| |
| |
[pagina t.o. 45]
[p. t.o. 45] | |
PRATER: Herfstvuur (fragment).
| |
| |
PRATER: Kelderhoek.
| |
De schilder en sierkunstenaar Prater
Jules de Praetere, die den kunstnaam Prater draagt, staat bijna als een vreemdelin in het eigen land, nu hij, na een afwezigheid van meer dan twintig jaar, in België is teruggekeerd. Zijn faam als hernieuwer in de toegepaste kunst was hem lang vooruitgeloopen; maar zijn werk kent men niet in zijn geboorteland. En nu hij zich hier openbaart als een krachtig schilder, aanschouwt men hem met verbazing, wijl men zijn werk niet onderbrengen kan onder een afgebakende school.
Toch blijkt deze kunstenaar véél, véél Vlaamscher dan de velen, die alleen een Vlaamsch vaandel ophalen omdat het nu eenmaal goed staat en voordeelig lijkt. Door zijn wezen en werk schokt de hardnekkige levenskracht van den echten Gentenaar. Jules de Praetere is dan ook geboren in de schaduw van het Gravenkasteel te Gent en groeide tot man op in de stad der stoere gebouwen en in de Leie-velden. En dat hij, teruggekeerd in zijn land, zich dadelijk geschaard heeft bij de groep van Sint-Maartens-Laathem, be- | |
| |
wijst hoezeer hij gebleven is wat hij was. Hij behoort feitelijk tot de eerste en echtste Laathemsche groep, die, wars van academisch gedoe en van bekrompen realisme, naar vergeestelijking en vereenvoudiging van den kunstvorm streefde.
PRATER: Vlaamsche Tafel.
Reeds in 1895 vormde hij met George Minne en Valerius de Saedeleer te Gent een clubje van verjongers, en toen deze beiden, na een tijdelijk verblijf de eene te Vorst, de tweede te Lissewege, weer samenkwamen en zich in het dorp aan de Leie vestigden, was de Praetere de eerste om hen aldaar te vervoegen.
Zijn geschiedenis is die van vele begaafden. De kunst lokt, het leven dwingt. Jules de Praetere voelde een onweerstaanbaren aandrang tot schil- | |
| |
deren, aandrang die krachtig aangewakkerd werd door de opneming van zijn eerste werken in de Libre Esthétique (1895). Hij wilde echter een winstgevend ambacht uitoefenen, om daarnaast vrijelijk zijn diepste zieleleven uit te heelden in zuiver kunstwerk. Verscheidene ambachten leerde hij aan, onder meer het stoffenweven en -verwen en het glasschilderen. Hardnekkig wou hij zijn ‘broodwinning’ in verband houden met de kunst. Ten slotte schafte hij zich een handpers aan, en richtte in de Korte Kalverstege te Gent een kleine drukkerij op, die hij overbracht naar Laathem. Alleen kunstdrukken wou hij uitgeven, en hij zelf zou er de houtsneden voor vervaardigen. Hij stuurde verscheidene uitgaven in het licht: Streuvels' Lenteleven, Vondel's Lucifer, Gezelle's Kerkhofblommen. Het waren technisch mooi uitgevoerde boeken, die een verjonging van de boekdrukkunst bij ons inluidden. Maar fi-nantiëel was 't een mislukking. Van Streuvels' werk kwamen 10 exemplaren, tegen 10 frank, aan den man.
PRATEH: Stilleven.
De waarde van het ernstig en siervol werk vond toch waardeering. Deze kwam echter uit den vreemde. Men beriep in 1901 Jules de Praetere te Krefeld om er de graphische kuns en boekdrukkunst te onderwijzen aan de kunstnijverheidschool. 't Jaar daarop stichtte Gent een ‘School voor het het Boek’. Jules de Praetere kwam terug naar zijn geboortestad om mee te
| |
| |
werken aan deze school: Laathem ligt bij Gent en de loutere kunstschepping bleef lokken. Maar de ‘School van het Boek’ te Gent werd te ouderwets opgevat, en na een jaar was de Praetere weer te Krefeld, waar het arbeidsveld ruimer was voor zijn ondernemenden geest. Het geheele onderwijs in de kunstnijverheid werd er heringericht. Om het jaar ontstond een nieuwe klasse, en telkens vond men de Praetere bereid het onderwijs in die klasse te scheppen. Zoo kwamen aan de beur de metaalbewerking, de meubelkunst en de weefkunst. In deze jaren van innig inleven in de techniek vond deze geboren schilder nog gelegenheid dienst te doen als assistent aan het Keizer Willem-Museum. Van Krefeld uit ging de Praetere eveneens een cursus geven in stofweven en batikken aan de kunstnijverheidschool te Düsseldorf.
