| |
| |
| |
Kunstberichten
Tentoonstellingen
Brussel Galerie Giroux: jonge Belgische schilderkunst.
Het ‘seizoen’ is te Brussel ingehuldigd geworden door een tentoonstelling van ‘Jonge Belgische Schilderkunst’ in de Galerie Giroux.
Zij vereenigde acht schilders en een beeldhouwer. Dus een tamelijk begrensde selectie, en wij zullen er bijvoegen, een strenge seleetie. Buiten de gezichten van Brugge, tamelijk zonder uitdrukking, in okerachtige en dolle gamma's. zonder klank, van Van Beveren, golden de tentoongestelde doeken allen door hunne behendige uitvoering, te behendig zelfs, als bij Pierre Duquène, den Bergenschen schilder, die ons nochtans twee doeken in een schoonen stijl toont, of bij Charles Lebon waarvan de landschappen nagenoeg al het karakter zooniet de kwaliteiten vereenigen van onze best aangeschrevene landschapschilders, vanaf Boulenger tot Verstraete en Courtens, maar in dewelke wij vruchteloos een origineele noot gezocht hebben.
Het is evenmin door de oorspronkelijkheid dat zich Jacques Jefferys doet opmerken die, ook in zijn schilderwerk, de zoon van zijn vader is... Maar zonder dezes uitgezochte fijnheid van koloriet, deze gelouterde voornaamheid te bereiken waardoor zich de werken van Marcel Jefferys onderscheidden. Jacques Jefferys brengt er deze nauwgezetheid van lijn, deze waarde van samenstelling in die hun ontbrak.
Peereboom, karikaturist, fantaisist, stelt zich tevreden met samenstellingen, een weinig eenvoudig, een weinig bondig. En daar hij begonnen is met Tytgat te bekijken, dat hij hem een weinig beter bekijke. Maar hij heeft een eigen koloriet, een vrank, schitterend koloriet, van goed gehalte. Daartegenover moeten wij voorbehoud maken voor het koloriet van Henri Wolvens die misbruik maakt van gebrand aarde waarmede hij zijne doeken op een waarlijk overdadige wijze bestrijkt. Maar hij heeft wel degelijk een eigen vizie, eene vizie die de schaduwen van personages, meer dan de personages zeiven weergeeft, hetgeen nog eene wijze is om hunne ziel een weinig dichter bij ons te brengen.
Maes is een voorstander van wat men genoemd heeft de school van ‘le torchon gras’. Versta daardoor dat hij eene voorliefde heeft voor het vettige, het rijke, het weelderige. Hij houdt zich aan eene naturalistische schilderkunst die altijd het temperament bevredigd heeft van hen die men schilders genoemd heeft, zonder meer, vooral het Vlaamsche temperament. Maes zou volstaan om de stelling van Taine omtrent den invloed van het midden te bevestigen, want het zijn waarlijk niets dan polders, de vochtige luchten, het gisten der Vlaamsche aarde die zijne doeken, welke er de volmaakte uitdrukking van zijn, konden bezielen.
Blijft Maurice Schelck. Een vreemde hallucineerende kunst. Maurice Schelck streeft er naar effect, wat niet immer een teeken van goeden smaak is. Wat niet belet dat zijne ‘Koe’ waarvan het achtergedeelte, zeer rood, als een vuurbaak in den nacht schittert, eene evocatie is van een zeldzame kracht. Schelck gebruikt alleen kunstmatig licht, roode, groene, gele kleu- | |
| |
ren, bijtend, scherp, onrustwekkend, die nadruk leggen op dit of dat deel of detail van een geheimzinnige wereld, menschen en beesten, in de schaduw blijvend en die men slechts langzamerhand ontdekt, wanneer het oog zich hersteld heeft van den brutalen vuistslag der eerste aanraking. Er is daar iets willekeurigs, iets gewilds, dat in een ‘procédé’ zou kunnen ontaarden maar dat ook den schilder zou kunnen leiden naar een bijzonder ontroerende kunst.
