| |
| |
| |
Kunstberichten
Tentoonstellngen
Venetie
Tweejaarlijksche tentoonstelling.
De tweejaar-lijksche te Venetië is ook dit jaar niet wat ze bedoeld te zijn, nl. een tentoonstelling, die een algemeen over-zicht geeft van de verschillende stroomingen, die in de exposeerende landen tegelijkertijd en naast elkander bestaan. Al naar de persoonlijke inzichten der samenstellers heeft het eene land vrijwel uitsluitend producten gezonden van meesters, die nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden zoeken, het andere daarentegen vrijwel niet anders dan werken, waaruit een conservatiever geest spreekt. Italië zelf, welks inzending 1430 nummers telt, gaf in dit opzicht het slechte voorbeeld.
Het begin, de eerste acht zalen, stemt ons zoo hoopvol. Er zijn hier 230 van de beste werken der vorige eeuw bijeengebracht, een eeuw, waarin de Italiaansche schilderkunst zeer zeker niet zelfstandig was, doch onder Franschen en later ook onder Duitschen invloed stond. De Italiaansche neo-classici en ook de romantici, ze zijn voor den kenner der Fransche kunst uit de eerste helft der vorige eeuw meer belangwekkende dan groote meesters, doch op één gebied waren zij onovertroffen, nl. op dat van het portret en het is van deze eigenschap dat men te Venetië ruimschoots heeft partij gekozen. Een schilder als Francesco Hayez (1791-1882) b.v. kan in zijn romantisch werk, hoezeer hij dan ook de leider was der geheele romantische beweging in Italië, niet vergeleken worden met zijn beste Fransche of Duitsche tijdgenooten. Zijn meesterwerk De Kus (Museo Brera te Milaan) bewijst dit duidelijk, doch zijn Portret van Antonio Rosmini is een groot kunstwerk.
Omstreeks 1870 komt in Italië een school op van realistische landschapschilders, die meesters van zeer groote verdienste heeft voortgebracht, waarvan Segantini de allergrootste is.
Als men deze acht zalen heeft gezien, meent men natuurlijk, dat de commissie nu ook voor de twintigste eeuw op dezelfde wijze te werk is gegaan en van alle bestaande richtingen typeerend werk heeft opgenomen. Dit is echter niet het geval In deze commissie hebben personen zitting als Donna Margherita Sarfatti, de schrijfster van de bekende monographie van Mussolini ‘Dux’, en de schilder Ardengo Soffice, enz., d.w.z. vurige fascisten, die er een eigen meening op na houden van wat, volgens de fascistische leer, kunst al of niet zijn moet. Niets is zeker verderfelijker voor de objectieve kunstcritiek dan het aanleggen van politieke criteria. En de gevolgen zijn dan ook niet uitgebleven. De honderden, moderne Italiaansche schilderstukken, die niet minder dan 32 zalen vullen en allen tot twee scholen behooren, die der ‘novecentisten’ (een soort neo-classieken met een streven naar primitieve teekening) en der futuristen geven een zeer onvol ledigen indruk van wat de schilderkunst in Italië op dit oogen blik beteekent. Stond zij werkelijk op het peil, waarop het geëxposeerde werk grootendeels staat, dan zou het er voor het land van Rafaël wel droevig uitzien. Er zijn natuurlijk wel enkele stukken bij, die zich boven het algemeene niveau verheffen, doch de totaalindruk is die van een ontstellende middelmatigheid. Deze indruk wordt nog slechter wanneer men op-
| |
| |
P.A. LASZLO. - Portret van Z.H. Admiraal Horty.
GAETANO MARTINEZ. - Lamp zonder Licht.
| |
| |
E. LAERMANS. - De Indringers. (Museum van Luik).
| |
| |
merkt, dat de meer belangwekkende werken alle tien, vijftien jaar geleden zijn ontstaan. Opmerkelijk is, dat de beste futuristen ook ontbreken, zoodat de ‘novecentisti’, als wier heraut ‘la Sariatti’ optreedt, geheel en al domineeren.
