletin des Musees royaux d'art et d'histoire(Jan.). Het Museum van het Jubeljaar - voortaan Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis - levend centrum van wetenschap, onder de nooit versagende leiding van den wonderbaren Capart, bijgestaan door een staf medewerkers die allen het heilig vuur van hun aanvoerder hebben overgekregen, geeft weer zooals vroeger zijn maandelijksch Bulletin uit. Het wordt vooral verzorgd door onze uitnemende en geleerde medewerkster Mevr. M. Crick-Kuntziger. Dit eerste nummer ziet er degelijk uit en brengt een levend en interessant overzicht van alle de afdeelingen van dit merkwaardig museum dat - hoevelen weten het? - een der bizonderste is van de geheele wereld. | |
[pagina 114]
| |
VeilingenParijsVan een tweederangschilder, Jan Lootens, wiens werken zelden voorkomen, werd op de veiling van Mevr. E.M. de C., op 19 November II., commissaris Lair-Dubreuil, een fraai landschap met een hertenjacht verkocht. Het was goed bewaard, onderteekend, dus uitnemend geschikt om er den meester te bestudeeren. Afmetingen 1 m. 17 op 89 cm; De stijl is verwant aan dien van Ruysdael en Hobbema. Eeingszins hard hier en daar, maar breed. Het ging 55.000 fr. Onder den titel ‘Marteldood van St-Pieter’ heeft M. Baudoin op 8 November een afgerond schilderij van 1 m. 35 op 78 cm. verkocht. De catalogus vermeldde het handteeken van Theodoor Rombouts, dat ik niet heb kunnen ontwaren, maar het werk was dien meester waardig. De samenstelling was echter die van den ‘St-Pieter Martelaar’ door Titiaan geschilderd voor de kerk van de H.H. Johannes en Paulus, te Venetië, en verbrand in 1867. Het kan zijn nut hebben hier deze kopij van het beroemde werk, door een der beste meesters van de Vlaamsche School, te vermelden. Hetgeen volgt is nog belangrijker. Op 28 November werd onder het nr. 37 van een zeer bondigen cataloog, door M. Desvouges verkocht als een werk van de Fransche school zonder datum, een voorstelling van den Vrede en den Oorlog, kapitaal werk van de Vlaamsche school der XVIe eeuw, misschien van Spranger, meer nog van Michel Coxie. Het stuk meet 2.50 m. hoog op 1 m. 75 lang. De Oorlog, zittend, met het zwaard in de hand, wordt omhelsd door den Vrede, die een duif op het hofd draagt. Een gevleugeld kind staat aan hunne voeten. een ander, vliegend, brengt kransen aan. De uitvoering is nauwgezet, en het stuk is goed bewaard. Zwervend in duistere transacties, zal het schilderij, verkocht voor 3500 fr. vermoedelijk Fransche school blijven heeten. Een teekening der Hollandsche school ging nog meer onopgemerkt voorbij op 12 December geveild door M. Charles Dubourg. Geen veilingcataloog. Het stuk maakte deel van een convoluut. Het was zuiver, zeer verzorgd en in zijn soort aangenaam. Ongeveer 250 × 200. Men zag er een gewapenden en gehelmden prins, Alexander wellicht, een dame bij de hand geleidend uit een paleis. Potlood en O.I.