De beeldhouwer Georges Lemaître stelt enkele figuren ten toon, een bokser, een baadster, enz., behendig gemodeleerd in een gedurfde lijn. Hij heeft, gelukkig nog, zijne toekomst voor zich.
C.B.
| |
C. Permeke.
In ‘Le Centaure’ waren ongeveer zeventig landschappen van Constant Permeke tentoongesteld.
Een reeks studies, schetsen zoo men wil, geborsteld in een echte productiekoorts. Rechtstreeksche impressies, een onmiddellijke confrontatie van den kunstenaar met de natuur, een natuur die, gezien doorheen het buitengewoon temperament van den machtigen kunstenaar Permeke, niettemin de natuur blijft, een natuur vol opwellende sappen, rijk, vruchtbaar, prachtig. En welke kracht, welk karakter weet zijn temperament haar bij te zetten! Het zijn als zoovele bladen, losgerukt uit een album, volgekrabbeld met het sterkste en meest harmonische picturale schrift. Alle motieven komen er in voor: het goud van de oogsten door de zon gebrand, van de mijten met hun punten opstekend in een tragischen chaos, het zilver van de wilgen verdoezeld tegen luchten van een paarlmoeren zachtheid, het smaragd waarin de groenen die pracht en die kwaliteit bereiken welke alleen de zeer groote schilders hun geven kunnen. Soms laat Permeke het gamma los om het rood en het blauw te laten schetteren, terwijl te midden der wolken of der nevelen, enorme wankelende zonnen drijven beladen met vloeiend vuur in de dik opgelegde chromen en witten. Landschap, ja, maar op een episch plan, en zoo ver verheven boven de banale opvatting welke men heden van het landschap heeft.
| |
F. Masereel.
De tragedie van de straat, van de havens, van de kroegen, de formidabele tragedie der groote steden en van al wat zij aan geheimen, mysteries en vijandelijkheden verdoken houden, ziedaar de kunst van Frans Masereel die onlangs in de ‘Galerie Themis’ een reeks belangrijke werken tentoonstelde.
Olieverfschilderijen in een naturalistische factuur, in een smeuig, rijk, vet koloriet, aquarellen waarin het drama dieper ontleed is, meer onheilspellend, meer fantastisch in de tegenstellingen van licht en donker; houtsneden, eindelijk, die den kunstenaar dwingen tot een synthese, tot een sobere, ongekunstelde manier, waarin de tragische expressie haar hoogste kracht bereikt.
| |
L. Survage.
De schilderijen welke Leopold Survage in ‘Le Centaure’ tentoonstelde, zijn van een elegant en verfijnd modernisme. Achtergronden gekleurd met zeer teedere tonen, lichtrose, lichtblauw, paarlgrijs, waarop vormen in gebroken arabesken zich afteekenen, want de gebroken lijn is het middel waarvan deze kunstenaar zich bedient om een beweging te doen uitkomen, nadruk te leggen op een expressie, uitzichten te openen ook waarin het werk verschijnt als geheel verlucht, oneindig vergroot en opgevoerd tot een zeer hoogen graad van plastische muzikaliteit.
| |
| |
J.C. VERMEYEN. - Vertumnus en Pomona. Tapijtwerk geweven door Marten Reynbouts.
(Museum der Vijftigste Verjaring, Brussel).
| |
| |
| |
F. van den Berghe.
De schilderijen welke Frits van den Berghe tentoon stelt in de zaal ‘L'Epoque’ zijn het uitgangspunt van een nieuwe manier, van een vernieuwing der inspiratie en der techniek van dezen merkwaardigen artist.
