| |
Boeken en tijdschriften
Goeler von Ravensburg. - Grundriss der kunstgeschichte. - Union Deutsche Verlagsgesellschaft, Stuttgart, Berlin, Leipzig.
Wie les geelt in kunstgeschiedenis weet, beter dan wie ook, dat er dringend gebrek is aan goede handboeken. Hoe dikwijls moet er ontmoedigend geantwoord worden op vragen van leerlingen, die zich buiten de colleges om, nog door zelfonderricht willen bekwamen. Aan boeken is er geen tekort, maar waar vindt men in dien warboel van óf te geleerde verhandelingen, óf te uitgebreide standaardwerken, óf te middelmatige complicaties een degelijke, duidelijk sprekende, bondige en toch volledige samenvatting van de geheele kunstgeschiedenis?
Het eenige werk dat in die leemte voorziet is dit van Goeler von Ravensburg. De eerste uitgave verscheen in 1894. Sindsdien werden de verbeterde uitgaven bezorgd door Max Schmid-Burgk. Toen deze in 1925 overleed, werkte Adolf Zeller deze vierde uitgave af. In werkelijkheid is zij het product van de samenwerking van een statige schare vakgeleerden en specialisten die ieder voor zich een afzonderlijk hoofdstuk behandelden. Hoe daarbij steeds gezocht werd naar degenen die er in de eerste plaats voor aangewezen waren, zullen wij bewijzen door b.v. alleen maar aan te stippen dat de Nederlandsche schilderkunst der XVe en der XVIe eeuw behandeld werd door Dr. F. Winkler.
En niettegenstaande deze groote diversiteit van medewerkers is er een prachtige eenheid bereikt.
Uitvoerige, diepzinnige beschouwingen over stijlevolutie moeten wij hier niet zoeken. Een korte samenvattende karakteristiek gaat ieder hoofdstuk vooraf. Vervolgens krijgt men een uitmuntende verdeeling der stof. zoodat de studeerende er steeds zonder lang zoeken kan vinden wat iedere periode in ieder land heeft voortgebracht. De opsomming is daarbij doorgaans zeer volledig, en zelfs ontbreekt daarbij niet een vrij uitgebreide bibliografie.
Gansch vlekkeloos is het werk echter niet en we moeten ons wel eenige opmerkingen veroorloven. Waarom is er heelemaal geen melding gemaakt
| |
| |
van de ontwikkeling der graveerkunst in Italië en de Nederlanden tijdens de eerste Renaissance? Er was toch meer te citeeren dan Lucas van Leyden en Goltzius. Van den prachtigen 14e eeuwschen bloei der Nederlandsche houtgravuur (blokboeken, enz.) is met geen enkel woord melding gemaakt. Waarom niets gezegd over de schilderkunst vóór de Van Eyck'en? In het overzicht van de 16e eeuw missen we tusschen de overgangskunstenaars der Antwerpsche School, den toch vast interessanten Meester van Frankfort. In het hoofdstuk der 17e eeuw mochten Erasmus Quellin, Thomas Willeboirts Bosschaert, Jan Boekhorst, e.a. wel als portretschilders worden vermeld. Over de zoo vruchtbare Vlaamsche graveerschool der 17e eeuw wordt niets gezegd. Evenmin over de Hollandsche etsers buiten Rembrandt. Over de Zuid-Nederlandsche Roccoco-kunst geen woord. Grovere onjuistheden en meer hinderlijke leemten komen voor in het hoofdstuk over de Belgische Kunst sinds 1830: Nicaise de Keyser en Henri Leys worden op één lijn gesteld, en beider werk, vooral dit van Leys, heet er ‘virtuose Imitation alter Meister’. Men schijnt waarachtig Leys nog altijd niet te kennen!
J.J. Winders wordt er genoemd als de architect van het Antwerpsche Museum dat in waarheid het werk is van Van Dijck. Namen worden dikwerf verkeerd gespeld als ‘Madon’ voor Madou, ‘Claysenaer’ voor Cluysenaer, ‘Baertson’ voor Baertsoen. enz. Wat er in Henri de Braekeleer aan ‘französicher Realismus’ te vinden is, blijft ons een raadsel! En evenzeer hoe Emile Claus een ‘Manetnachfolger’ kan worden genoemd!
Misplaatste en tevens glad verkeerde kritische beschouwingen komen ook wel eens voor. Prof. Zeller had zich b.v. wel kunnen onthouden over Vincent van Gogh (waarover hij trouwens veel te weinig zegt) deze achterlijke meening neer te schrijven, dat hij zich nl. ‘in Paris und später in Arles als Expressionist in Grübeleien verbrauchte’.
Terloops ook komt het chauvinisme zijn ooren toonen: ‘die Moderne hat in Holland als einer nüchtern und sachlich denkenden, niederdeutschen (sic) Bevölkerung nicht den Einflusz erreicht wie bei uns’.
En terwijl dan in 't lang en in 't breed wordt uitgeweid over de allermodernste kunst in Duitschland, wordt over die van Holland het voornaamste verzwegen en over die van België wordt eenvoudig niets gezegd!
Ook hadden we gewenscht dat in een samenvattend handboek als dit, vergelijkende chronologische tabellen, zooals die welke o.a. voorkomen in Elie Faure's ‘Histoire de l'Art’, niet hadden ontbroken. We weten bij ondervinding hoe dergelijke tabellen bij het onderwijs o.a. uitmuntend van nut zijn.
Dit alles zal wellicht, bij een volgende uitgave worden verbeterd en aangevuld? Wij hopen dat de noodzakelijkheid van dezen nieuwen druk zich spoedig moge doen gevoelen. Want niettegenstaande de feilen die wij, om beterswil, hebben onderlijnd, blijft het werk van Goeler von Ravensburg nog altijd het eenige werkelijk bruikbare handboek voor de studie der kunstgeschiedenis. En als zoodanig zal het groote diensten bewijzen.
A.D.
| |
Oud-Holland (Nr. 5).
‘Het is verwonderlijk, schrijft Dr. A. Bredius, dat er nog steeds werken voor den dag komen van geheel onbekende Hollandsche schilders der zeventiende eeuw, die werkelijk blijken uitnemende kunstenaars geweest te zijn, maar door allerlei omstandigheden heel en al in het vergeetboek raakten.’
Zulk een is Dirck Carbasius, van
| |
| |
wie hier de twee gekende werken worden gereproduceerd, het knappe, sobere portret van een dikke Hollandsche vrouw (in particulier bezit te Oldenburg) en een werkelijk fraai en levendig ‘Familieportret’ in bezit van den kunsthandel Kleinberger. Naar de reproducties te oordeelen bezitten beide werken uitnemende qualiteiten.
Bredius heeft in oude bescheiden, aanteekeningen gevonden over dezen schilder, die een bewogen loopbaan heeft afgelegd. In 1646 is hij lid van het Haarlemsche St. Lucasgild, maar in 1651 koopt hij een brouwerij. Maarde zaken loopen mis. Carbasius wordt commies en sterft te Hoorn in 1681.