PRATER: Stilleven met vruchtenschaal.
Zwitserland wou op zijn beurt dit onderwijs verjongen en doen aansluiten bij de moderne kunstinrichting. Het zocht naar een leider voor deze beweging en vond die in de Praetere. In 1905 bood men hem het bestuur aan van de Kunstambachtschool te Zurich en tevens de leiding van de bibliotheek en van het museum voor kunstnijverheid. Jules de Praetere nam aan. Zestien jaar lang is de Vlaamsche naam van Jules de Praetere gemengd geworden met het meest intense kunstleven in Zwitserland.
| |
[pagina t.o. 48]
[p. t.o. 48] | |
PRATER: Portret van Lidus Klein (1917).
| |
[pagina t.o. 49]
[p. t.o. 49] | |
PRATER: Herfstvuur (fragment) (1917).
| |
| |
PRATER: Droombeeld.
Voor een kunstenaar is scheppen een levensnoodwendigheid. Als hij zich niet geheel wijden mag aan het uitvoeren van eigen kunstscheppingen, als hij leeraar en leider wezen moet, dan blijft toch in hem werken de pro-duceerende kracht: hij zal een vinder zijn van nieuwe wegen en een wekker van talenten. Jules de Praetere werd de hervormer van het kunstambacht-onderwijs in Zwitserland en de animator van de beweging voor hel veredelen van de nijverheidskunst aldaar.
De leidende ideeën van de verjongingsbeweging gingen uit van stevige princiepen, vastgezet door de logica en door de ondervinding der eeuwen. Het zijn princiepen, die wij nu, achteraf, gemakkelijk kunnen forinuleeren en beamen, doch die men, twintig jaar geleden, aanhoudend te bewijzen en te verdedigen had. Gedurende de xixe eeuw heeft de toegepaste kunst geen gelijken tred kunnen houden met de noodwendigheden van het moderne leven en met de geweldige ontwikkeling, die de machine en de ingenieursvakken brachten. Ruskin en Morris wendden het eerst ernstige pogingen aan om weer stijl te brengen in het dagelijksch leven. De loffelijke pogingen van deze pioniers gingen echter te veel in de richting van een historischen stijl
| |
| |
en van het handwerk.
PRATER Vruchtenkort.
De huidige stijl van de toegepaste kunst moet aansluiten met de tijdsnoodwendigheden. Hij moet ook berekend zijn op de meca-niseering van het ambacht en de productiewijze van de grootnijverheid. Geen geïmproviseerde ornementatie, geen bijgevoegde versiering. Het goede voortbrengsel van kunstnijverheid moet het product wezen van drie factoren, die alle drie even belangrijk zijn: ten eerste van het oordeelkundig aanwenden van schoon materiaal, ten tweede, van het zuiver begrip der doelmatigheid van het voorwerp, ten derde, van het verband met de huidige technische
| |
| |
ontwikkeling. Daaruit zal dan, als vanzelf, de innerlijke constructie van het voorwerp ontstaan, en tevens de schoone vorm met zijn edele verhoudingen.
PRATER Bloemen.
Het is niet noodig, in dezen, revolutionnair op te treden. In alle goede stijl-perioden heeft men het materiaal geëerbiedigd en het niet gedwongen iets anders te schijnen dan het was. In alle goede stijl-perioden heeft men den vorm in overeenstemming gebracht met het doel: een Egyptische stoel van vóór onze tijdrekening is heel wat zuiverder opgevat dan een Louis XVe stoel en kan nog steeds tot model dienen. In alle goede stijl-perioden heeft men ook de grondvormen gebaseerd op de geometrie: daardoor werd een ordelijke proportie geschapen tusschen de deelen onderling, de vlakken, de lijnen, de kleuren, en daardoor ontstaan dit evenwicht en die eenheid, die zoo
| |
| |
weldadig aandoen in een goed kunstwerk. Het aanwenden van een geometri-schen grondvorm, die zich vrijelijk en rhythmisch ontwikkelt in de heele compositie, maakt bovendien deze scheppingen best uitvoerbaar met de correctwerkende machine.
