Onze Kunst. Jaargang 24
(1928)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
Een thesis van Abraham van DiepenbeeckEnkele maanden geleden is het Centraal Noordbrabantsch Museum te 's Hertogenbosch door de milde gift van een onbekenden schenker verrijkt met een merkwaardig schilderij, eene grisaille-schets, die, op naam van Theodoor van Thulden, als Allegorie op de Regeering van Koning Philips IV in de veiling M. Flèche-Martin e.a. te Brussel op 21 Februari 1928 verkocht was geworden (op doek, 107 × 67 cM.). Jhr. Mr. A.E.O. van Sasse van Ysselt was zoo vriendelijk, mij een foto naar deze nieuwe aanwinst te zenden. Ik kon mij evenwel, noch met de verklaring der voorstelling, noch met de toeschrijving aan Van Thulden vereenigen en eene bezichtiging van het origineel bevestigde mijn twijfel. Immers zoowel in schilderwijze en vormgeving als in de compositie en het gamma der grijze tinten verschilt dit stuk ten eenen male van Th. van Thulden's overige werken, en in 't bijzonder van de juist voor hem zoo karakteristieke grauwtjes, waarop wij onlangs bepaaldelijk de aandacht hebben gevestigdGa naar voetnoot(1). Ook de engeltjes verschillen van het onmiskenbare type, dat wij bij Van Thulden gewend zijn aan te treffen. Juist in bijkomstige figuren zooals zulke engeltjes, die nimmer eene portretgelijkenis mogen hebben en steeds als typenmaten worden behandeld, valt het gemakkelijk, het voor een bepaald schilder karakteristieke ‘normaaltype’ op te merken, dat een der vaste herkenningsteekenen voor zijn werk is, gelijk er in de praktijk bij iederen schilder verscheidene ontstaan. De rechts onder een baldakijn zittende vorst vertoont geenerlij gelijkenis met koning Philips IV. Blijkbaar is hier afgebeeld Ferdinand III, Romeinsch keizer en koning (1637-1657)Ga naar voetnoot(2). Klaarblijkelijk is zijn persoon hier echter slechts bijzaak en komt het op de zeven engeltjes aan, die ieder met een onbeschreven schild rond de zuil zweven, alsmede op de beide heeren links, die met een groot papier aan komen dragen, terwijl een engel een achtste schild boven hun hoofden houdt. Voor wie de Vlaamsche zeventiende eeuwsche prentkunst kent, is het onmiddellijk duidelijk, dat wij hier te maken hebben met het ontwerp voor een z.g. thesis, d.w.z. een allegorische voorstelling, | |
[pagina *81]
| |
ABR. VAN DIEPENBEECK. - Allegorie van de regeering van Philips II (grauwschildering). (Museum, 's Hertogenbosch).
ABR. VAN DIEPENBEECK. - Thesis van Joan. Mich. en Ferd. Morel (gegraveerd door Michel Natalis).
| |
[pagina 163]
| |
gelijk de doctorandi in de XVIIe eeuw die naar aanleiding van hunne promotie deden graveeren. Er werd, naar gelang van den inhoud der proefschrift, eene ‘gheestige inventie’ verzonnen, waarin door allegorische personnages de strekking van het geschrift moest worden uitgedrukt. De doctorandus zelf en de persoon, aan wien hij zijn dissertatie had opgedragen, moesten eveneens worden afgebeeld. En voorts placht men ook den tekst der stellingen (theses), die men te verdedigen had, in of onder de compositie te graveeren. Aan een kunstenaar werd de opdracht gegeven, alles in één compositie onder te brengen en daarvan alvast een ontwerp in teekening of olieverf te maken. Dit werd dan, na goedkeuring of wijziging, door een graveur in prent gebracht, om de afdrukken als herinneringsplaten en ook wel voor reclame dienst te laten doen. Er zijn uit de XVIIe eeuw tallooze dergelijke gravures, vooral van Vlaamschen oorsprong en vaak van zeer groote afmetingen, bewaard. Het maken van zulke theses kan als een zijtak worden beschouwd van het maken van allegorische boektitels, hetgeen toendertijd aan tallooze beeldende kunstenaars werd opgedragen. In het oeuvre van nagenoeg iederen Zuid-Nederlandschen graveur, figuurschilder en teekenaar der XVIIe eeuw komen dergelijke composities voor. Geen hunner evenwel verwierf als handig en uitermatig productief ontwerper en teekenaar van dergelijke zinnebeeldige titels en theses een dusdanige vermaardheid als de bekende Rubensleerling: Abraham van Diepenbeeck uit 's-Hertogenbosch (1596-1675), wiens verbintenis met het Antwerpsche drukkershuis der Plantijns voor dergelijke opdrachten reeds van 1627 dateert. Wij zochten dus in zijn oeuvre