W.J.J.C. Bijleveld publiceert een nota aangaande de verdwenen Leidsche kerkglazen, waarover hij bizonderheden ontdekte in een handschrift vermoedelijk van den Gelderschen historicus G. van Hasselt (1787). Deze glasramen werden gemaakt tusschen de jaren 1596 en 1603 en dragen de namen van kunstenaars als Burgemeester Swanenburg van Leyden, Cornelis Klock, Hendrik de Keyser, Cornelis Kustens, Joachim Uytewael en Adriaen G. de Vrye.
Dr. H. Schneider zet zijn nota's voort over Theodoor van Thulden en Noord-Nederland. Ditmaal in 't bizonder over de portretten van 1644-1669; o.a. over de Familiegroep van Asten Donckers. In 1903 als een werk van Van Dijck verkocht op de veiling Bertin te Parijs, is het nu terecht gekomen in de State Gallery van Z.H. den Maharaja Gaekwar te Baroda in Britsch Indië! Terecht prijst Dr. Schneider dit schilderij als ‘een indrukwekkende prestatie’. ‘Ofschoon Vlaamsche scholing hier te bespeuren valt, een zekere zwier en elegance, ondenkbaar zonder Ant. van Dijck's voorbeeld, toont van Thulden er zich als een nagenoeg onafhankelijk kunstenaar, wiens scheppingsvermogen ons tot bewondering noopt.’
Verder worden hier geciteerd en gereproduceerd andere werken van Van Thulden: de Familiegroep Van der Wiele-Van Someren, in het museum te Doornik; Maria van Balen (van Thulden's vrouw) als Luitspeelster, in het museum te 's Hertogenbosch; het Portret van den monnik Benedictus van Thulden, broer van den schilder, in het museum te Antwerpen.
Van J. Duverger bevat dit nr. verder een studie getiteld ‘De Werken van “Johannes” in de verzamelingen van Margaretha van Oostenrijk’. Verkeerdelijk werd aangenomen dat Jan van Eyck dikwijls werd aangeduid onder den naam ‘Johannes’. Daardoor werden schilderijen die nu verloren zijn, en vroeger deel maakten van de verzamelingen van Margaretha van Oostenrijk als werken van Jan van Eyck beschouwd; zoo o.a. de ‘Madona met Hertog Filips’ en ‘la Belle Portugaloise’. Deze schilderijen dagteekenen echter van het begin der XVIe eeuw. De ‘Madona bij de bron’ (Museum van Antwerpen) behoorde daarentegen niet tot de verzamelingen van Margaretha, zoo wel is het handteeken op de lijst niet echt.
J.Z. Kannegieter zet zijn aanteekeningen voort over de familie Hinloopen en over Michiel Hinloopen in het bijzonder. Het stuk bevat belangrijke aanteekeningen over Hinloopen's schilderijenkabinet en prentenverzameling, deze laatste eigendom van de stad Amsterdam.
Hans Kauffmann geeft het vervolg van zijn overzicht der Duitsche literatuur betreffende Nederlandsche kunst.
| |
Maandblad voor Beeldende Kunsten. (Oct.).
Cornelis Veth wil de verdienste onderlijnen van de vogelstudies van Willem de Zwart. Een fijn geschreven opstel is dit van Maurits Roelants over Edgard Tijtgat, wiens bizondere, sympathieke persoonlijkheid hij uitnemend begre- | |
| |
pen en doorvoeld heeft. P.J. van der Not schrijft over El Greco.
| |
The Burlington Magazine (Nov.).
Dit nr. brengt ons van W.W. Watts een bespreking van de tentoonstelling van oud zilverwerk toebehoorend aan de Colleges van Oxford; van Detlev von Hadeln een artikel over Jacopo Molino, en een schilderij van dezen meester, ‘Madona met zes Heiligen’, in bezit van de heeren J. Leger & Son; van Nathaniel Lloyd een stuk over de ontwikkeling van de middeleeuwsche houten muurbetimmering. R.R. Tatlock heeft het over een fraai Chineesch graffiguurtje uit de Tang-periode, Tancred Borenius over een vroeg werk van Correggio, M.H. Longhurst over eenige geteekende ivoorwerken van de XVIIe en de XVIIIe eeuw, J.G. Noppen over een onbekend XIIIe eeuwsch apostelbeeld van de Westminster school.
Voor de geschiedenis der Vlaamsche kunst is belangrijk het stuk van S.C. Kaines Smith over een schilderij van Adriaen Isenbrant, aan het Museum van Birmingham geschonken door Mr. John Summer. Het drieluik stelt voor, op het middenpaneel, de ‘Aanbidding der Koningen’, op het rechterluik ‘De Geboorte’ en op het linker de ‘Opdracht in den Tempel’. De buitenzijde der luiken vertoont in grauw schildering een ‘Annunciatie’. Toen het in 1904 te Dusseldorf werd tentoongesteld, bewees Dr. Friedländer dat het middenpaneel via Gerard David kon worden afgeleid van een verloren compositie van Hugo van der Goes. De maker van het schilderij kon toen echter nog niet worden aangeduid. De verwantschap met David is onloochenbaar, zooals Sir Martin Conway het aanwees in zijn boek ‘The Van Eycks and their followers’, blz. 229.
Het rechterluik is gecopieerd naar Memling's ‘Opdracht’ in het Prado, welke zelve afgeleid is van een origineel van Rogier van der Weyden (het St. Columba altaarstuk; zie Dr. Hulin de Loo in ‘Burlington’ nr 301, April 1928). Verder zijn er reminiscencies uit Goossen van der Weyden's ‘Legende der H. Dymphna’. De studie van dit schilderij zou derhalve kunnen leiden tot de vaststelling dat Adriaen Isenbrant, vooraleer zich te Brugge te vestigen, in betrekking kwam met Goossen van der Weyden, en dat hij te Antwerpen zijn leertijd zou hebben doorgemaakt.
| |
Pantheon (Nov.).
Bij een prachtige kleurreproductie meldt A.L. Mayer de ontdekking van een tot nu toe geheel onbekend ‘Kinderportret’ van Goya, in bezit der firma Duveen Bros. Het eigenaardig bekoorlijke werk is een hoogst zeldzaam specimen van Goya's portretkunst der jaren 1778-79.
Op 5-6 November zal bij Lepke te Berlijn de verkooping plaats hebben van kunstwerken uit vroegere particuliere verzamelingen, en nu in bezit van den Russischen staat. Als Nederlandsche schilderwerken zijn hier te vermelden het ‘Portret van Titus, zoon van Rembrandt’, door Nic. Maes, en een ‘H. Familie’ van Willem Key.
W. Suida bestudeert eenige teekeningen van Lorenzo Lotto. G. Gronau trekt de aandacht op een weinig gekend portret van Dürer op een fresco der Scuola del Carmine te Padua.
Otto Wertheimer bespreekt het werk van Heinrich Douwermann, den XVIe eeuwschen beeldhouwer van Kalkar; Oswald Siren het Chineesche paviljoen van C.T. Loo and Co te Parijs en zijn fresco's.
Adolf Feulner toont de verwantschap aan tusschen het grafmonument van den bisschop Karl von Metternich te Trier, door Matthias Rauchmiller en dit van den bisschop Antoon Triest
| |
| |
te Gent door Jeroom Duquesnoy.