Het beeldhouwwerk, en bij een zoo plastisch ingesteld volk als het Italiaansche verwacht men niet anders, is veel beter. Er is een bronsfi-guur van Giuseppe Zanetti, een wonderlijk ranke, jeugdige Johannes de Dooper, die aan Donatello doet denken, een levensgroot wassen Veulentje van Arturo Dazzi, zoo levendig en geestig staande op de hooge nerveuze pootjes, dat het in staat is veel van den troosteloozen indruk, dien we van het schilderwerk ontvingen, weg te nemen. Ook een Jongenstors van Alfredo Piva verdient met eere genoemd, evenals het gipsbeeld van Gaetano Martinez: Lamp zonder Licht (Zie de afb.). Wel is al dit beeldhouwwerk geïnspireerd op de klassieken of op de renaissance, doch is het ten slotte niet verkieslijker goed werk te leveren, dat aan groote voorbeelden herinnert, dan slecht of middelmatig werk, dat geen andere verdienste heeft dan die eener zeer aanvechtbare oorspronkelijkheid.
Behalve Italië zijn dit jaar te Venetië de volgende landen vertegenwoordigd: (volgorde van den catalogus) Holland, België, Spanje, Sovjet-Rusland, Duitschland, Engeland, Frankrijk, Tsecho-SIovakijë, Hongarijë.
Ons bestek laat niet toe over alle inzendingen uit te weiden, daarom stippen wij slechts even het volgende aan: Duitschland heeft de allerslechtste, meest disperate inzending; Engeland heeft veel goed werk, weinig extravagants gezonden, een expositie, die geen verrassingen brengt, doch waar menig stuk bewondering afdwingt; Tsecho-SIovakijë zond uitsluitend zwart-en-wit en wat kleurig aardewerk benevens terra-cotta's; Hongarijë is veel beter dan te Venetië op de tentoonstelling te Rome vertegenwoordigd; Sovjet-Rusland zond ‘politieke’ kunst, waaronder menig goed werk, kunst die veel minder ‘modern’ is dan men wel zou verwachten.
De Nederlandsche inzending is zeer goed, voor wie met de Nederlandsche kunst van dezen tijd vertrouwd is. Voor den bezoeker echter, die misschien wel een vaag idee heeft van de voornaamste richtingen die in het land van Rembrandt bestaan, doch de meesters zelf onvoldoende of in het geheel niet kent, voldoet het ingezonden werk niet. Er ontbreekt een inleidend gedeelte. Alles wat men ziet is werk van den laatsten tijd, behalve een teekening van Toorop. Eén werk, en dan nog wel één van dertig jaar geleden, kan geen denkbeeld geven van de beteekenis van dezen veelzij-digen meester. Konijnenburg is ook onvoldoende vertegenwoordigd met vijf werken van vrijwel gelijke kracht. Men zou graag ter inleiding iets van zijn vroeger werk zien. Schumacher daarentegen kan men uit de vijf met overleg gekozen stukken genoegzaam leeren kennen en waardeeren. Ook Mathieu Wiegman en Lodewijk Schelfhout zijn behoorlijk vertegenwoordigd, maar voor het Venetiaansch milieu, zonder entourage van andersoortig werk niet geschikt.
België heeft eveneens een goede inzending en de fout der Hollandsche afdeeling, daarin bestaande dat men geen punten van vergelijking bood, die het mogelijk maken beter een ontwikkelingsgang te volgen is hier vermeden. Wel mist men de knappe hand en het breede inzicht van Fierens-Gevaert, wat o.a. daarin uitkomt, dat de Belgische afdeeling in minder mate dan gewoonlijk een modern karakter draagt, doch zijn navolgers hebben niettemin hun voordeel ge- | |
| |
daan met de door hem gevestigde traditie. De Belgische afdeeling is een eenheid, er zit lijn in, en ongetwijfeld wekt ze de belangstelling der bezoekers en houdt die ook vast. Noode missen we Gustaaf van de Woestijne, zonder wien men zich eigenlijk nauwelijks een Belgische expositie denken kan en dat van Laermans niet meer dan één doek (De Indringers, uit het museum te Luik) aanwezig is, valt eveneens te betreuren. Doch daartegenover staan vijf retrospectieve inzendingen van vijf meesters van groote waarde: Henri Evenepoel, Marcel Jefferys, Xavier Mellery, Willem Vogels en Maurice Wagemans. Vooral Mellery's werk trekt zeer de aandacht. Van de levenden zijn het Léon Frédéric, Maurice Cantens en Jean van den Eeckhoudt die het best zijn vertegenwoordigd. Vooral de eigenaardige techniek van Cantens, die een drietal zwoele, tropische doeken in zwaarmoedige diepe tinten heeft ingezonden, moet hier gereveleerd worden. Jan Donnay's ‘Rembrandtieke’ etsen en het fijne beeldhouwwerk van Géo Verbanck en Victor Rousseau bewijzen het hooge peil, waarop de plastiek tegenwoordig in België staat.
