Onze Kunst. Jaargang 24
(1928)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
KunstberichtenMuseaRotterdam.Museum Boymans.- Sedert het laatst verschenen bericht over het Museum Boymans in ‘Onze Kunst’ (Jaargang 1926, deel II, bl. 46) is het Museum staag in ontwikkeling vooruitgegaan. En niet alleen wat de aanwinsten betreft! Immers, na een langdurige voorgeschiedenis besloot de gemeenteraad van Rotterdam op 12 April 1928 om het legaat Burger te bestemmen voor de bouw van een nieuw museum en voor de daaruit voortvloeiende grootere onkosten. Ruim één millioen gulden zal hiervoor bestemd worden; het oude museum zal tot een historisch en oudheidkundig museum worden ingericht. Het nieuw te ontwerpen museum komt op het uitgebreide open terrein ‘Dijkzicht’ in het centrum der stad en zal (driemaal het tegenwoordige museum) geheel vrij komen te liggen, temidden van aan te leggen vijvers en siertuinen, op een bij uitstek voor dit doel gunstig gelegen land. Het zal eindelijk in de dringende behoeften voorzien van de zoo noodige ruimten voor moderne kunst, prentenkabinet, bibliotheek en tentoonstellingszalen om slechts eenige van de tegenwoordige nooden op te sommen. In een volgend nummer hopen wij hierover meerdere bijzonderheden te kunnen publiceeren. In 1926 verwierf het Museum twee werken van Pieter Aertz. Het eerste, de Pannenkoekenbakkerij, werd reeds elders uitvoerig besprokenGa naar voetnoot(1). Het 1560 gedateerde schilderij had, behalve de belangrijke plaats welk dit werk in de ontwikkeling van het oeuvre van den meester inneemt tusschen zijn vroeger werk en het stuk in het museum te Kopenhagen van zijn later werk, nog een merkwaardige herkomst. Op het bekende schilderij van Willem van der Haecht uit 1628, dat het bezoek weergeeft van de aartshertogen Albert en Isabella aan de collectie van Cornelis van der Geest in 1620 (nu coll. Hon. E.C. Harmsworth, M.P.), prijkte dit werk aan den wand naast Rubens' Paracelsus. Het ander werk, Aanbidding van het Gouden Beeld van Koning Nebucadnezar, is een 10 jaar eerder ontstaan en sluit zich geheel aan bij de in deze jaren vervaardigde kruisdragingen te Berlijn en Hamburg. Voor de moderne kunst werd van buitenlandsche meesters een fraai stilleven Zee-egels (1858 gedateerd) van Monticelli en een gezicht op Venetië (omstreeks 1913) van Raffaëlli verworven. Een leemte in de hedendaagsche Hollandsche schilderschool werd op gelukkige wijze aangevuld met een breed ineengeborsteld zelfportret van Floris Verster. De blik der oogen vooral is van een somber weemoedige pracht en schijnt dit wonderlijk intense en naar binnengekeerde leven te willen onthullenGa naar voetnoot(1). Een blank, zilverend grijs naakt figuur van Isaäc Israëls deed ook dezen meester eindelijk in het Rotterdamsche museum vertegenwoordigen. | |
[pagina *85]
| |
JAC. DE GHEYN. - De drie Koningen (teekening).
(Museum Boymans, Rotterdam). ISAAC ISRAELS. - Naakt.
(Museum Boymans, Rotterdam). | |
[pagina *86]
| |
J. RAEDECKER. - Naakt.
(Museum Boymans, Rotterdam). J. RAEDECKER. - Madona (teekening).