Otto von Falke zet zijn studie voort over middeleeuwsche aquamanilen in vorm van kentauren of ruiters.
Bizondere aandacht verdient de brief van Walter Cohen, in verband met het pas ontdekte schilderij van Van Dijck ‘Marteling van St-Sebastiaan’. Cohen reveleert het bestaan van de voorstudie tot dit werk, in bezit van Dr. A. Gärtner te Ludwigsdorf in Schlesien. Het werkje is afkomstig uit de vroegere verzameling Linnartz, welke bijzonder rijk was aan Vlaamsche en Hollandsche kunst der XVIIe eeuw, en nu verspreid is over Oberweistritz (Schlesien), Liegnitz, Chodau bij Karlsbad en Leichlingen (Rheinland).
We noteeren verder dat de Galerie van Diemen te Berlijn in bezit is geraakt van een zeer fraai, ongekend ‘Knapenportret’ van Arent de Gelder, en van een interessant schilderij van Jacob Jordaens. Volgens den schrijver der nota, P. Wescher, zou het den schilder met zijn twee dochters voorstellen. Vergeleken met het schilderij waarop Jordaens zich zelf met zijn vrouw zou hebben voorgesteld, dat vroeger in bezit was van den prins Conti te Parijs, en te Londen in 1927 werd tentoongesteld (catal. nr 156), blijkt het dat het vrouwenfiguur daarop gelijk is aan dit op het schilderij bij Van Diemen. Vermoedelijk is het Jordaens' oudste dochter Elisabeth, die met haar zoon is voorgesteld op het schilderij in de verzameling Cels te Ukkel (Trésors d'Art belge, bl. 88). Volgens den leeftijd der personages zou het werk tusschen de jaren 1640-45 ontstaan zijn.
Tancred Borenius trekt even de aandacht op een Dubbelportret van Thomas de Keyser, in bezit van de firma Asscher en Welker te Londen. Het is afkomstig uit de verzameling Lord Hampden, gemonogrameerd en gedagteekend 1636; het behoort dus tot de middenperiode van s meesters ontwikkeling. Het is bizonder belangwekkend om na te gaan hoe deze kunst op den toen nog jongen Rembrandt invloed kan hebben uitgeoefend.
| |
Apollo (Nov.).
William Gibson geelt bij talrijke fraaie reproducties, een overzicht van hetgeen op de veiling Six te Amsterdam onder den hamer kwam. Malcolm C. Salaman toont ons de vele Hollandsche zeestukken uit de Macpherson collectie tentoongesteld in Guildhall te Londen.
De tentoonstelling van het werk van Bourdelle in het Paleis voor Schoone Kunsten te Brussel, wordt door een geïllustreerd artikel aangekondigd. J.B. Manson bespreekt eveneens uitvoerig de tentoonstelling van Moderne Fransche Kunst bij Knoedler in New-York, tentoonstelling welke alleen werken van allereerste gehalte bevatte, een waar alle groote namen der laatste honderd jaar, van Corot tot Lurçat, op voorkwamen.
Dit nr., als alle vorige, schitterend en rijk geïllustreerd, bevat een groote buitentekstplaat naar Rembrandt's ‘Portret van Hendrickje Stoffels’ door Duveen Bros aangekocht uit de Huldschinsky verzameling, en nu in bezit van Lord Melchett.
| |
Metropolitan museum studies.
Het beheer van het New-Yorksche Metropolitan Museum heeft besloten een half-jaarlijksch tijdschrift uit te geven onder bovenstaanden titel. Terwijl het ‘Bulletin’ en de kleine handboekjes slechts een populair-vulgariseerend karakter hadden, zal dit nieuwe tijdschrift gelegenheid bieden tot publiceeren van wetenschappelijke studies over kunstwerken in het museum aanwezig. Het zal voorzeker door alle kunsthistorici met belangstelling worden begroet.
De prijs per jaar is $7 (twee afleveringen; prijs per aflevering $4).
| |
| |
| |
Der Cicerone (Nr 19).
Van den bekenden specialist Heinrich Göbel publiceert dit nr. een opstel over oude zijdenstoffen. W. Barth, de bestuurder der Baselsche Kunsthalle, die onlangs een merkwaardige tentoonstelling van Gauguin's werken inrichtte, schrijft over minder bekende werken van dezen steeds meer en meer belangwekkenden Franschen meester. Allereerst over het ‘Zelfportret’ dat hij aan Van Gogh schonk, en waarover deze in zijn brieven aan zijn broer Theo gewaagt. Bij een uitmuntende kleurreproductie geeft Max J. Friedländer een korte, maar hoogst interessante nota over een onbekend schilderij van Joos van Cleve, ‘Christuskind op den wereldbol’ (eig. Dr. James Simon, Berlijn). Daarmee is niet alleen het bekende oeuvre van dezen meester met een werk verrijkt, maar we leeren tevens een nieuwe compositiegedachte van hem kennen. Van Cleve heeft zich nl. zeer dikwijls herhaald, afgezien nog van de vele nabootsingen en kopijen, die uit zijn vruchtbaar atelier kwamen. De figuur van den Christusknaap staande op een gevleugelden wereldbol is tot heden toe onbekend. Naar vorm en kleur behoort het kleine, eenvoudige schilderij tot de gelukkigste uitingen van den meester. Het werk moet rond 1520 ontstaan zijn.
Heinrich Göbel trekt de aandacht op een merkwaardig tapijt met wapenschild in bezit van den kunsthandelaar Hugo Helbing te München. Het draagt het wapen der Ayala, graven van Fuensalida, is gesigneerd D. TENIERS INV: PINX 1684, en behoort tot een reeks van zes stuks, geweven in de Brusselsche werkhuizen van Willem van Leefdael en Jan Leyniers.
In nr. 20 geeft Max. J. Friedländer een fragment uit het zesde deel zijner ‘Altniederländische Malerei’ dat handelt over Memling en Gerard David. Hij bestudeert daarin Memling's persoonlijkheid: ‘Schijnbaar werd Memling (uit Rijnland afkomstig) een Nederlandschen meester. Toch blijft een onderscheid tusschen hem en de hier geboren meesters merkbaar. De middelen behandelt hij niet zooals iemand die ze uit zijn eigen manier van zien geschapen heeft. Het Nederlandsche was hem niet in merg en been gedrongen.’
| |
Belvedere.