Het allerbeste wat Venetië te zien geeft is het Spaansche paviljoen, vol ware kleurenvisioenen. Forsch, geweldig zijn de groote doeken van Antonio Ortiz Echaguë, die zijn onderwerpen bijna uitsluitend in Holland zoekt; grootsch en visionnair is het werk van een José Solana; vol hartstocht dat van Gabriel Morcillo. In Spanje blijkt een schilderschool te bestaan, die wars van extravaganties, modern is in den meest gezonden zin van het woord en groot, krachtig werk levert.
De zéér verzorgde Fransche inzending ontleent haar grootste waarde aan een retrospectieve ‘mostra’ van schilder- en beeldhouwwerk (en tee- keningen) van Paul Gauguin en vooral aan een zeer uitvoerige inzending van Henri Matisse.
| |
Rome
Amatori E Cultori.
Te Rome is de tentoonstelling der ‘Amatori e Cultori’ geopend, waar men een heel wat gunstiger indruk krijgt van de moderne Italiaansche kunst dan te Venetië. Het zijn meesters van geheel andere richting. Hier weinig ‘novecentisti’, maar veel neo-impressionisten, expressionisten en futuristen. Ook aan realistische landschapschilders ontbreekt het niet. Groote inzendingen zijn er van Taver-nicz, van wiens ruim veertig ingezonden werkjes er, op het moment dat ik deze schrijf, slechts drie onverkocht zijn. Een eigen zaal is ingeruimd voor Balla en Dottori, de beide groote futuristen. Vooral Balla, die alvorens hij futurist was, ook realistisch en expressionistisch werkte, heeft enkele meesterwerkjes onder zijn inzending gevoegd. Technisch volmaakt is een stuk: Het Faillissement. Men ziet niets anders dan de onderste paneelen van twee gesloten winkeldeuren met de stoep en een klein strookje straat er voor en een paar steenen van den pui er naast. Alles is dik met stof bedekt. Op de deur hebben kinderen met krijt poppetjes geteekend, vele poppetjes; sommige zijn reeds vervaagd, nieuwe er over heen gekrast; kleine sommetjes staan er tusschen en ook ‘zoo maar’ doellooze, zin-looze strepen. Ziedaar het geheele ‘onderwerp’; doch uit dit doek spreekt een tragiek, er gaat een beklemming van uit, zooals alleen zeer groote realistische kunst, die geven kan.
| |
Hongaarsche kunst.
In hetzelfde paleis is in deze zomermaanden ook een Hongaarsche tentoonstelling ondergebracht, werk van de laatste 60, 70 jaar. Het is een expo- | |
| |
sitie, die een zeer hoogen dunk geeft van het kunstleven in Hongarijë. Ongeveer tweehonderd werken, waarbij niet één slecht en zeer weinige werkelijk middelmatig. Wel is deze kunst in het algemeen zeer somber, vooral als men haar vergelijkt met de Ita-liaansche. Prachtig zijn vooral de portretten, in de allereerste plaats die van den grootmeester Phillip Laszlö, die ook in Italië vele begunstigers heeft onder de vooraanstaande mannen van Staat en kerk.
A.H. LUIJDJENS.
| |
Berlijn.
Verzameling Josef Block.
Bij A. Gold werd deze kleine maar merkwaardige collectie tentoongesteld, welke eenige uitmuntende oud-Hollandsche schilderijen bevat. O.a. het Portret van Theodoor Wickenburg door Frans Hals, uit de laatste periode van den meester, een Portretstudie naar een Grijsaard door Rembrandt; talrijke XVIIe eeuwsche landschappen, o.a. een Stadszicht (misschien Haarlem) door Jan van der Heyden, voluit geteekend en gedateerd 1670 (zie daarover Bredius in ‘Oud-Holland’ van 1912); en verder werken van Jan Steen (De Valsch-spelers), Pieter de Hoogh, Willem van de Velde, Albert Cuyp, Jan van Goyen, Jacob van Ruysdael, Salomon van Ruysdael, Willem Kalff, Abraham van Beyeren, Gerard Honthorst, enz.
| |
Chemnitz
Kinsthutte.