(Museum Boymans, Rotterdam). | |
[pagina 177]
| |
Het prentenkabinet verwierf goede drukken van werk van Geiger, Holtz, Buck, Kanoldt, Heise, Proost en Van Veen, benevens eenige teekeningen van Jungnickel. Bij de oude teekeningen werd een Driekoningen van Jacob de Gheyn verworven, een teekening die zoowel door compositie, als door meesterlijke karakteriseering der koppen, een typisch penetrante studie van den begaafden leerling en tijdgenoot van Goltzius is. Uit de collectie Domela Nieuwenhuis werden drie tentoonstellingen gehouden: het graphisch werk van DürerGa naar voetnoot(1), dat van de ‘Kleinmeesters’ en het werk van Dürer's tijdgenooten: Barbari, Cranach, Grien, Hopfer e.a. De kunsttentoonstelling bracht interessant werk van de XVIIe eeuwsche en moderne Hollandsche en Fransche meesters. Interessant was, van kunsthistorisch standpunt bezien, een interieur van den Rotterdamschen meester Pieter Jacobsz. Duyfhuyzen, waarvan tot nu toe slechts één werk bekend was. Het stukje vertoonde duidelijk Teniers' invloed met een sterken Rotterdamschen inslag van meesters als Sorgh en Corn. Saftleven. Het was 1643 gedateerd. Daarnaast waren eenige Hollandsche aanwinsten uit de verz. Warneck te zien, het miniatuur-portret van graaf de Peneranda door Terborgh (coll. van Beuningen) en het prachtige stilleven met keukengerei van Willem Kalff (coll. F. Lugt). De behoefte werd gevoeld om aan deze tijdelijke, door zoovele duizenden bezochte, tentoonstellingen een duurzamer karakter te geven. In het volgend jaar werd daar in zoover aan tegemoet gekomen door de uitgave van een geïllustreerde catalogus. De volgende Kersttentoonstelling omvatte niet minder dan 20 werken van Van Gogh, terwijl van de oude meesters de werken van Hier. Bosch, Herc. Seghers (uit de coll. Simon; beide werken nu coll. van Beuningen), Averkamp en Lievens (boschgezicht onder invloed van Brouwer en Rubens; beide werken nu coll. F. Lugt), een 1660 gedateerd stilleven met doode vogels van Salomon van Ruysdael (coll. Bar. Sweerts de Landas Wyborgh) en van Boucher een allegorie (coll. H.F. ten Gate) wel de meeste aandacht trokken. Voor verdere bijzonderheden wordt naar deze catalogus verwezen.
Het jaar 1927 was verder belangrijk door verschillende nieuwe acquisities. Van Emanuel de Witte werd een fraai werk verworven: een van de grootste en tevens meest importante schilderijen van dezen meester. Het stelt een zijvleugel van de St. Bavo te Haarlem voor en is 1688 gedateerdGa naar voetnoot(1) Een portret van Pieter Caarten door Pompeo Batoni te Rome geschilderd in 1778, werd, behalve in het jaarverslag, ook in het Rotterdamsch Jaarboekje 1927 afgebeeld en uitvoerig behandeld. De moderne kunstafdeeling verwierf een portret van Jan Toorop, door Isaäc Israëls in 1904 geschilderd, en een zeer vroege Jan Sluyters uit 1905, te Venetië vervaardigd en nog in academischen trant uit de school van Allebé, maar met een milder sentiment dan de meeste zijner latere werken. Van denzelfden meester werd in 1928 het bekende portret van zijn vader aangekocht, wel een van de fraaiste portretten uit zijn latere jaren en reeds te bekend door de onlangs gehouden tentoonstellingen (Brussel, Amsterdam, Rotterdam) om hier verder over uit te wijden. | |
[pagina 178]
| |