In het nr. van Maart II. had Otto Benesch het vroege werk van Pieter de Hooch ‘De Poortwacht’ in de Galleria Nazionale te Rome aan Barend Fabritius willen toeschrijven. In het Julinummer komt Dr. Bredius daartegen op. Hij haalt de woorden aan van Mevr. Clotilde Brière-Misme die schreef over onbekende of weinig bekende werken van Pieter de Hooch: ‘L'ère des ‘corps de garde’ semble finir lorsque notre peintre s'installe à Delft (1654). Il peint à son arrivée ‘la Garde’, de la Galerie Corsini où il imite un tableau que venait d'achever Carel Fabritius (Schwerin). Il y est - et d'ailleurs non sans grâce - l'esclave d'un confrère et de ses propres routines. L'idée de Fabritius: l'homme solitaire au pied de la porte Saint-Antoine, qui, dans une pose abandonnée, tête baissée, est absorbé par le nettoyage de son fusil, perd sa puissance lorsque Pieter la reprend. Son soldat pose en regardant le spectateur; l'attention, qu'il ne suffit pas à retenir est sollicitée au fond, par un feu allumé à l'intérieur du Corps de Garde et par des comparses réunis auprès, comme dans ‘les Cavaliers’. ‘Een meer karakteristieke vroege De Hooch als die van het Palazzo Corsini zou moeilijk te vinden zijn’, zegt Dr. Bredius.
Otto Benesch houdt in nr. 70 zijn toeschrijving staande. In het schilderij van het Palazzo Corsini is volgens
| |
| |
hem niets specifieks van De Hooch te vinden. De Hooch is geheel anders in zijn vroege werken zooals b.v. in het ‘Soldatenkamp’ in de Galleria Borghese te Rome. Dr. Benesch deelt verder mede dat Dr. F. Schmidt-Degener en Dr. H. Schneider zich evenals hij voor Barent Fabritius hebben uitgesproken.
| |
Cahiers de Belgique. (Oct.).
Pierre Courthion schrijft over ‘Le Poussin schepper van rytimen’; Moholy-Nagl over photographie; Georges Marlier over de droge-naalden van Floris Jespers, een opstel dat dienen moet om te doen aannemen dat deze, behalve virtuositeit, schitterend koloriet en brio van factuur, ook een gansch persoonlijke vizie heeft.
Het Novembernummer is geheel gewijd aan de kunst van Antoine Bourdelle. François Fosca schrijft over ‘Bourdelle schepper van mythen’; A.H. Martinie over ‘Bourdelle, Europeeschen beeldhouwer’; André Fontainas over ‘De Stervende Kentaur’, Paul Colin over ‘Bourdelle en de Grenzen der beeldhouwkunst’.
| |
Selection (Cahier 2).
Dit nr. is gewijd aan Gustaaf de Smet: Luc. en Paul Haesaerts ontleden zijn kunst, André de Ridder herinnert de oorlogsjaren welke hij met den schilder in Holland doorbracht, Paul-Gustave van Hecke haalt nog andere herinneringen op, en een groot aantal reproducties (zeer slecht gedrukt, helaas!) geven een samenvatting van de Smet's evolutie.
In de kronieken, waarin veel getwist wordt, en waarin we stof zouden kunnen vinden tot lange, maar tamelijk nuttelooze discussies, zullen we eventjes stilblijven bij een tamelijk onjuiste bespreking van de laatste tentoonstelling van ‘Kunst van Heden’. De schrijver van dien korten maar onbillijken aanval verwijt den inrichters al te eclectisch te zijn geweest (hetgeen juist is), maar als bewijs daarvoor haalt hij aan dat zij Nicaise de Keyzer hebben geëxpozeerd (hetgeen onwaar is!), met Looymans en Piet Verhaert, naast Stobbaerts en De Braekeleer. We zullen Looymans en Verhaert hier niet verdedigen, maar we zullen het alleen betreuren dat zij die beweren de leiders te zijn van de moderne kunstbeweging geen begrip hebben van de waarde en de beteekenis van eerste- en van tweederangsfiguren in de kunst der vorige eeuw, dat zij geen besef hebben van hun onderlinge verhouding. De beteekenis dezer tentoonstelling is hun dan ook geheel ontsnapt, of... zij doen er moedwillig de oogen voordicht! ‘Wij bidden de goden, zegt “Sélection”, opdat “Kunst van Heden” nooit worde, waarvan het soms de voorteekens vertoont, de “Kunst van Eergister”. Het heeft het volgend jaar een ferme weerwraak te nemen, indien het niet wil vervallen. Twee slechte jaren, 't een na 't ander, dat's te veel.’ ‘Sélection’ weze gerust; dat ‘Kunst van Heden’ het een oogenblik noodig heeft geoordeeld confrontaties te maken welke men liefst in ons museum zag gebeuren (maar die er nooit plaats hebben!) zal het niet beletten de kunst van dezen dag te toonen zooals het hoort. De zeker goed gemeende raadgevingen van ‘Sélection’ kan het daarvoor zelfs best missen! Wat men bedoelt met de twee slechte tentoonstellingen der laatste jaren, begrijpen we niet best. Verleden jaar immers toonde ‘Kunst van Heden’ het werk van Gustaaf van
de Woestijne en van George Minne! En we dachten toch...? Niet ‘modern’ genoeg voor ‘Selection’? Best mogelijk, als we lezen hoe een paar bladzijden verder een artist als Auguste Oleffe wordt gescholden voor een ‘slijkschilder’... ‘le boueux Oleffe’!
Maar, al moeten we protest aantee- | |
| |
kenen tegen deze beweringen en onrechtvaardigheden van ‘Sélection’, toch staan er in dit nr. een boel dingen, welke wij gaarne met twee handen onderschrijven, o.a.... daar waar de kroniekschrijver het heeft over de bijna algemeene onbenulligheid der Belgische kunstkritiek!...
| |
Le Centaure (Oct.).
Zeer lezenswaard in dit nr. het korte, maar rake stukje van Pierre Courthion getiteld ‘Critique d'Art’! We citeeren: ‘Art ancien, art moderne, tout ça, c'est des bêtises. Nous continuerons avec acharnement notre campagne contre l'art officiel (en tant qu'art, la cuisine officielle ne mérite même pas nos injures) parce qu'il entretient cette séparation commode entre l'art d'hier et celui d'aujourd'hui. Wilde disait à peu près: l'art n'a pas de limite; l'artiste est un monsieur qui a le droit de se promener à travers le temps et l'espace sans qu'il ait à redouter les anachronismes’.
George Marlier bespreekt - op voorhand - de reeks landschappen welke Constant Permeke in de zaal ‘Le Centaure’ tentoonstelt. Hij zegt o.a. ‘Permeke est, de tous nos peintres, celui qui se soumet aux aspects immuables de l'univers et qui retrouve, au delà des apparences trépidantes de l'époque, le sentiment profond des choses de la nature’.
Heel juist! En daarom precies was het dat wij in ‘Onze Kunst’ van Juli II. bij de bespreking van den tentoonstelling van ‘Kunst van Heden’, schreven: ‘Permeke is in onze hedendaagsche kunst de oorspronkelijkste verschijning, de meest verblijdende ook, omdat zij een gansche toekomst draagt’.
‘Le Centaure’ (in een niet onderteekend stukje) schijnt ons nu daarvan een grief te willen maken: ‘Nous ne prenons pas une telle liberté d'affirmer qu'il est l'apparition la plus personnelle, la plus réconfortante. D'autres peintres sont bien réconfortants aussi et il est dangereux d'établir dès à présent une hiérarchie pour des peintres qui sont en pleine vigueur et n'ont pas encore dit tout ce qu'ils avaient à dire.’