Ontwerp DE PRAETERE: Vruchtenschaal.
Deze en dergelijke princiepen heeft Jules de Praetere van meet af aan ingezien, stelselmatig aangeprezen in zijn onderwijs en toegepast in zijn voortbrengselen. Aldus is hij er in geslaagd voor Zurich een leidende rol te verwerven op het gebied van de kunsttechniek. Deze rol is op de kunstnijverheid-tentoonstellingen te Zurich bekrachtigd. Geen beter bewijs daarvan dan het programma, in 1912 aan deze tentoonstellingen voorgeschreven: het programma van de groote Parijsche tentoonstelling in 1925 lijkt er slechts de
| |
[pagina t.o. 52]
[p. t.o. 52] | |
PRATER: Portret van Charlotte Bara (1919).
| |
[pagina t.o. 53]
[p. t.o. 53] | |
PRATER: Herfstvuur (fragment, 1919).
| |
| |
copie van. De eischen van de tentoonstelling te Zurich waren, letterlijk, als vo'gt:
‘1. | Vroegere stijl- vormen mogen niet aangewend worden. |
2. | De vorm van de tentoongestelde voor-werpen moet in de eer-ste plaats hun bestem-ming klaar uitdrukken. |
3. | Alleen echte materialen en technie-ken mogen gebruikt worden. |
4. | De vormgeving moet op geometrische basis opgesteld zijn. |
5. | Versieringen mag men aanbrengen in zooverre zij den constructie-ven vorm niet storen; zij moeten met de tectonische grondvormen in over-eenstemmig zijn.’ |
Ontwerp DE PRAETERE: Guldenboek.
Ontwerp DE PRAETERE: Guldenboek.
Jules de Praetere hervormde het kunstambacht-onderwijs. Hij hervormde eveneens het wezen van de museums, gehecht bij het onderwijs. De nijveraars en geschoolde arbeiders werden aangezocht modellen en raadgevingen aan te vragen. De directeur, bijgestaan door zijn assistenten en zijn leeraarskorps, moest op alle ernstige aanvragen uitvoerig antwoord verschaffen. Zoo sloten de school, de bibliotheek en het museum zich intiem aan bij het practisch leven.
| |
| |
DE PRAETERE: Boekenkast (1903).
| |
| |
DE PRAETERE: Theeketel, technische constructie (1906).
DE PRAETERE: Theeketel, uitvoering (1906).
DE PRAETERE Tafellamp, technische constructie (1906).
| |
| |
Ontwerp DE PRAETERE: Eerebeker (1906).
School DE PRAETERE: Eerebeker (1907).
Zullen wij alle titels aanhalen, die Jules de Praetere zich verworven heeft op de dankbaarheid van Zwitserland? Eerst, van 1905 tot 1914, hervormde hij de school en het museum voor kunstnijverheid te Zurich; daarna, van 1914 tot 1917, deed hij hetzelfde te Basel, waar hij nieuwe afdeelingen stichtte voor de graphische kunst en voor de metaal- en houtbewerking, en waar zijn school uitdeinde tot een Instituut met 82 leeraars en 3800 leerlingen. Hij stond verder aan het hoofd van het Museum tot ontwikkeling van het kunstambacht. Hij is de stichter en de eerste ondervoorzitter van de Zwitsersche Heimatschutz, hoofdzakelijk ingericht tot het voortbrengen van kunstige souvenirs voor de reizigers. Hij richtte niet minder dan 109 tentoonstellingen in voor bouwkunst, weefkunst, pottenbakkerij, metaalbewer king, meubelkunst, stedenbouw. Hij is de stichter en eerste directeur van de Zwitsersche Jaarbeurs voor Monsters (1917), die een voorlooper was van de Jaarbeurzen van Lyon en Brussel. Als vertegenwoordiger van deze Jaarbeurs ging hij zich te Geneve vestigen in 1917. Daar werd hij de pro- | |
| |
motor van de Cooperatie tot het voortbrengen van smaakvolle en goedkoope meubelen.