Uit particuliere verzamelingen werd een tentoonstelling van oude en moderne kunstwerken samengesteld. De catalogus omvatte 221 nummers waaronder het Ruiterportret van Karel V door Van Dijck, een Landschap van Joos de Momper, een Kruisafdoening van Coffermans. De moderne afdeeling bevatte o.a. schilderijen van Vincent van Gogh, Edvard Munch, e.a.
| |
New-York
Reinhardt Galleries.
Tusschen de belangrijke stukken welke deze uitnemende kunsthandel onlangs tentoon stelde, dienen vooral vermeld de H. Stefaan en de H. Chri-stoffel van Hans Memlinc, uit de verzameling van den groothertog van Weimar overgegaan in bezit van Mr. E.W. Edwards; de Fluitspeler van Frans Hals, een Zelfportret van Rembrandt en een Simeon die doorgaat als Rembrandt's laatste werk en dat vroeger Horace Walpole en nu Mr. Nils Herslof toebehoort; schilderijen van Geerard David en Jean Bellegambe, Holbein (Portret van Catharine Howard), Titiaan, Veronese, Tintoretto, Fragonard, Goya, Chardin, en, van de modernen, Corot, Renoir, Degas, Cézanne, Gauguin; Van Gogh, le douanier Rousseau en Picasso.
| |
New-York
Oude Meesters bij Knoedler.
Een keurtentoonstelling van uitgezochte meesterstukken! Vooreerste het prachtige Portret van Sir Thomas Hanmer door Van Dijck in zijn vroegsten Engelschen tijd geschilderd; de Monnik van Petrus Christus (verz. Jules s. Bache), het Vrouwenportret met den waaier (1633) van Rembrandt. Verder uitnemende werken van Turner (Rockets and Blue Lights), Constable (A Dell in Helmingham Park), een heerlijk Kinderportet van Reynolds; van Holbein (Portret van het zoontje van Hendrik VIII) en ten slotte en vooral het weergalooze portretje van Vermeer Dame met den Rooden Hoed, geteekend met 's meesters monogram en dat doorgaat als het portret van zijn vrouw; een der heerlijkste Vermeer's, stralend en gloeiend van kleur dat we voor het eerst bij Knoedler in Londen zagen toen het, in 1923 nl., pas ontdekt was geworden. Dit kostbaar kleinood is nu in bezit van den
| |
| |
Amerikaanschen Staatsminister Andrew W. Mellon.
| |
Basel
Kunstwerken uit particulier bezit (kunsthalle).
Tweehonderd dertig schilderijen, beeldhouwwerken en teekeningen van de XVe tot de XVIIIe eeuw werden hier tot een schitterend ensemble vereenigd. Naast Duitsche werken van de XVe en de XVIe eeuw, nl. van Konrad Witz, Altdorfer, Baldung Grien, Dürer, Holbein, Manuel Deutsch, Sebald Beham, Tobias Stiminer, e.a. waren er teekeningen van Antoon Moor, Jacob de Gheyn en Pieter Brueghel den Jongen, (een Verrijzenis naar den ouden Bruegel), een schets voor een Graflegging van Rubens en een portret van Van Dijck; werken van Jacob van Ruysdael, Hercules Seghers, M. Hobbema, Jan van Goyen, Pieter de Hooch, Abraham van Beyeren en Nicolaas Maes.
| |
Parijs
Belgische kunst in de ‘Salle du Jeu de Paume’.
Over deze tentoonstelling van moderne Belgische kunst schrijft Florent Fels in ‘Der Cicerone’ van Juni ll.: ‘Deze Belgen zouden juister Vlamingen heeten, en zij zouden daardoor den naam behouden, die in de kunst sinds lang zulken grooten klank heeft. In hunne schilderkunst heerscht een geest van nationalism. Zij zijn kunstenaars die tot allen prijs zelfstandig willen blijven en zich blijkbaar van de Fransche kunst willen onderscheiden. Eenigen onder hen als Tytgat, De Smet, Permeke worden daardoor niet geringer en de grootsten onder hen Rik Wouters en En-sor zullen steeds even groot blijven als de voornaamste kunstenaars van den modernen tijd.’
| |
Londen
Tentoonstelling van Hollandsche schilderkunst.