Er is in de twee door ons uit ‘Le Centaure’ geciteerde passages een ‘contradictio in extremis’. Als het waar is, wat Marlier zegt, dat ‘Permeke, van al onze schilders, degene is die zich onderwerpt aan de onveranderlijke aspecten der natuur’, dan is het ook waar wat wij schreven, dat Permeke ‘in onze hedendaagsche kunst de meest oorspronkelijke en de meest verblijdende verschijning is.’
Maar ‘Le Centaure’ wil den schijn wekken alsof wij nu pas tot de ontdekking zouden zijn gekomen dat Permeke een groot kunstenaar is, alsof alleen het getheorizeer van Marlier e.c. ons de oogen geopend heeft. We hebben Permeke van af zijn eerste tentoonstelling bewonderd en gesteund waar we konden, lang zelfs vooraleer Marlier zijn pen begon te scherpen. Dat er in België nog andere verblijdende verschijningen zijn op kunstgebied, moesten we uit Marlier's artikeltje niet leeren. Dit ook wisten we lang voor zijn geboorte. We zullen die kunstenaars bij gelegenheid in ‘Onze Kunst’ de eer geven die hun toekomt. Maar... we blijven erbij: geen enkele is zoo groot als Permeke!...
| |
L'Art Vivant. (1 Sept.).
Armand Fourreau geeft een uittreksel uit zijn eerstdaags te verschijnen boek over de Clouet's. Max J. Friedländer publiceert een paar interessante bladzijden over Joachim de Patinir, waaruit wij het slotwoord citeeren: ‘Dès que nous faisons entrer en ligne de compte Gérard David et Hieronymus Bosch, les découvertes de Patinir nous apparaissent limitées. Au mérite d'être le premier peintre de paysage ne peut
| |
| |
se joindre la gloire de la découverte. Il vaut mieux parler d'une compréhension vraiment prophétique de la valeur du paysage nouveau ainsi que l'attention passionnée que Patinir apporta à une forme neuve de l'art. Patinir ne se contenta pas de taire du paysage un des éléments constitutifs du tableau, il sut lui restituer une résonance particulière, et émouvoir notre sensibilité par l'accent idyllique et pathétique de ses paysages - dans les cadres mêmes de leur figuration descriptive.’
Het nr. van 15 September is geheel gewijd aan volkskunst. We hebben er vruchteloos gezocht naar een artikel over Vlaamsche en Waalsche volkskunst... waarover nochtans heel wat te zeggen zou zijn!
In het nr. van 1 Oct. bespreekt Paul Fierens het nieuwe museum van Doornik. ‘De Blaasbalgmaker’ aan Pieter Huys toegeschreven, wil Frerens aan Cornelis Metsys geven; hij vergelijkt het met de ‘Jaloersche Boerin’ van dezen schilder in de verzameling Camberlyn d'Amougies. Fierens vraagt ook dat het Doorniksche museum een kataloog krijge, welke wat minder ‘literair’ zou zijn dan die samengesteld door Sander Pierron.
Het nr. 92 is een speciaal nr. geheel gewijd aan de kunst van Finland.
| |
Gand artistique.
In het nr. van Augustus doen Hugo van den Abeele en Georges Chabot het werk kennen van den jongen Gentschen schilder Edgard Gevaert.
In het Septembernummer worden achtereenvolgens besproken de schilders Kurt Peiser (door Marcelle de Somer), René van der Voodt en de beeldhouwer Léon de Mulder (door Maurice Maes).
| |
Bulletin de la Soc. Royale d'Archeologie de Bruxelles.
In het Novembernummer geeft Graaf J. de Borchgrave d'Altena een overzicht van het mobilier der St. Gerikskerk te 's Gravenbrakel, in 't bizonder het oxaal dat dagteekent van 1593, en te vergelijken is met dit van Binche (1592), het gebeeldhouwd altaarblad van 1576, een Brusselsch Madonabeeld van omstreeks 1475, een prachtig St. Christoffelbeeld en een rijken schat aan edelsmeedwerk.
| |
Veilingen
Amsterdam
Verzameling Six (Frederik Muller).
Op 16 October II. en volgende dagen heeft deze veiling de geheele artistieke wereld in spanning gebracht: 56 schilderijen en 10 etsen van de grootste Hollandsche meesters kwamen er onder den hamer en bereikten prijzen die nog meer de verbazing opwekten dan die der beruchte collectie Holford, tezamen voor meer dan 2 miljoen gulden! Ditmaal echter hebben de Hollanders zeiven weten te beletten dat nationale meesterstukken door vreemde kooplieden werden weggesleept en behalve een paar werken, bleef alles in Hollandsche handen, en ging zelfs hoofdzakelijk naar Hollandsche musea. Verheugend in hooge mate en een schitterend voorbeeld!
Een kapitaal werk van Nicolaas Maes Luisterende Vrouw (Nr 22) (een thema dat de meester dikwijls herhaalde: Wallace Collection Buckhingham, Apsley House, Boston) ging voor 55,000 fl. aan Knoedler.
Een prachtig interieur van Pieter de Hooch, geteekend en gedateerd 1663, (Nr 15) bleef voor 140.000 fl. aan het Rijksmuseum.
Het Briefschrijvende Vrouwtje van Terborch (Nr 46) werd voor 290.000 fl. aangekocht voor het Mauritshuis.
| |
| |
Jan Steen's Oestereetster (Nr 45) ging voor 190.000 fl. aan M. Deterging.
Ochtervelt's Oesteveters (Nr 32) voor 29.000 fl. aan J. Goldschmidt.
Frans van Mieris' Concert werd toegewezen aan 36.000 fl.
Knoedler bemachtigde voor 360.000 fl. Hobbema's Dorp onder boomen (Nr 14).
Koeien in de Weide van Potter, voluit gesigneerd en gedateerd 1647 (Nr 36), ging niet hooger dan 78.000 fl.; de twee landschappen van Jacob van Ruysdael (Nrs 40 en 41) respectievelijk 34.000 en 37.000 fl; Adriaen van de Velde's Zandvoort (Nr 47), 52.000 fl. aan Wisselingh; Weenix' Italiaansche Haven (Nr 52), 14.000 fl.; Jan van der Heyde's Zicht te Delft (Nr 13), 18.000 fl., aan Block; Aert van der Neer's Maneschijn (Nr 30), 44.000 fl., aan Beets; een Vischwinkel van Adriaen Van Ostade (Nr 34), 47.000 fl., aan Beets.