School DE PRAETERE: Hanglamp (1909).
De dagelijksche beslommeringen waren verminderd en weer begaf hij zich hoofdzakelijk aan de schilderkunst. Te Geneve ontstonden het kieskeurige Naakt met den rug, op papier geschilderd, en de psychologisch diepe Violonist, vol spanning en zindering.
In 1921 kwam hij naar België terug en werkte tijdelijk mee aan de hervorming van het technisch onderwijs. En - hij schildert nu volop als in een furie van voortbrenging.
* * *
Prater is nu weer schilder.
Het plotseling verschijnen van dezen kunstenaar in den Belgischen schilderskring heeft verwondering, heeft verbazing verwekt. Enkelen willen wel, met een glimlachje, erkennen dat in het aanvangen van dezen vijf-en-veertiger iets aandoenlijks ligt: zij weten niet dat hij van in zijn jeugd schilderde. Anderen negeeren zijn werk hooghartig: zij kunnen het niet onderbren gen bij hun school of bij een andere die zij bekampen. Doch deze artist is niet weg te cijferen. Hij staat daar met zijn stoere zelfzekerheid. Men ziet het best aan zijn werk: hij weet wat hij wil bereiken met zijn schilderen. Is hij realist? Is hij impres-sionnist? Waagt hij zich aan expreesionnisme? Neen. Hij staat buiten alle school en mode. Zijn werk is wat het is. En het imponeert zich zooals een openbaring zich opdringt.
Wat in Prater's schilderwerk het sterkst opvalt is zijn geweldige levens- | |
| |
passie. Deze levenspassie drukt zich uit door een ruime en krachtige visie en door een gloedvolle uitvoering.
DE PRAETERE: Vruchtenkorf (tombak) 1907.
In de eerste plaats: de visie van dezen kunstenaar is ruim en krachtig. Zijn werk is niet de weergave van de natuur; nog minder is het een louter geestelijke abstractie. Het is vergeestelijkte werkelijkheid. Het is de krachtuitdrukking van een idee en een aandoening: de volheid van leven. Als dusdanig alleen kan men zijn groot Herfstvuur begrijpen. Het gaat uit van een zorgvolle studie naar het model, maar is dan verder gestyliseerd naar inhoud en vorm. Ik heb dit Naakt aldus zien ‘groeien’. Het was natuur eerst, diep bestudeerd door iemand, die zich met al den ernst van zijn wezen toelegt op zijn vak, van iemand, die, als jonge artist, ontledingslessen ging volgen aan de universiteit. En wanneer nu nog door zoo'n Naakt het beendergestel
| |
| |
en de spierenbundels ‘gevoeld’ worden, zonder dat zij zichtbaar zijn, wanneer dit werk plastisch is, dan is dit te verklaren uit het feit dat deze kunstenaar zijn opvoeding niet verloochende en zijn leerlingen bleef wijzen op de noodzakelijkheid van de studie der anatomie. Maar ik heb ook gezien hoe stilaan uit dit Naakt het al te werkelijke, de uitspringende sleutelbeenderen en de stevige spieren, allengs werden weggewerkt, tot het vleesch ging zwellen in overdaad, tot alleen de groote vormen van de figuur bleven spreken. Ik heb gezien hoe de kleur verstevigd werd en begon te gloeien tegen den achtergrond van zwart, groen en bruinrood, omdat de kunstenaar wou komen, tot de volle uitvoering van een grootsche inwendige visie van de opbloeiende gezondheid.
School DE PRAETERE: Zilveren doos.
Dezelfde visie beheerscht de Stillevens, die Prater in de laatste jaren bij voorkeur schildert. Vele ervan zijn slechts, naar het oordeel van den schilder, voorstudies, preludeeringen van wat hij leveren wil nu hij zich geheel kan gaan toewijden aan zijn geliefkoosd kunstvak. Toch zijn de beste ervan geen nabootsingen van de natuur. Zij zijn niet eerst opgesteld geworden in een hoek van hel atelier en dan zorgvol nageschilderd. Zij worden opgebouwd naar louter visuëele herinneringen van de realiteit en gestyliseerd in vorm en kleur. De vergeestelijkende stijlelementen zijn er opvallend.