Na de Vlaamsche van verleden jaar, gaat as. Winter te Londen in de Royal Academy een groote tentoonstelling van Hollandsche kunst, van de XVe tot de XIXe eeuw, worden ingericht. Alleen werken van bizondere hoedanigheid zullen er worden toegelaten.
| |
Musea
Londen
British Museum.
Het Prentenkabinet vereenigde in een prachtige tentoonstelling meer dan 100 tee-keningen van Albert Dürer, benevens zijn rijke verzameling houtsneden en kopergravuren van dezen meester. Daarnaast de buitengewoon belangrijke handschriften van Dürer, te Londen bewaard en afkomstig uit de collectie van Imhof, waartusschen nog gedeeltelijk onuitgegeven stukken.
| |
Berlijn
Prentenkabinet.
Een merkwaardige tot dan toe onbekende penteekening van Rembrandt, voorstellende een knaap die een konijn grijpt, is het Berlijnsche Prentenkabinet pas komen verrijken.
| |
| |
| |
Veilingen
New-York
Verzameling Ch. Senfe.
Behalve het hier reeds vermelde schilderij van Corot Het Lezende Meisje (31.000 dollar), kwamen op deze veiling eenige stukken voor die voor ons een bizonder belang bieden; nl. twee schilderijen van Frans Hals, een Heeren- en een Damesportret; het eerste voor 55.000 dollar, het tweede voor 47.000 dollar verkocht. Een Portret van Hendrickje Stoffels van Rembrandt ging voor 37.000 dollar.
Men heeft er in België, en meer speciaal te Antwerpen geen de minste aandacht aan geschonken dat op deze veiling twee schilderijen voorkwamen die, al mogen zij ook niet als meesterstukken doorgaan, toch genoeg waarde bezitten, vooreerst als verdienstelijke atelierproducties, vervolgens ook omdat hunne geschiedenis verbonden is aan die van het Huis Plantin-More-tus. Wij weten inderdaad dat Balthasar Moretus aan Rubens benevens andere schilderijen, de figuren der Drie Koningen Gaspar, Melchior en Balthasar bestelde. In het Grootboek 1624-1655 (fol. 222) op het Plantijnsch archief vinden we vermeld: ‘Monsieur Pietro Paulo Rubenio doibt avoir: Pour cinq figures peintes sur paneel, à scavoir: N. Dame avec l'en-fant Jésus, St. Joseph, St. Gaspar, St. Melchior et St. Balthasar, pour comp-te de Balthasar Moretus, à trente florins la pièce: fl. 150.-’. Hoe deze schilderijen uit het Plantijnsche huis weggeraakten weten we niet. Twee van de drie koningen kwamen terecht in de verzameling Senff, de derde (de Moorenkoning) is nu in de verzameling van den Heer van Gelder te Uk-kel. De twee eerste werden nu verkocht aan onbekende liefhebbers, de eene voor 13.000 dollar, de andere voor 4.500 dollar. Men heeft destijds voor een fabelachtig hooge som de Seneca, een vast minderwaardig atelierstuk van Rubens, terug voor het Plantin Museum aangekocht. Waarom doet men geen enkele poging om al ware 't maar één van deze veel interessantere Drie Koningen terug naar Antwerpen te doen komen?
Op de veiling Senff werden verder de volgende prijzen betaald: nr 6, Jozef Israëls, Naaiende Vrouw, 850 dollar; nr 7, Anton Mauve, De Boom, 1000 d.; nr 8, Idem., De ingang van den Stal, 1200 d.; nr 10, Jacob Maris, Hollandsch Landschap, 2500 d.; nr 14, Pieter Brueghel de Jonge, Spreekwoorden in Medaljons, 8000 d.; nr 16, Geerard Dou, Zelfportret in zijn atelier, 6250 d.; nr 17, A. van Ostade, Het onderbroken Concert, 3500 d.; nr 18, Vlaamsche School, Portret van Car-dinaal Fischer, 10.500 d.; nr 21, Pieter de Hoogh, Kaartspel, 34.000 d.; nr 22, Aert van der Neer, Schaatsenrijders, 10.000 d.; nr 23, M. Hobbema, De Vijver, 14.000 d.; nr 24, Velasquez, Portret van Generaal Marchese Spi-nola, 53.000 d., enz.
| |
Berlijn
Verzameling Oscar Huldschinsky.