Wij laten hier nog eenige prijzen volgen:
Nr 1, Pieter Aartsz, Lezende Monnik, fl. 1100.-. Nr 2, Nic. Berchem, Othello en Desdemona, fl. 3400.-. Nr 3, G.A. Berkheyde, Slot Heemstede, fl. 17000.-. Nr 4, Dirck van den Bergen, De Stier, fl. 1600.-. Nr 4a*, Jan de Bray, Portret van Jean de la Chambre (Wisselingh), fl. 6000.-. Nr 5*, Quirijn Brekelenkam, Slapende Grootmoeder (Wisselingh), fl. 10.000. Nr 6*, Idem, Stilleven (Goudstikker), fl. 3600.-. Nr 9, Cornelis Dusart, Melkverkooper, fl. 11.000.-. Nr 11*, Allaert Van Everdingen, Winterlandschap (Spanjaard), fl. 7300.-. Nr 12*, Jan Hackaert, Halali (de Boer), fl. 5200.-. Nr 16, Jacob Jordaens, Aanbidding der Herders, fl. 21.000.-. Nr 17, Willem Kleyen, Kruisafdoening, fl. 13.500. Nr 18, Salomon Koninck, Oude geleerde, fl. 7000.-. Nr 25*, Cornelis de Man, De Goudweger (Van Greeningen), fl. 15.800.-. Nr 26*, Barth. Mason, De Gerechtsdienaar (Wisselingh), fl. 3000.-. Nr 30*, Aert van der Neer, Landschap bij Maanlicht (Beets), fl. 44.000.-. Nr 34*, Adriaen van Ostade, Vischwinkel (Beets), fl. 47.000.-. Nr 39*, Rachel Ruysch, Bloemenvazen (Levinson), fl. 7260.-. Nr 42*, P.J. Saenredam, Mariakerk te Utrecht (Wisselingh), fl. 61.000.-. Nr 48, Adr. van de Velde, Drinkende Koe, fl. 3200.-.
Nr 50. A. Verboom, Waterval, fl. 3200.-. Nr 57, Rembrandt, Burgemeester Six (ets, 2e staat, Colnaghi), fl. 90.000.-. Nr 58, Idem, Idem (3e staat, Bloch), fl. 28.000. Nr 59, Idem, Medea (ets), fl. 3500.-. Nr 60, Idem. Idem (3e staat), fl. 1300.-. Nr 62, Idem, Jozef vertelt zijn droomen (teekening), fl. 39.000.-. Nr 63, Idem, Isaac zegent Jacob (teekening). fl. 18.000.-. Nr 64, Idem, Christus voor Pilatus (teekening), fl. 3000.-. Nr 65, Idem, Anatomische les van Joan Deyman (teekening), fl. 15.000.-.
Al de met * aangeteekende nrs bleven in Hollandsch bezit.
| |
Brussel
Verzameling Otto o'Meara
(Giroux). - Wij vermelden hier alleen de prijzen van de voornaamste schilderijen der oude Vlaamsche en Hollandsche scholen: Nr 6, Hans Jordaens of Cornelis van Haarlem (?): De koperen slang, fr. 7000.-. Nr 10, Adriaen Bloemaert (?): Adam en Eva, fr. 7000.-. Nr 33, Albert Bouts; De Man van Smarten, fr. 90.000.-. Nr 42, Lambert Lombard (?); Aanbidding der Koningen, fr. 20.000.-. Nr 43, Jans Claes: De Ontheiliging der Hosties in de Synagoog (gesigneerd), fr. 11.000.- (aangekocht door het Museum van Brussel). Nr 44, Johannes Stradanus: Jezus verjaagt de kooplieden uit den Tempel, fr. 4000.-. Nr 45, Nic Berghem: Italiaansche Haven, (gesigneerd), fr. 10.000.-. Nr 46, Pieter Bout en Adriaen Boudewijns: Twee landschappen met figu-
| |
| |
ren, fr. 20.000.-. Nr 47, David de Coninck alias Romelaer, Stilleven met dieren, fr. 17.000.-. Nr 60, Gillis Rombouts: Jagers in het Bosch, fr. 7200.-. Nr 61, Atelier van Rubens, Dronken Sileen, fr. 21.000.-. Nr 62, een der fraaiste werken van Frans Snyders: een Stilleven met fruit en wild, ging slechts 30.000 fr.
| |
Verzameling M. Arot.
Zaal Fiévez. - C. Bega, De Rookster, fr. 6.000.-. Nic. Berchem, Halte bij de Fontein, fr. 11.000.-. Idem, Idem, fr. 10.000.-. P. de Bloot, Landschap, fr. 14.000.-. P. Bouts en Adr. Baudewijns. Aan de rivier, fr. 11.000.-. Jan Brueghel, Halte bij de Herberg, fr. 24.000.-. Pieter Brueghel II, Landschap, fr. 15.000.-. Idem, Dorpskermis, fr. 30.000.-. Barthel Bruyn, Kinderportret, fr. 14.000.-. Canaletto, Zicht op Venetië, fr. 14.000.-. Alonso Coello, Portret van Philips II fr. 8.200.-. Gons. Coques, Jonge Vrouw, fr. 24.000.-. A. van der Croos, Landschap, fr. 10.000.-. Dirk van Delen, Interieur van een paleis, fr. 15.000.-. Jacob Duck, Pretmakend gezelschap, fr. 37.000.-. Ant. van Dijck, Mansportret (vermoedelijk dit van den humanist Joannes Woverius; met getuigschrift van Dr. Hofstede de Groot) fr. 40.000.-. Frans van Everbroeck, Bloemen- en Vruchtenkrans, fr. 14.000.-. Hendrik Goltzius, De Jaargetijden, fr. 9.000.-. Willem Heda, Stilleven, fr. 14.000.-. J.D. de Heem, Stilleven, fr. 10.500.-. J. van Huysum, Stilleven, fr. 13.500.-. Chr. van der Laemen, Voornaam Gezelschap, (getuigschrift van Dr. Hofstede de Groot) fr. 6.200.-. Nic. Maes, Lezende oude vrouw, fr. 10.000.-. Jan Metsys, Suzanna en de Grijsaards, fr. 20.000.-. Jan Metsys, De Genezing van Tobias, fr. 13.000.-. Isaac van Ostade, Landelijk Interieur, fr. 40.000.-. Bon. Peeters, Zeezicht, fr. 7.500.-. Idem, Idem, fr. 7.000.-. Frans Pourbus II, Portret van
Marie de Medicis, fr. 19.000.-. Idem, Mansportret, fr. 14.500.-. Pieter de Putter, Vrouwportret, fr. 14.500.-. Jan Scorel, De aanbidding der wijzen, fr. 35.000.-. David Teniers, De Wacht, fr. 23.000.-. Th. van Thulden, Christus' Verrijzenis, fr. 6.000.-. Lucas van Uden. Landschap, fr. 5.800.-. G. Courbet, De Sirenen (schets), fr. 3.600.-. H. Daumier, Pleitende advokaten (geteekend), fr. 10.000.-. J. Jongkind, Hollandsch Waterlandschap (geteekend en gedateerd 72), fr. 3.200.-. Hendrik Leys, De mis is uit, fr. 3.600.-. Ed. Manet, Jonge vrouw in een tuin (monogram), fr. 10.000.-. J.F. Raffaelli. Jong meisje, fr. 4.000.-. Th. Rousseau, Twee zichten van Fontainebleau (grauwtjes, stempel der veiling en monogram), fr. 7.000.-. Th. Rousseau, In het bosch van Fontainebleau (monogram), fr. 4.100.-. Alfred Stevens, Jonge zittende vrouw (geteekend), fr. 13.500.-.
| |
Verz. Jacoby (Giroux, 12 Nov.).