-inkt en, aan te merken bijzonderheid, geruit. Ik meen het noodig hier te vermelden de hulde aan Rubens waarvan de veiling Geismar op 15 November het getuigenis bracht van wege Delacroix. Des te meer dat de cataloog er niets over zei. Een kopij met de pen, door Delacroix naar het Christusfiguur in den Lanssteek te Antwerpen (nr 10), was eenvoudig vermeld als ‘Gekruisigde Christus’; een andere teekening, nr 11, naar de beenen van dit figuur, heette ‘Studies voor den gekruisigden Christus’. De kooper mocht denken dat het oorspronkelijke studies van Delacroix waren. Nr 16 geheeten ‘Studiebladen’, was de kopij van den ‘Dronken Sileen’, door Bolswert naar Rubens gegraveerd. Deze drie stukken waren bewonderenswaardig. Nooit heeft de Fransche meester zoo sterk en teeder tevens zijn begrijpende bewondering uitgedrukt voor den grooten Vlaming, die hem zulke kostbare lessen boodt. L. DIMIER. | |
LondenCHRISTIE, MANSON & WOODS. - Verz. J.F. Macnabb (1 Febr.). - Nr 15, Jan van Doyen, Landschap met hoeve (monogram en 1631), £267-10. Nr 18, Jacob van Ruysdael, Boschlandschap (monogram), £ 220-10. Nr 19, Salomon van Ruisdael, De Veerpont (geteekend en gedateerd 1644), £ 3150. Nr 60, Jan Breughel, Landschap, £105. Nr 100, M. Heems- | |
[pagina 115]
| |
kerkck, Aanbidding der Herders, £ 152. Nr 118, J. van Huysum, Glazen vaas met bloemen (geteekend), £ 325-10. Nr 135 (B.?) Fabricius, Portret van een knaap (1657), £ 210. Verz. R.W. Pettigrew e. a. (8 Febr.). - Nr 21, Jan de Bray, Portret van een edelman, £ 120-15. Nr 26, Jac. Jordaens, Diogenes zoekt een mensch, £ 99-15. Nr 27, Lud. Backhuysen, Oorlogschip, £58-16. Nr 56, Jan van Goyen, Visschersbooten (initialen en 1644), £ 840. Nr 67, J. Suttermans, Portret van een knaap, £ 199-10. Nr 113, Willem van Herp, Interieur (initialen), £ 6-6. Nr 135, F. de Momper, Rivierlandschap (monogram), £ 10-10. | |
BrusselVERZ. BIERNAUX (Le Centaure, 18-19 Jan.). - Nr 3, L. Artan, Hooge tij, fr. 4000.-. Nr 4, Idem, Noordzee, fr. 1400.-. Nr 5, Idem, Hooge tij, fr. 5200.-. Nr 6, Idem, De Panne, fr. 9400.-. Nr 7, Idem, Maneschijn, fr. 8000.-. Nr 13, H. Boulenger, Waschvrouw (studie), fr. 350.-. Nr 14, Idem, Grijze ochtend, fr. 800.-. Nr 15, Idem, Schemering te Tervueren, fr.1400. Nr 16, Idem, De Brand, fr. 3800.-. Nr 27, E. Claus, Vaart van Brugge naar Sluis, fr. 4800. Nr 32, Frans Courtens, Zomer te Elswout, fr. 16.000.-. Nr 33, Fl. Crabeels, Schaapherder, fr. 100.-. Nr 35, H. Daeye, Baby, fr. 950.-. Nr. 36, Dario de Regoyos, Strand in Spanje, fr. 2600.-. Nr 37, Hendrik de Braekeleer, Straatje te Antwerpen, fr. 9500. Nr 38, Jan de Greef, Zonnige straat te Woluwe, fr. 4600.-. Nr 39, Idem, De Ste Annakapel te Auderghem, fr. 3200. Nr 44, Louis Dubois, Schemering in de Kempen, fr. 10.000.-. Nr 47, L. Frédéric, Kanaal te Pont-Brûlé, fr. 1500.-. Nr 48, Idem, Bloeiende Duinen, fr. 1200.-. Nr 52, Ch. Hermans, Vrouw met zwarten mantel, fr. 4200.-. Nr 54, A.J. Heymans, Einde van den Winter, fr. 6000.