Vergeestelijking, ook in een werk als De Vlaamsche Tafel, met een
| |
| |
overvolle vruchtenschaal, groote wijnglazen en wijnflesschen? Ja zeker; bij de werkelijkheidsweergave met schild rsmiddelen is het hier niet gebleven; de tafel schittert geel, de achtergrond bloeit rood, de wijn en de vruchten broeien in oranje, roode, blauwe, groene kleurigheid; en de geheele voorstelling - in schikking, lijncombinatie, kleur en volumen - is een zang van zware blijde weelde, die onmiddellijk in den geest brengt het woord van den dichter Karel van de Woestijne, die te Laathem de heerlijkheid van zijn streek bezong:
‘O Vlaanderen, waar wij zijn als genooden
Aan rijke tafelen.’......
DE PRAETERE: Buffet (1903).
Dit is meer dan een weergave van de werkelijkheid, gezien door een temperament heen. Er is bij den schilder geen zoeken naar analyse, maar
| |
| |
een gespannen zijn op de geconcentreerde visie van zijn weelderig levensgevoel.
Ontwerp DE PRAETERE: Eerste fluweelbatik in België uitgevoerd (1897).
In de tweede plaats, helpt ook de gloedvolle voordracht tot het uitdrukken van de levenspassie, waarmee deze kunstenaar bevangen is.
School DE PRAETERE: Zijden batik.
Tientallen van jaren gewijd aan het bestudeeren en onderwijzen van de techniek, hebben Prater's geest geleerd zich toe te leggen op een vasten stijl, op de volheid der plasticiteit, waar geen ruimte toegelaten wordt aan het schilderachtig toeval. De krachtvolle opbouw van den vorm met de vlakken en de lijnen, en ook met de kleuren, moet een suggestief geheel uitmaken. Om er toe te geraken zal Prater desnoods afwijken van het gewone uitzicht der dingen. Hij zal zich weinig bekommeren om het diepteproblema. In zijn schilderijen staat een vaas niet als op een werkelijke tafel. De belichting is denkbeeldig. De kleur wordt op- | |
| |
gedreven. Alle elementen worden ondergeschikt gemaakt aan de algeheele evenwichtigheid.
DE PRAETERE: Aanrechttafel (1903).
Vooral compositie en kleurverwerking, zijn beide ondergeschikt gehouden aan de vaste en sprekende synthese van het geheel.
In de compositie is de synthese steeds gebouwd op enkele hoofdvormen, die herhaald worden en elkaar in evenwicht houden. Nu is het een zwaar vierkantig tafelblad, doorsneden met de diagonalen van visschen. Dan is het de ronding van een schaal, die veelvormig herhaald wordt in de vruchten. Dan weer spreekt een ellips in een schotel of een mand en in druiventrossen. Evenals Prater's scheppingen van kunstnijverheid, zou men dergelijke composities kunnen herleiden tot de schematiseering met cirkels en driehoeken. Maar, kwam men ertoe, men zou ook dra merken dat
| |
| |
deze geschilderde composities geen zuiver technisch werk zijn, en dat er een vrij rhythme door heenschokt: juist het levensrhythme dat er in pulseert.
School DE PRAETERE: Bloemenbak (1909).
Ook de kleur is door haar zware tonaliteit in zuiveren samenklank met het levensgevoel van den artist, en door haar kundige schakeering draagt zij bij tot het ondersteunen van den architectonischen ophouw der compositie.
Haar tonaliteit. Ik zal niet zeggen dat Prater's palet rijk is. Het bezit slechts wit en zwart, hel en middel-cadmium, natuurlijke en gebrande Sienna, ultramarijn, smaragd-groen, vermiljoen en rood lak. Doch het tegen elkaar opstellen van deze zuivere tonen, waarbij het register van de complementairen de toonvalheid van het geheel nog verhoogt, maakt van deze schilderijen orchestraties, die op sonore en harmonische wijze de levensvreugde van dezen voldane uitjubelen. En in dit opzicht treft het hoezeer de broeierige kleurigheid van dezen modernen Vlaamschen schilder die van Rubens en Jordaens benadert.