Nr 13, Frans Snyders, Everjacht, fr. 65.000.-. Nr 171, Jac. d'Arthois, Landschap met jagers, fr. 2400.-. Nr 172, Abraham Bloemaert, Landschap met ruiter, fr. 4800.-. Nr 174, Louis de Vadder, Arcadische herders, fr.2600.-. Nr 176, Toegeschreven aan Gérard de Lairesse, Hero en Leander, fr. 2200.-. Nr 177, Jan Both, Landschap, fr. 6400. Nr 179, Benj. Cuyp, Herbergtooneel, fr. 3800.-. Nr 182, Jac. Jordaens, Mars en Minerva, fr. 7400.-. Nr 184, Vlaamsch Meester der 17e eeuw, Boetvaardige Magdalena, fr. 4800.-. Nr 185, Vlaamsch Meester der 17e eeuw, Vrouwportret, fr. 3400.-. Nr 186, Vlaamsch Meester der 16e eeuw, Magdalena aan Christus' voeten, fr.3600.-. Nr 189, Theobald Michau, Drinkplaats, fr. 6400.-. Nr 190, Toegeschreven aan David Ryckaert, Toebereidselen voor de kermis, fr. 6400.-. Nr 191, Atelier van P.P. Rubens, De triomf van het katholiek geloof, fr. 5000.-. Nr 192,
| |
| |
Dirk van Delen, Kerkinterieur, fr. 6000.-. Nr 193, A. Palamedes Stevens, Herbergtooneel, fr. 10.000.-.
| |
Frankfort a/m
Rudolf Bangel, 17 Oct.
Nr 1, P. Angelis, Markt, M. 1600.-. Nr 21/22, E. Boudin, Twee kleine landschapjes, M. 1350.-. Nr 41, J.B. Corot, Landschap bij Ville d'Avray, M. 14.000.-. Nr 44a, Idem, Wild, M. 2900.-. Nr 48, H. Daumier, Straatmuzikanten, M. 13.500.-. Nr 53, E. Degas, Portret (pastel), M. 100.-. Nr 54, Idem, Staande vrouw, M. 3000.-. Nr 95, Frans Floris, De Voetwassching, M. 2700.-. Nr 133, Samuel van Hoogstraeten, Meisjesportret, M. 1500.-. Nr 216, C. Pissarro, Landschap, M. 3500.-. Nr 222, A. Renoir, Landschap, M. 4000.-.
| |
Lucern
Galerie Fischer, 25 en 26 Aug.
Nr 276, Albert Bouts, Christus en de Samarietaansche (twee altaarvleugels 83×28 cm.) Zw. fr. 14.000.-. Nr 278, Jan Breughel, De H. Familie, fr. 1650.-. Nr 279, A. Brouwer, Rookers, fr. 1600.-. Nr 281, P. Claes, Stilleven, fr. 2550.-. Nr 282, P. Codde, Dame aan het Spinet, fr. 4260.-. Nr 283, Joos van Cleve, Damesportret, fr. 4200.-. Nr 286. A. Cuyp, Meisjesportret, fr. 8700.-. Nr 287, Idem, Jongelingsportret, fr. 7500.-. Nr 291, A. Van Dijck, H. Joannes, fr. 5700.-. Nr 301, G. Flinck, Musiceerend koppel, fr. 6000.-. Nr 305, Jan van Goyen, Landschap met kerk, fr. 4700.-. Nr 310, Eg. van Heemskerck, Het Concert, fr, 4300.-. Nr 320, Jac. Jordaens, De Fluitspeler, fr. 3300.-. Nr 329, G. Van der Meer, Stilleven, fr. 3100.-. Nr 337, J.M. Molenaer, Herberg, fr. 3900.-. Nr 341, P. Potter, Landschap met dieren, fr. 7000.-. Nr 342, J. Ravensteyn, Damesportret, fr. 4200.-. Nr 351, G. Terborch, Interieur, fr. 4450.-. Nr 361, School van van der Weyden, Maagd met kind, fr. 10.000.
| |
Berlijn
Kunstwerken uit de musea en Kasteelen van Leningrad:
Ermitage, Paleis Michailoff, Gatschina e.a. (Rudolph Lepke, 6-7 Nov.). - Deze veiling was de 2000e van Rudolph Lepke's Kunst-Auktionshaus. Niemand minder dan Wilhelm von Bode geeft te dier gelegenheid, in de voorrede van den prachtig uitgevoerden catalogus, een overzicht van de werkzaamheid dezer beroemde kunstfirma. Otto von Falke bespreekt de hier onder den hamer gebrachte voorwerpen van kunstnijverheid: incubelen, tapijten, gouden doozen en bronzen. Deze veiling heeft plaats gehad in opdracht van de handelsvertegenwoordiging van de Unie der Socialistische Sovjetrepublieken. De openbare verzamelingen in Rusland zijn door de nationalizeering van het private kunstbezit zoozeer opgevuld en uitgebreid, dat de verkoop van ook zeer waardevolle kunstwerken zonder merkbare schade voor die musea mogelijk is geworden.
Wij citeeren hier alleen eenige van de voornaamste prijzen.
Wandtapijten: Nr 224, Brusselsch, 2e helft der 17e eeuw, Mark 15.000.-. Nr 225, naar D. Teniers, Brusselsch, 2e helft der 17e eeuw, M. 22.000.-. Nr 216, Brusselsch, einde der 17e eeuw. M. 22.000.-. Nr 223, Reeks van 6 stuks, voorstellende de Geschiedenis van Keizer Constantijn den Groote, naar ontwerpen van P.P. Rubens (gravuren van Tardieu), in den stijl der kartons van de Decius Mus-serie, prijzen varieerend van 16.000 tot 18.000 M.
Beeldhouwwerken: Nr 339, A. Quellin de Oude, Staande Putto (zandsteen H. 42 cm.), M. 1200.-. Nr 342, François Duquesnoy, De Goddelijke Liefde zegevierend over de Profane Liefde (marmerrelief, ovaal, H. 34, B. 51.5 cm.), M. 1900.-. Nr 348, J.A. Houdon (of Pajou). Buste van een Dame (H. 78 cm.), M. 24.000.-. Nr
| |
| |
349, J.B. Lemoyne, Buste van Marie Antoinette (marmer, H. 89 cm.), ML 50.000.-.