-. Nr 55, Idem, Lente, grijze ochtend, fr. 1500.-. Nr 61, M. Jefferys, Droomerij, fr. 3400.-. Nr 62, Idem, Vaderlandsch Feest te Brussel, fr. 850.-. Nr 70, X. Mellery, Een Keuken, fr. 9000.-. Nr 71, Idem, Het Klooster van La Salute te Venetië, fr. 22.000.-. Nr 72, Idem, Aardsch Paradijsch, fr. 500.-. Nr 73, Idem, De Opstijging, de Val, fr. 420.-. Nr 74, Idem, Vlaamsche Herberg (teekening), fr. 380.-. Nr 75, Idem, St Truiden, (3 teekeningen), fr. 500.-. Nr 76, C. Meunier, Kinderen der mijn, fr. 15.000.-. Nr 77, Is. Meyers, Kerk van Bornhem, fr. 750.-. Nr 78, Georges Minne, Omarming (teekening), fr. 525.-. Nr 79, Idem, Moedersmart, (brons), fr. 5000.-. Nr 80, Idem, Dokker (brons), fr. 4400.-. Nr 87, Aug. Oleffe, Nieuwpoort, fr. 2400.-. Nr 89, C. Permeke, Vlaamsch Landschap, fr. 6000.-. Nr 93. W.M. Paerels, De Windvlaag, fr. 550.-. Nr 94, P. Pantazis, Verzoening, fr. 2400.-. Nr 97, J. Rosseels, Rose Helde, fr. 100.-. Nr 101, Jacob Smits, Het blonde Kind, fr. 8000.-. Nr 102, Idem, Achterbosch, fr. 8000.-. Nr 103, Eug. Smits, Italië, fr. 600.-. Nr 104, Idem, Vrouw met handschoen (akwarel), fr. 1500.-. Nr 107, A. Stevens, Jonge vrouwen aan het strand, fr. 4000.-. Nr 108, Jos. Stevens, Feestdag, fr. 4000. Nr 109, Idem, De jachthond (akwarel), fr. 720.-. Nr 112, Jan Stobbaerts, De hondenhoek, fr. 6500.-. Nr 115, Edg. Tytgat, Kind, (1919), fr. 800.-. Nr 116, Gust. Vanaise, Portret van Mevr. Jef Lambeaux, fr. 1000.-. Nr 118, Theo van Rysselberghe, Anseremme, (1881), fr. 440.-. Nr 119, Alf. Verhaeren, Herfst te Barbizon, fr. 380.-. Nr 120, Idem, Portret van Gonst. Meunier, fr. 400.-. Nr 121, Is. Verheyden, Vruchten, fr. 1300.-. Nr 122, Idem, Moeras in den Winter, fr. 500.-. Nr 123, Idem, Baders, fr. 550.-. Nr 124, Idem, Dorp in de duinen, fr. 1200.-. Nr 125, Idem, Het witte zeil, fr. 700.-. Nr 126, Idem, Gestrande boot, fr. 550.-. Nr 127, Idem, De Ganzen, fr. 1100.-. Nr 128, Idem, Portret van een jong meisje, fr. 300.-. Nr 129, Willem Vogels, Boomgaard in de Lente, fr. 7000.-. Nr 135, A. Verwee, Boomgaard in Vlaanderen, fr. 11.500.-. Nr 136. Idem, Rustende ossen, fr. 18.000.-. Nr 137, Idem, Vlaamsche beemd, fr. 9500.-. Nr 138, Idem, De ezel, fr. 8000.-. Nr 139, Idem, Jachtpaard, fr. 3200.-. Nr 140, Idem, De dood van het hert, fr. 6500.-. Nr 141, Gust. van de Woestyne, Stilleven, fr. 7Z00.-. Nr 159, Fél. Rops, La Dalécarlienne, (teekening), fr. 1900.-. Nr 162, Idem, Strand te Blankenberghe, (schilderij) fr. 7500.-. Nr 163, Idem, Studie naar een vrouw (id.), fr. 19.000.-. Nr 164, Idem, De Baai te Monaco, (id.), fr. 4500.-. Nr 165, Idem, Landschap te Klampenborg, (id.), fr. 4500.-. Nr 166, Idem, In de Duinen, (id.), fr. 1400.-. Nr 167, Idem, Straathoek, (akwarel), fr. 6600.-. | |