De aandacht was op deze veiling getrokken door een verzorgde voorbereiding. De firma Paul Cassirer had een prachtigen monumentalen catalogus, met talrijke, onberispelijke heliogravuren, uitgegeven. De uitslag beantwoordde aan de verwachtingen, en de voornaamste nummers bereikten hooge prijzen, ook hier betaald door groote kunsthandelaars. De voornaamste prijzen volgen hier: nr 1, Abr. van Beyeren, Stilleven, 18.000 Mark; nr 3, Pieter van den Bosch, De Kokin, 14.000 M.; nr 4, Jan van de Capelle, Winterlandschap, 13.200 M., aan Bottenwieser; nr 6, A. Cuyp, Zandweg, 63.000 M., aan Col- | |
| |
naghi; nr 7, Idem., Koeien op de Wei, 67.000 M.; nr 10, Jan van Goyen, Rivierlandschap, 45.000 M.; nr 11, Frans Hals, Portret van den schilder Frans Post, 305.000 M.; nr 14, M. Hobbema, Boschlandschap, 65.000 M., aan Böh-ler; nr 15, P. de Hoogh, Het Concert, 40.000 M., aan Fischer te Luzern; nr 16, W. Kalf, Stilleven, 44.000 M., aan Haberstock; nr 17, Th. de Keyser, Damesportret (tegenhanger van het portret in het Louvre-museum uit het legaat R. Kann), 47.000 M., aan Cas-sirer; nr 19, Nic. Maes, Moeder en Kind (vroeg werk), 60.000 M.; nr 20, G. Metsu, Het Zieke Kind, uit de ver-zameling Steengracht, een der schoonste werken van dezen meester, 200.000 M., aangekocht door de Ver-eeniging Rembrandt voor het Rijksmuseum; nr 24, Rembrandt, Portret van Hendrickje Stoffels, werk uit de latere periode van omstreeks 1655, 570.000 M.,
aan Sir Joseph Duveen; nr 25, Idem. Vrouwenkop, vermoedelijk een studie voor de Overspelige Vrouw in de National Gallery te Londen, 68.000 M.; nr 27, Rubens, Decius Mus ondervraagt de Auguren over zijnen droom, gansch eigenhandige voorstudie voor het schilderij in de Liechtensteingalerie, 76.000 M.; nr 28, Jacob van Ruysdael, Zicht op Haarlem van uit de Duinen van Overveen, 80.000 M., aan Bottenwieser; nr 29, Idem., Ruine te Egmont, 61.000 M.; nr 30, Idem., Vergezicht, 26.000 M.; nr 33, Frans Snyders, Stilleven (met het figuur van een knaap), een der fraaiste werken van den meester, bereikte slechts 16.000 M.; nr 35, Jan Steen, Prinsjesdag, 70.000 M.; nr 36, Idem., Samson en Dalila (1668), 46.000 M., aan Böhler; nr 37, G. Terborch, Jong meisje met een brief (vroeg werk), 70.000 M., aan Colnaghi; nr 38, Idem., De Brief (laat werk), 165.000 M.; nr 39, Theodoor van Thulden (eerder Jordaens), De Verloving van Maria van Burgondië en Maximiliaan, versiering van een der triomfbogen in 1635 geschilderd naar Rubens' ontwerpen voor de Intrede van den Kardinaal Infant, slechts 5100 M.; nr 41, Willem van de Velde, Het Strand te Scheveningen, 61.000 M.
Als werken van vreemde meesters, vermelden we alleen nr 47, Hans Holbein, Portret van eene jonge vrouw (1541), 155.000 M., aan Colnaghi; nr 54, Botticelli, De Annunciatie (1485), 210.000 M., aan Knoedler; nr 56, Seb. del Piombo, Damesportret, 185.000 M.; nr 62, Corneille de Lyon, Mansportret, 35.000 M.; nrs 64 en 65, J.E. de Troy, De Verklaring en De Kousenband, tezamen 310.000 M.
De gansche veiling bracht ongeveer 5.000.000 M. op.
| |
Aan de Heeren Kunsthandelaars,
Daar wij de kroniek der veilingen regelmatig en volledig wenschen bij te houden doen wij een dringend beroep op alle kunsthandelaars, opdat zij ons TIJDIG hunne veilingen zouden willen aankondigen, hunne catalogi toezenden en zoo mogelijk ook de uitslagen doen kennen.
DE REDACTIE.
|
|