Schilderijen: Nr 357, Ambr. Benson, Maagd met kind, M. 8000.-. Nr 361, Jan Brueghel en Hendrik van Balen, Flora, M. 8000.-. Nr 365, Atelier van Ant. van Dijck, H. Familie, M. 5600.-. Nr 380, Jan van Goyen, Strand, M. 5800.-. Nr 386, Hollandsch meester (1680), Zicht op Utrecht, M. 2800.-. Nr 387, Jacob Jordaens (twijfelachtig, echter zeker Antwerpsch werk der XVIIe eeuw), Vorst te paard, M.4500-. Nr 388, Willem Key, Maria met het kind, de H. Anna en de H. Joachim, M. 9500.-. Nr 395, Nic. Maes, Mansportret, M. 3200.-. Nr 396, Atelier van Quinten Massys (?), Maria met het kind, M. 6200.-. Nr 399, Jan van der Meer van Haarlem, Landschap, M. 5200.-. Nr 400, Pieter Meulener, Intocht van den Stadhouder der Nederlanden, Don Manuel de Moura, Markies van Gastel Rodrigo, te Antwerpen in 1644 (een hoogst interessant werk, geteekend en gedateerd P. MEVLENER 1644), M. 3600.-. Nr 403, Anton Mor, Mansportret, M. 9000.-. Nr 406, Aard van Nicolas Neufchatel, Mansportret, M. 1100.-. Nr 407, Nederlandsch Meester 1540, Borstbeeld van een Italiaanschen vorst, M.2100.-. Nr 408, Jan Rutgers van Niwael, Portret van een jong meisje, M. 3200.-. Nr 415, Cornelis van Poelenburgh, Heroïsch tooneel, M. 2000.-. Nr 427, P.P. Rubens (atelierwerk?) Kop van een grijsaard, M. 26.000.-. Nr
429, Daniel Seqhers, Relief met bloemenkrans, M. 2800.-. Nï 431, David Temers d. J., Boeren voor een herberg, M. 12.500.-. Nr 442, Jacomo Victor, Neerhof, M. 6500.-. Nr 443, Philips Wouwerman, Ruitershalte, M. 11.500. Nï 444, Idem, De Spion, M. 11.100.-.
| |
Berlijn
Verz. Dr. Ganz e.a. (Paul Cassirer, 30 Oct.).
Nr 20, A. Derain, Landschap met kerk, M. 2100.-. Nr 21, K. van Dongen, Landschap met toren, M. 1200.-. Nr 22, Idem, Vrouw met hemd, fl. 2600.-. Nr 33, C. Meunier, Mijnwerker (47 × 33 cm.), fl. 4000.-. Nr 44, M. de Vlaminck, Seinelandschap, fl. 1650.-. Nr 45, Idem, Kanaal, fl. 1850.-. Nr 50, Ch. Guérin, Na het bad, M. 1000.-. Nr 52, P. Picasso, Briefkaart, M. 900.-. Nr 53, A. Renoir, Haven in Zuid-Frankrijk, M. 5000.-. Nr 54, Boudin, Haven met schepen, M. 3100.-. Nr 57, A. Derain, Berglandschap, M. 2300.- Nr 58, V. van Gogh, Hutten, M. 29.500.-. Nr 60, C. Pissarro, Jonge boerin, M. 13.200.-. Nr 61, A. Renoir, De Perenboom, M. 8000.-. Nr 62, Sisley, De Seine, M. 13.000.-. Nr 61a, P. Signac, Haven van Genua, M. 6500.-.
| |
Verz. th. stoperan (Paul Graupe, 2-3 Nov.).
Nr 36, Max Liebermann, Meisje in de Dorpsstraat, M. 3500.-. Nr 37, Idem, Papegaaienverzorger (schets), M. 4500.-. Nr 38, Idem, Strandruiter, M. 3500.-. Nr 44, Edv. Munch, Tooneel uit Ibsen's Spoken, M. 4000.-. Nr 58, A. Renoir, Landschapstudie, M. 2500.-. Nr 78, P. Cézanne, Dorp in Zuid-Frankrijk (potloodschets), M. 1300.-. Nr 79, Idem, Gipsen putto, M. 1300.-. Nr 126, Edv. Munch, Vrouwelijk naakt (pastel), M. 4500.-. Nr 181, A. Rodin, Vrouwenkop, M. 4000.-. Nr 381, Goya, Desastros de la Guerra (etsen), M. 1200.-. Nr 594, Ch. Méryon, L'Abside de N. Dame de Paris, M. 1100.-. Nr 812, A. Zorn, Omnibus, M. 3500.-.
| |
Keulen verz. merveldt en schetter (Lempertz, 6 Nov.).
A. Van Beyeren, Stilleven, M. 4000.-. J. Breughel en H. van Balen, Rust op de Vlucht naar Egypte, M. 2400.-. School van Burthel Bruyn, Twee altaarvleugels, M. 3200.-. Jan van Goyen, Strand, M. 3500.-. W. Claes Heda,
| |
| |
Stilleven, M. 1650.-. Jac. Jordaens, Familiefeest, M. 4000.-. Adr. van Utrecht, Groentenverkoopster, M. 2000.-. A. van de Velde, Landschap, M. 1500.- W. van de Velde, Marine, M. 2000.-. D. Vinckeboons, Boerenkermis, M. 5400.-. J. de Momper, Landschap met figuren, M. 3600.-.
| |
Londen
Oude en moderne schilderijen uit verschillende verzamelingen (Christie, Manson ö Woods, 16 Nov.).
Nr 54, Willem Maris, Vee bij een waterpoel, £52-10. - Nr 58, John Michaux, Slecht weer, £1-1. - Nr 63, J. Portaels, De Tamboerijn, £13-13. - Nr 88, Frans Floris, Christus bespot, £9-9. - Nr 100, P. Bout en A. Boudewyns, Landschap, £15-15. - Nr 101, Jan Brueghel, Markt in een Dorp (geteekend en gedateerd 1612), £315. - Nr 108, A. Adriaensen, Stilleven (geteekend en gedateerd 1641), £65-2. - Nr 131, Chr. van der Laenen, Pic-nic, £4-4. - Nr 140, B. Peeters, Schepen bij een eiland, £52-10. - Nr 157, A. van Utrecht, Visch en groenten, £33-12.
| |
Varia
Een werk van Van Dijck ontdekt.
In Engeland is een tot nu toe onbekend schilderij van Van Dijck, een St. Sebastiaan, voor den dag gekomen. Het schijnt ± 1620 gedateerd te moeten worden, dus uit den tijd dat Van Dijck nog als medewerker op Rubens' atelier arbeidde. In ieder geval is het jonger dan de twee groote voorstellingen van St. Sebastiaan te München. Het is ongeveer 21/2 m. hoog.
| |
Vermeer's ‘allegorie van het nieuwe testament’.
Dit bekende schilderij dat Dr. A. Bredius gedurende langen tijd aan het Haagsche Mauritshuis in bruikleen had gegeven, is door den eigenaar aan den kunsthandelaar Kleinberger verkocht. Het zal dus waarschijnlijk in Amerikaansch bezit overgaan. In de laatste jaren zijn van de circa 40 werken die men van Vermeer kent, dertien naar Amerika gegaan: zeven zijn te New-York, drie in Philadelphia, twee in Pittsburgh, een in Boston.
| |
Een Jan Steen ontdekt.
Onlangs werd in Den Haag bij de reiniging van een oud schilderij vastgesteld dat zich onder de bovenlaag een andere voorstelling - een boerentooneel - bevond. Dr. Bredius die het werk onderzocht, verklaarde dat het een zeker werk van Jan Steen is, van de jaren 1655-60.
| |
Erratum
In nr. 4 heeft de eerste reproductie bij het artikel van Dr. H. Schneider, ‘Een Thesis van Abraham van Diepenbeeck’, een verkeerd onderschrift. In plaats van ‘Allegorie op de regeering van Philips II’ gelieve men te lezen: ‘Eerste ontwerp voor de Thesis van Joan. Mich. en Ferd. Morel’.
|
|