Door geschenken vielen aan het museum in de afgeloopen jaren nog werken van Koekoek, Waldorp, Schelfhout, W. Roelofs, W. de Zwart, Klinkenberg, Gorter, etc. ten deel, alle goede specimina der vorige eeuw. Naast de Kersttentoonstelling werden nog kleinere tentoonstellingen ingericht (o.a. werken van Floris Verster, Rotterdamsch bezit; portret en voorstudies Kardinaal van Rossum van Jan Sluyters), terwijl het grafisch werk uit de coll. Domela Nieuwenhuis, naast vroege Duitsche graphiek (Schrotblätter, Schongauer), in hoofdzaak Italiaansche graphiek liet zien (o.a. van Pollajuolo, Mantegna, Marc. Antonio Raimondi, Robetta etc.). De afdeeling beeldhouwwerk vermeerderde aanzienlijk. Een vroeg Noord-Nederlandsch beeldhouwwerk ± 1470 was een gelukkige ontdekking van den Heer Hannema. Het weinige materiaal dat van dezen tijd nog over is, wordt door deze vrijwel gave groep niet onbelangrijk aangevuld. Een tweede werk laat zich hier nog niet bij aansluiten, maar men zou er eenigen invloed van Ouwater of diens school in kunnen herkennen, zoodat men het misschien eerder tot Haarlemsch dan tot Utrechtsch of Nederrijnsch werk zou moeten bestempelen. Belangrijk ook waren de aanwinsten op het gebied van modern beeldhouwwerk. Van buitenlandsche meesters: een nobel naaktfiguur van Maillol (afgeb. kat. 1927, pl. XXXI), het lachende meisjeskopje van Rik Wouters, Carina Ari van E. de Fiori (oeuvre kat. 25), een lama van R. Sintenis (oeuvre kat. 15) en onlangs een danseres, Arabesque, van Degas. Dwingend en onmiddellijk sprekend is met een verwonderlijk gemak, uiterst gevoelig gemodeleerd, de sierlijke beweging vastgelegd. Geheel anders en uit een andere sfeer geboren is het levensgroote, direct in kalksteen gehouwen naaktfiguur van Rädecker, het groote hoofd door de armen omsloten, rustend op het deinende vrouwenlichaam, het golvend haar als een bezielde stroom vallend langs den rug. De innerlijke spanning boeit en doet het bovenaardsche vermoedenGa naar voetnoot(1). Dit mysterieuze, het weergeven van het leven achter het leven der dingen en personen, schijnt voor altijd vastgelegd te zijn in een der meest sublieme beeldhouwersteekeningen dezer eeuw van denzelfden kunstenaar, die iets later werd geschonkenGa naar voetnoot(2). Zelden maakt een teekening zoo stil, als deze fascineerende studie. Leed, angst, drift en verlangen in de madonna; zacht houdt zij het argelooze leven, dat uit het groote kinderhoofd straalt, omklemd. Tegen het lichte blauw van het kleed en het zwart en wit der achtergrond spelen de vier handen een verheven spel.
In het kort zijn dit wel de belangrijkste aanwinsten die sedert 1926 tot heden in het museum kwamen. Er zouden nog te vermelden zijn teekeningen van Jongkind (2), v. Hoytema (16), Signac, een aquarel van Bieling, een schilderij en een teekening van Van der Leck, een werk van J. Niewes, een bronzen boogschutter van Bolle, een bruikleen van J. Wellens de Cock, Hollandsch en Zweedsch glaswerk, etc., etc., doch wij laten het hierbij en willen alleen nog vermelden een kostbare 17e eeuwsche trap, fraai gesneden en sterk doende denken aan een vroeg werk, ± 1680, van Daniel Marot. De trap is bestemd voor het nieuwe museum. De aanwinsten van het tweede halfjaar 1928 worden in een volgend bericht aangekondigd. De eerstvolgende tentoonstelling - | |
[pagina 179]
| |
ongeveer November - zal teekeningen en graphiek van Willem Buytewech toonen, zoowel uit binnen-, als buitenlandsch bezit, en zal meer materiaal bevatten, dan ooit tevoren over dezen meester was bijeengebracht. J.G. VAN GELDER. | |
AntwerpenMuseum van Schoone Kunsten.- De bekende Antwerpsche kunstverzamelaar, de heer C. Jussiant, heeft aan het museum een groote teekening van George Minne, Pieta, geschonken. Dit werk, een der voornaamste van den meester, is een der belangrijkste aanwinsten welke voor de verzameling moderne kunst in de laatste tijden mocht worden geboekt. |
|