Een plafond van Barend Fabritius
Bij het ontruimen van de school van Kunstnijverheid te Haarlem, welke afgebroken werd ten behoeve van de Griffie der Staten van Noord Holland, die in het voormalig paleis van Koning Lodewijk Napoleon, het Paviljoen, gehuisvest zal worden, werd op de zolder een aantal beschilderde planken gevonden, waarvan het bestaan ten eenemale ontgaan was aan het Bestuur van de Maatschappij van Handel en Nijverheid, de eigenares dezer school. Het bleek, bij nader onderzoek, dat op een der planken de naam voorkwam van B. Fabritius en het jaartal 1669.
In het Frans Halsmuseum werden de planken uitgelegd en bij elkaar gevoegd. Een plafond kwam voor den dag, dat uit een koepel afkomstig moest zijn. Het bestaat uit vier eenigszins naar boven gebogen, spits toeloopende vakken, die het bovenste deel van den koepel hebben uitgemaakt.
De voorstellingen, er op aangebracht, zijn afbeeldingen van de vier jaargetijden.
De Lente, Zomer, Herfst en Winter zijn afgebeeld als allegorische figuren, jonge meisjes die zwierig op de wolken tronen, omringd door engelen, welke bloemen, vruchten, vogels, garven en hoornen van overvloed door de lucht meevoeren.
De kleuren zijn verbleekt doordat de vernis van de schilderingen geheel verdwenen is, waardoor de zeer vuil geworden planken er uitzagen of zij met waterverf of fresco waren geschilderd.
Bij deskundige schoonmaak verdwenen roetstrepen en het overige vuil en kwamen de voorstellingen helder voor den dag.
Wel zijn op verschillende plaatsen de planken beschadigd door spijkergaten en door afbrokkeling; wat overbleef is echter voldoende om een indruk van het geheel te geven. Lichte kleuren, veel wit, rood en blauw kwamen te voorschijn, die een vroolijk aspect opleveren. Een der planken werd gerestaureerd en gevernist, zoodat, naar dit voorbeeld, een voorstelling kan worden gemaakt van het geheele plafond. Het pastelachtig aspect ging hierbij verloren, de kleuren werden veel dieper en voller. De planken zijn van vurenhout, met menie als ondergrond bestreken, waarop dun met olieverf werd geschilderd. Verwonderlijk mag het heeten, dat het hout nog in zoo goede conditie is gebleven, daar een zachte houtsoort als deze gewoonlijk spoedig vermolmt en vergaat.
De kleuren van deze decoraties zijn van meer belang dan de teekening. Deze is wat slordig en zwak, juist zooals we die kennen uit de drie werken in het Rijksmuseum, welke als versiering ge-