Verz. Duvinage van den Wiele.(Le Centaure, 26 Jan.). - Nr 1, Jan Asselyn, De veerpont (geteekend), fr. 17.000.-. Nr 5, J.B. Biset, Een Antwerpsch, Echtpaar, (geteekend en gedateerd 1709), fr. 850.-. Nr 6, Pieter Boel, Jachtbuit, fr. 5200.-. Nr 7, Andr. Both, Dorpsfeest, (geteekend en gedateerd 1630), fr. 16.000.-. Nr 8, Jan Both, De Jager in het Bosch, fr. 2600.-. Nr 10, P. Breughel II. (?) De Groentenmarkt te Antwerpen (gedateerd 1627, figuren vermoedelijk van Joachim Beuckelaer) (?) fr. 26.000.-. Nr 11, Jan Breughel, De vier, Elementen, fr. 14.000.-. Nr 12, Paul Bril, De aanval van het konvooi, (tegenhanger van het schilderij in het Museum te Antwerpen), fr. 1800.-. Nr 50, Atelier van Rubens, justus Lipsius en zijn leerlingen, fr. 30.000.-. Nr 53, Corn. Schut, De marteling | |
[pagina 116]
| |
van St Laurentius, (schets), fr. 4000.-. Nr 55, Fr. Snijders, Stilleven, fr. 9000.-. Nr 56, H.M. Sorgh, De Discipelen te Emmaus, fr. 3400.-. Nr 57, L. Stooter, Hollandsch Landschap (geteekend), fr. 7500.-. Nr 58, J. Suttermans, Portret van Casper Gevartius (miniatuur op perkament), fr. 8500.-. Nr 59, J.B. Suvée, Zelfportret (miniatuur), fr. 7000.-. Nr 60, D. Teniers d. O., Rust der H. Familie, fr. 4200.-. Nr 63, D. van den Bergh, De Drink, fr. 3000.-. Nr 64, W. van de Velde (geteekend W.A.V. fecit), Na een Zeeslag, fr. 5500.-. Nr 65, Hans van Essen, De Vischmarkt te Antwerpen (voluit geteekend), fr. 3400.-. Nr 66, N. van Haeften, Weddende Drinkebroers (geteekend), fr. 18.000.-. Nr 69, M. van Hal, Liederlijk tooneel in een taveerne (geteekend), fr. 5600.-. Nr 70, Adam van Noort, De Aanbidding der Koningen (geteekend), fr. 2400.-. Nr 73, van Poelenburg, De Goden op den Olympos, fr. 3200.-. Nr 75, Jan Victoors, De Familie (geteekend), fr. 3600.-. Nr 77, Jan Weenix, Zeeslag (geteekend), fr. 4200.-. Nr 81, Jan Cosyns, Portret van Philips van Malen, grootmeester der Brabantsche bosschen (marmeren relief, geteekend), fr. 1400.-. | |
Verz. Mevr. G.C.(Zaal Giroux, 4 Febr.). - Nr 16, Gysbert van der Kuyl, Familiegroep, fr. 9000.-. Nr 21, Paul Moreelse, Jonge Vrouw, fr. 7500.-. Nr 22, J.P. van Bredael, Vertrek naar de jacht (geteekend), fr. 6500.-. Nr 24, Egb. van Heemskerck, Bij de tooverkol, fr. 2400.-. Nr 29, Emile Claus, Terug van de School, fr. 25.000.-. Nr 30, V. Gilsoul, Zomerochtend, fr. 8400.-. Nr 31, Idem, Overijssche, fr. 3400.-. Nr 32, Th. Verstraete, Bij de Kudde, fr. 13.000.-. Nr 33, Idem, De Hooimijten, fr. 6000.-. | |
Verz. Y. Lamberty, 1e deel(Zaal Giroux, 11 en 12 Febr.). - Nr 7, A. Delaunois, Premontrezen, fr. 800.-. Nr 8, Ilem, Op de Hoeve, fr. 1600.-. Nr 9, L. Dubois, De Vlakte, fr. 750.-. Nr 19, Ed. Agneessens, Profiel, fr. 1400.-. Nr 20, Idem, De Javaansche, fr. 3000. Nr 21, Rich. Baseleer, Beneden-Schelde, fr. 4000.-. Nr 22, H. Boulenger, Bosch in den Herfst, fr. 2000.-. Nr 23, Idem, De Pachteres, fr. 2200.-. Nr 24, Idem, Beek in den Herfst, fr. 1300.-. Nr 29, Anto Carte, Parce Domine, fr. 34.000.-. Nr 30, Idem, De Verzoeking van St. Antonius, fr. 2400.-. Nr 38, Henri de Braekeleer, De Schoorsteen in het Waterhuis, fr. 36.000.-. Nr 39, Idem, In de Sacristij, fr. 11.000. Nr 40, V. Gilsoul, De Waschplaats, fr. 9500.