De kleur is hier dus niet om de kleur; zij is er om haar uitdrukkingskracht. Wie goed toeziet, zal ook merken dat zij tevens meehelpt om de stevigheid van het geheel te verhoogen. Dit dienstbaar zijn van de kleur aan de compositie van lijnen en volumens is een eigenschap, die zoo zeldzaam is bij onze schilders, gekomen uit het impressionnisme, dat wij er hier de volle aandacht op moeten vestigen. Zij helpt de drie- dimensionale uitzichten opwekken door haar meerdere en mindere waarden. Zij onderstreept bewegingen, die tegen andere rhythmische golven moeten opgaan. Zij verwekt een dissonnant om de overige hoofdkleuren te doen uitkomen, als in het Stilleven met bloemen en twee glazen, waar rose lichtvlekken en een vaalblauw boek het groen en bruin doen opleven. Heldere vlek-
| |
| |
School DE PRAETERE: Muurlamp.
School DE PRAETRE: Muurlamp.
Ontwerp DE PRAETERE: Bureelmeubelen (1908).
| |
| |
ken hoogen de kleuren op, als in het Stilleven met de tulpen, die rood gloeien te midden donkere bladeren en waarbij de lichtglansen in het glas vibreering van kleurleven verwekken over de heele schilderij. Prater zoekt steeds naar een kleurenschaal, die goed afgewogen is tot een harmonie, waarbij het toeval en het pittoreske uitgesloten zijn. Die kleurenschaal lijkt gegroeid uit de rijpheid van een eerlijke virtuositeit in de techniek. Men kan het vaststellen in dit ééne feit. Een geliefkoosd algemeen kleurgamma is bij hem groen-geelrood. Het is bijna het primaire kleurgamma, het gamma der ‘warme tonen’. Met dit gamma, evenwichtig verdeeld over het geheele doek, met een stevig tegen elkaar opwegen van de complementairen, bereikt deze schilder effecten van zuivere en toch rijkgelede evenwichten.
Onlwerp DE PRAETERE: Tafellamp (1906).
Schildersmiddelen, en niets anders dan schildersmiddelen, open en klaar aangewend zonder kunstgrepen, helpen dus in Prater's werk mee tot het krachtvolle uitbeelden van zijn visie. Niet de povere middelen van onvermengde kleuren, maar die van de lijnen en kleuren door elkaar verwerkt tot ze ruimte en ronding suggereeren, tot ze vormen oproepen, die vast staan en schoon schijnen in de denkbeeldige voorstelling van een schilderij. Alleen is er bij poozen wat brutale directheid, die de zuivere geestesdracht benadeeligt. Doch dan nog genieten wij bij het zien van de frissche vitaliteit, die alle sporen van afgematheid uitsluit, en van de gesmijdig weelderige materie, die bewerkt lijkt met het genoegen van een ambachtsman welke pleizier heeft bij het uitoefenen van zijn ambacht.
Ook om dit laatste is dit werk van iemand, die jarenlang in het buitenland verbleef, zuiver Vlaamsch werk. Het is het, zagen wij reeds, om de levens-energie die er uit spreekt. Het is het nog meer om de zorg besteed aan de ambachtelijke uitvoering.
Prater's werk is van aard om in België, waar de schilderkunst een
| |
| |
groeicrisis doormaakt, heilzaam in te werken op de velen, die nog zoeken en arm zijn aan stijlmiddelen. Het leert hun te scheppen uit de overdadige volheid van het eigen zieleleven. Het leert hun ook dit zieleleven uit te spreken in een rijke soberheid. Soberheid is aan Prater bijgebleven uit zijn eersten tijd te Laathem onder den invloed van Minne; zij is hem versterkt door zijn technisch streven. Maar, evenals bij Minne, is deze soberheid geen vervlakking geworden, die tot verdorring overslaat, is ze rijk gebleven aan ingehouden vormenweelde. Dit kan een les zijn voor velen, die, bij ons, nog steeds het behaagziek impressionnisme volgen, en voor de anderen, die redding zoeken in geabstraheerde vormen.
Leo van Puyvelde
School DE PRAETERE: Zilveren sieraad.
|
|