Van den Berghe keert er terug tot de schilderkunst, de schilderkunst die beslist nooit hare rechten verliest. Reeds waren zijn laatste ultra-cubistische, ultra-surrealistische en expressionistische werken het voorteeken van een verandering, wat betreft het klaardere, meer genuanceerde, schitterender koloriet. Nu drijft de kunstenaar dit koloriet tot de hoogste verfijningen in knappe bewerkingen, welke zijn meest hardnekkige tegenstrevers zouden verzoenen met de stoutheid zijner fantazie. Want nooit ook uitte deze fantazie zich met meer welsprekendheid en meer vrijheid. Zij herinnert de meest wilde buitensporigheden van een Hieronymus Bosch, terwijl zij zich laaft aan de bronnen der negerkunst. Nachtmerries, hallucinaties, sabbathvizioenen? Frits van den Berghe bevestigt eens te meer het heilig recht van den kunstenaar zich niet te bepalen bij de alledaagsche tooneelen, bij de voor iedereen zichtbare en tastbare natuur, maar deze integendeel te ontvluchten in het onbeperkte domein van den droom waarvan hij de schimmen verkiest boven de sinistere banaliteit van den man in de straat.
C.B.
| |
Musea
Brussel
Koninklijke musea der vijftigste verjaring.
Onlangs werden deze musea verrijkt met een hoogst belangrijk stuk, nl. een prachtig Brusselsch tapijtwerk der Renaissance, van een bizonder zeldzaam en kostbaar type, dat in den schat onzer nationale verzamelingen nog niet vertegenwoordigd was.
Mevr. M. Crick-Kuntziger gaf er de volgende beschrijving van in het ‘Bulletin de la Société Royale d'Archéologie de Bruxelles’ (November, nr 11):
‘Het onderwerp, ontleend aan de ‘Gedaanteverwisselingen’ van Ovidius, herinnert, in bevallige episoden, de geschiedenis van Vertumnus en Pomona.
Verkleed als vruchtenplukker en een ladder dragend, komt Vertumnus tot Pomona, maar de bekoorlijke en kuische Hamadryade weert met een gebaar den stoutmoedigen af. De ontmoeting heeft plaats onder een pergola gedragen door caryatiden welke jonge vrouwen en musiceerende saters voorstellen. Op den achtergrond de fraaie boomgaarden van Pomona, waar kinderen vruchten plukken, terwijl een fontein van uit een looverhuisje frischheid verspreidt.
De fijne gracie, de idyllische bekoring van deze samenstelling zijn moeilijk te beschrijven. Zij is overigens beroemd; zij behoort tot een cyclus van negen stuks waarvan de kartons moeten worden toegeschreven aan een der grootste decorateurs der XVIe eeuw, nl. Jan Cornelis Verineyen, officieelen schilder van Keizer Karel.
De volledige cyclus, voor den Keizer geweven, bestaat in de oude keizerlijke verzamelingen te Weenen; de Spaansche koningskroon bezit drie andere, onvolledige, reeksen, uitgevoerd de eene voor Keizer Karel, de twee andere voor Philips II.
Het prachtig exemplaar, door ons museum aangekocht bij een Berlijnschen kunsthandelaar, meet niet minder dan 4 m. 20 hoog op 4 m. 55 breed, en behoort eveneens tot een histori- | |
| |
sche reeks, welke voor ons land een bizonder belang biedt; het is nl. een der stukken geweven in de eerste jaren der XVIIe eeuw. voor de toenmalige landvoogden, Albert en Isabella, door Marten Reynbouts, beroemden Brusselschen tapijtwever, wiens merk het draagt.
Ten opzichte van de geschiedenis der tapijtweverij, en van de kunst in 't algemeen, biedt dit stuk het kapitale belang van trouw te zijn uitgevoerd volgens de oorspronkelijke kartons, ofschoon het geen letterlijke herhaling is van de vorige reeksen: de personages hebben de groote allure van de volle XVIe eeuw, maar de toevoegingen - zooals de bloemenvaas en het dichte gewas op het voorplan, de vogels op de balustrade, enz. - verraden een gewijzigden smaak, een strekking naar rijkdom en overvloed, welke eigen zijn aan de XVIIe eeuw. De Vlaamsche weelderigheid van deze nieuwe elementen is nog versterkt door de warme tonen, welke afsteken tegen de teedere zachtheid van het geheel, waar het zijige gamma der gelen overheerscht.