-. Nr 41, Idem, Chartres, fr. 4000.-. Nr 42, Idem, Dorpsstraat, fr. 1900.-. Nr 43, Idem, Vlaamsche Hoeve, fr. 4200.-. Nr 44, Jan de Greef, Landschap te Auderghem, fr. 15.000.-. Nr 45, Idem, Hoeve te Roodeklooster, fr. 19.000.-. Nr 46, James Ensor, De Dronkaards, Ir. 38.000. Nr 52, Ch. Hermans, Het Atelier, fr. 5500.-. Nr 53, A.J. Heymans, In het Dal, fr. 2800.-. Nr 58, Jozef Israels, Schapenstal (1870), fr. 8000.-. Nr 69, Const. Meunier, Hiercheuse (gips), fr. 1500.-. Nr 70, Idem, De Dokker (gips), fr. 1400.-. Nr 71, Idem, De Puddler (gips), fr. 1600.-. Nr 85, Aug. Rodin, Ontwaking (brons), fr. 4600.-. Nr 87, Vict. Rousseau, Nieuwsgierigen (brons), fr. 16.000.-. Nr 88, Idem, Intimiteit (brons), fr. 30.000.-. Nr 89, Idem, Overpeinzing (brons), fr; 5400.-. Nr 90, Idem, De Sterrekundige (brons), fr. 10.000.-. Nr 91, Idem, Hoofd van een jonge vrouw (marmer), fr. 7500.-. Nr 92, Idem, Jeugd (marmer), fr. 22.000.-. Nr 95, Alfr. Stevens, Yamatori, fr. 38.000.-. Nr 96, Idem, De Zieke, fr. 2600.-. Nr 99, Jos. Stevens, De Beschermer, fr. 46.000.-. Nr 100, Idem, De Aap met den Appel, fr. 4200.-. Nr 103, Henri Thomas, Jeugd, fr. 11000.-. Nr 104, Idem, In afwachting, fr. 4200.-. Nr 105, Idem, Bloemen en vruchten, fr. 5500.-. Nr 106, Idem, Farniente, fr. 40.000.-. Nr 107, Idem, Het mooie meisje, fr. 16.000.-. Nr 108, Idem, Verkleumd, fr. 17.000.-. Nr 109, Idem, Gouden regen, fr. 4000. Nr 110, Idem, De Zwarte Hoed, fr. 3000.-. Nr 112, Idem, Het zwart satijnen kleed, fr. 10.000.-. Nr 113, Idem, Op loer, fr. 15.000.-. Nr 114, Idem, Spaansche Kers, fr. 4000.-. Nr 115, Idem, Bloemenvaas, fr. 4000.-. Nr 116, Idem, Witte bloemen, fr. 2200.-. Nr 117, Idem, Leunende vrouw, fr. 3500.-. Nr 118, Idem, De Kuif, fr. 8000.-. Nr 119, Idem, Naakt op divan, fr. 1600.-. Nr 120, Idem, Naakt in leunstoel, fr. 2000.-. Nr 123, Ant. Wiertz, De mooie Rosine, fr. 42.000.-. Nr 124, Theo van Rysselberghe, Portret van een oude Dame, fr. 2000. Nr 125, Alfr. Verhaeren, Het Ribbenstuk, fr. 1700.-. Nr 126, Is. Verheyden, De Vijvers van Roodeklooster, fr. 1900.-. Nr 127, A. Verwee, Liggende koe, fr. 1200.-. Nr 128, W. Vogels, Het Moeras, fr. 3800.-. Nr 161, Jules de Bruycker, De Wachtzaal van 3e klasse (akwarel), fr. 6800.-. Nr 162, Idem, De Lantaarnpaal (teekening), fr. 1300.-. Nr 163, Idem, De Boodschapper (akwarel), fr. 5400.-. Nr 164, Idem, De St. Jacobsmarkt te Gent (ets), fr. 500.-. Nr 165, Idem, Terug van de Markt (akwarel), fr. 6000.-. Nr 166, James Ensor, Portret zijner moeder (teekening), fr. 1300.-. Nr 167, Idem, De Furie (id.), fr. 900.-. Nr 170, Henri Evenrepoel, De Sneeuw (id.), fr. 3100.-. Nr 174, George Minne, Het doode Kind (id.), fr. 750. Nr 175, Xav. Mellery, Interieur te Marken (id.), fr. 1700.-. Nr 185, Eug. Laermans, De Doode (id.), fr. 9500.-. Nr 188, Aug. Rodin, Geknield naakt (akwarel), fr. 1400.-. Nr 192, Fel. Rops, Naaktstudie (akwarel), fr. 3200.-. Nr 193, Idem, De Scharenslijper (teekening), fr. 1200. |
|