en vonden inderdaad de oplossing betreffende het aan het museum te 's-Hertogenbosch geschonken schilderij. ‘Abraham van Diepenbeke delineavit, M. Natalis sculpsit Antwerpiae’ staat op eene groote thesis te lezen, die in twee bij elkaar aansluitende bladen (elk van 50 1/2 × 68 1/2 cM.) ‘Anno Christi M.DC.XLV’ werd uitgegeven naar aanleiding van de promotie der gebroeders Johannes Michaël en Ferdinandus Morel aan de Leuvensche hoogeschool. Elk dezer heeren verdedigde, op gezag der hoogleeraren Drs. Jacob Santvort en Theodoor van Thulden, vier theses ‘ad publici Juris BELLO et PACE tutelam sese promptos, sese totos dant, dicant, consecrant’ Als men in aanmerking neemt, dat juist ook door toedoen van keizer Ferdinand III in 1644 de vredesonderhandelingen geopend waren, die aan de beproevingen van den dertigjarigen oorlog een einde zouden maken, dan begrijpt men niet alleen, hoezeer van pas | |
[pagina 164]
| |
deze theses ‘de jure belli et pacis’ juist in 1645 geweest moeten zijn, maar tevens ook, waarom zij speciaal aan keizer Ferdinand III werden opgedragen. Bij nadere vergelijking van de prent met het Bossche schilderij blijkt, dat laatstgenoemde compositie een eerste ontwerp is voor de thesis der gebroeders Morel, dat niet werd uitgevoerd, maar, om voor ons onbekende reden, omgewerkt tot de frontaal-symmetrische compositie, die ten slotte in prent is vermenigvuldigd. Evenwel, alle essentieele bestanddeelen zijn in beide voorstellingen gelijkelijk aanwezig: het portret van den keizer, de opgaande vredeszon, de engeltjes met de theses-schilden, de twee doctorandi met hun eerste stellingen, engeltjes met symbolen der vreedzame kunsten en wetenschappen, alsook de personificaties van de gerechtigheid en van wapengeweld en de gevolgen daarvan. Het familiewapen der gebroeders Morel zou bij het Bossche ontwerp op het heraldische wapenschild aangebracht zijn geworden, dat een engel vasthoudt, die links aan den rand boven de doctorandi zweeft. Ook het hoogformaat van de prent klopt vrij nauwkeurig met dat van het geschilderd ontwerp, dat dus op origineele grootte blijkt te zijn gemaakt. Wij meenen met deze enkele aanwijzingen te kunnen volstaan en den klaarblijkelijke nauwen samenhang en de feitelijke identiteit van den inhoud der geschilderde en der gegraveerde compositie genoegzaam te hebben aangetoond. Ons rest dus thans nog slechts een woord ter nadere motiveering van onze toeschrijving van het Bossche schilderij aan Abraham van Diepenbeeck. Naar alles wat de nieuwere kunstwetenschap over dezen voornamelijk als glasschilder en teekenaar zoo uitermate productieven kunstenaar aan het licht heeft gebracht, is hij eerst op rijperen leeftijd (± 1630) begonnen zich meer op het schilderen toe te leggenGa naar voetnoot(1). Van het groote aantal doeken, ongeveer een vijftigtal, dat vooral sinds het verschijnen der boeken van F.J. van den Branden en Rooses aan onzen meester werd toegeschreven, bleken er op den duur slechts weinige tegen ernstige critiek bestand te zijn. Nu wil evenwel het toeval, dat de weinige schilderijen, waarvan Diepenbeeck's auteurschap buiten kijf staat, juist ook weer ontwerpen in grisaille zijn, wier soort van grijs geheel identiek is met dat van het Bossche schilderij. De bedoelde grisailles zijn in de eerste plaats een voluit gemerkte symbolische voorstelling der H. Julia aan het kruis, omgeven door Deugden en Ondeugden, in het museum te | |
[pagina 165]
| |
StraatsburgGa naar voetnoot(1). Verder de apokalyptische Madonna in de Uffizi te FlorenceGa naar voetnoot(2) en in de derde plaats het later door Nicolaes Lauwers in prent gebrachte ontwerp voor de door Theodoor van Immerzeel aan aartshertog Leopold-Wilhelm van Oostenrijk, gouverneur der Spaansche Nederlanden (1647-56), opgedragen stellingenGa naar voetnoot(3). Bij nadere vergelijking der genoemde authentieke stukken van Diepenbeeck met het door ons aan den meester toegeschreven schilderij in den Bosch springt de overeenstemming in stijl onmidlijk in het oog. Om slechts één voorbeeld te noemen: het type der engeltjes is op al deze schilderijen en gravures onmiskenbaar hetzelfde. Zij blijken alle te zijn van de hand van één en denzelfden meester, Abraham van Diepenbeeck. H. SCHNEIDER. |
|