Nadruk moet ook gelegd worden op de schoonheid van het weefsel, de uitmuntende bewaring en, vooral, op de uitzonderlijke kwaliteit van den boord. Niet alleen biedt deze een merkwaardige decoratieve breedheid en rijkheid, maar de breede zijbanden, met de allegorische figuren van den Zege en van den Roem, en de onderste band met zeegoden en -monsters, zijn, tot heden, unieke specimina.
Op zich zelf reeds is deze weelderige boord voldoende om het tapijtwerk te rangschikken tusschen de werken van eerste soort.
Noteeren we dat dit meesterstuk van een der meest glorieuze onzer oude nationale kunstnijverheden slechts kon worden aangekocht dank aan de milde tusschenkomst van het ‘Gemeenschappelijk Museumfonds’. Het is tentoongesteld in de eerste zaal der XVIIe eeuw.’
| |
Munchen
Oude Pinakotheek.
Voor korten tijd werden hier de schilderijen uit de vroegere verzameling van den vorst von Hohenzollern-Sigmaringen tentoongesteld. Van de Nederlandsche school zijn er talrijke belangrijke stukken. Vooreerst eenige XVe eeuwsche werken in den aard van Rogier van der Weyden: een Pieta met schenkers (gedateerd 9 Juni 1482); een drieluik, Madona met heiligen en schenkers; en de bekende Annunciatie met den overvloedig met bloemen bestrooiden tegelvloer. Verder twee buitengewoon fraaie schilderijen van Gerard David, de Biddende H. Maagd en de Engel der Annunciatie. Van Dirk Bouts is er een H. Maagd met het Kind (half figuur) tegen een achtergrond van brokaat. Van een navolger van Bouts een Madona met een stroomlandschap in den achtergrond. Een drieluik, gedateerd 1473 met de Moedermaagd op een troon en op de vleugels portretten van het schenkersechtpaar, is van een onbekenden Brugschen meester. Een Kruisiging is van een navolger van Geertgen tot Sint Jans. Bizonder belangwekkend is de Kruisafdoening van Cohn de Coter. Vroeger aan Herri met de Bles toegeschreven, wordt een H. Hieronymus gecatalogeerd tot de school van Jan Wellens de Cock. De Brugsche meester der Ursula-Legende is er vertegenwoordigd met een Madona tusschen engelen. Een andere Madona is van een onbekenden Hollandschen meester van het einde der XVe eeuw. Nog een Madona tusschen musiceer ende Engelen, en een Mansportret worden aan Adriaen Isenbrandt toegeschreven; een H. Anna aan Cornelis Engelbrechtsen.
De school der Antwerpsche manië- | |
| |
risten is er vertegenwoordigd door een groote Aanbidding der Koningen en door het Huwelijk der H. Maagd door den zgn. Meester van het Lübecker Altaar. Cornelis van Coninxloo vindt men er met een voorstelling der Voorouders van de H. Maagd, Joos van Cleve met een H. Familie in een landschap, Marinus van Reymerswael met een Geldwisselaar, Antoon Moor met een prachtig Mansportret gedateerd 1558.
| |
Berlijn
Kaiser - Friedrich - Museum.
Tusschen de laatste aanwinsten van het Berlijnsche museum dienen vooral te worden vermeld: Jacob Jordaens, Christus en de drie Maria's, een vroeg werk met vele Rubens-herinneringen: Jan Seberechts, Dorpsstraat met ruiters en herders; Pieter Schoubroeck, Landschap met een gevecht voor een kasteel, nog sterk onder den invloed van zijn leermeester Gilles van Coninxloo; Gerard Dou, De Appelschilster, gesigneerd, uit de verzameling Huldschinsky; Salomon de Bray, Portret van een geestelijke, gesigneerd en gedagteekend 1622; Esaias Boursse, Hollandsch interieur met een naaiende vrouw, onder den invloed van Pieter de Hooch; Jacob Esselens, Stroomlandschap met hengelaars; Melchior d'Hondecoeter, Vogelstilleven.
|
|