Uit kunst-oogpunt beschouwd is de belangrijke kant van deze pogingen: de groei van den vorm. Want ongetwijfeld zal de vormgeving worden beïnvloed door werktuig en werkwijze. Duidelijk is dat wij in overgangen leven en dat van twee kanten de verandering intreedt. Ten eerste in den kunstenaar. Hij wendt zich meer en meer naar de samenleving en gebruikt daardoor zijn creëerend vermogen ànders; hij verrijkt en bindt het tegelijkertijd. Hij aanvaardt nieuwe middelen én de beperkingen die deze daad hem oplegt, Hij daalt tot een nuttige praktijk en deze stijgt daarmede tot dat niveau waar de dingen meer dan nuttig zijn. Het ding is hem méér geworden dan indruk-wekkende aanleiding; het is niet maar alleen mooi of leelijk als verschijning; het is een levens-factor, een deel van oneindig belangrijk geheel dat hij, veranderend, beleeft; hij moet het met zich zelf vervormen. En onderwijl biedt het leven hem veranderende middelen, Hij tracht ze niet te bestendigen, gelijk de individualistische kunstenaar intuitief geneigd is te doen, omdat deze eerder van elke van buiten komende verandering afbrokkeling van eigen innerlijken, afgezonderden bouw ducht; hij grijpt integendeel de verandering ook dàar aan, ook dàar eigen afkeer van het stilstaande herkennend en belust op nieuwe mogelijkheden. De wijzigende levenshouding van den kunstenaar moét tot sterke vorm-veranderingen leiden in de kunstnijverheid. Een andere vraag is echter wat daarvan blijvend kan zijn en hoe lang. Bij deze vraag staan sommigen niet stil; zij volgen snelle lusten. Andere theoretiseeren geducht en bepalen de toekomst... door hùn venster gezien. Derden volgen een bezonken intuitie, die hun leert dat onder géen omstandigheid de vorm van een doelmatig ding volkomen afdwalen kan van een over-oude gestalte, die geslachten wisselend hebben omkleed, maar die de grondkern was voor altijd,
door andere wetten dan tijdelijke kunstrichtingen bepaald. De laatsten leggen zich de moeilijkste beheersching op, zij schijnen vooral zeer gewone voorwerpen te maken; zij verrassen niet of zelden, en - overleven menig getij.
Voor wie met levend oog toeziet is de ontmoeting van kunst en industrie een veelzijdig en belangwekkend schouwspel.
* * *
De afbeeldingen, hierbij gegeven, wekken een beeld van de tentoonstelling. Men zag er uitgaven van Brusse, de toepassing van Van Krimpen's nieuwe letter (‘Lutetia’), drukwerken van de gemeenten Amsterdam, den Haag en Rotterdam; tin van de Gero-fabriek, glas van Leerdam, drukwerken van de Posterijen en Telegrafie, damast van van Dissel, meubelen van de firma Metz en Co en van Pander; ceramiek van De Ram, van de Plateelbakkerij Zuid-Holland en van Sheherezade (den Haag); cretonne van van Vlissingen