Onze Kunst. Jaargang 22
(1925)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
Een borstbeeld van Godecharle ‘la belle Angélique’In de galerij van beeldhouwwerk, in het Museum te Brussel, bevindt zich een vrouwenborstbeeld (nr. 182), geteekend Godecharle, waaruit al de schitterende eigenschappen van den kunstenaar spreken. Aangaande het voorgestelde model, bezitten wij slechts een onzekere aanwijzing verschaft door Léon Gauchez in 1889: ‘C'est la grand'mère de notre compatrio'e Gustave Vaez, pseudonyme littéraire de G. van Nieuwenhuyzen (1812-1862) auteur de livrets d'opéra, notamment Don Pasquale, opérabouffe de Donizetti’ (Archief van het Museum). We waren een oogenblik geneigd dezelfde vrouw te herkennen, in een voortreffelijk beeld van gebakken aarde, in de verzameling van Pierre Descamps, in het kasteel van Grimonster (Luik). Ik ben zoo gelukkig hier een onbekend werk te publiceeren van onzen grooien beeldhouwer ‘également digne du ciseau de Houdon et de Pajou’, maar ik acht het geraadzaam, ondanks sommige overeenstemmingen, het voorloopig niet uitdrukkelijk met dit van het Museum te vergelijkenGa naar voetnoot(1). Een eigenaardige familieoverlevering gaat ons toelaten bijna zeker het borstbeeld van den hr. Descamps te identificeren. De vroegere bezitter hield dit beeld van gebakken aarde van zijn grootvader langs moeders zijde, den Brusselschen schilder Ange François, geboren in 1800, eigen zoon van Pierre-Joseph-Célestin François (1759-1851) evenals hijzelf vergeten in de reserven van onze musea! François, leerling van Lens, en een van de meesters van Navez, was de vriend van den beeldhouwer Godecharle - die hem het borstbeeld ten geschenke gaf - en ook van de beroemde tooneelspeelster Angélique d'Hannetaire. De belle Angélique was de meter van zijn zoon Ange François en het | |
[pagina 121]
| |
GODECHARLE: Borstbeeld van Mej. Angélique d'Hannetaire.
(Verz. P. Descamps, Brussel). | |
[pagina 122]
| |
is als herinnering aan haar dat de voornamen Ange en Angéline werden overgeleverd tot het hedendaagsche geslacht. Ziedaar zeker een zeer sterk vermoeden ten voordeele van de identiteit van het model. We meenen dus hier de dochter te herkennen van den beroemden tooneelspeler Servandonid-d'Hannetaire ‘ancien directeur des spectacles de la Cour de Bruxelles et pensionnaire de S.A.R. le prince Charles de Lorraine’. Elders heeft men het avontuurlijk leven verteld van Servandoni-d'HannetaireGa naar voetnoot(1), schrijver van een zeer vermakelijk boek, Observations sur l'art du comédien et sur d'autres objets concernant cette profession en général. De ‘drie Graciën’ scharen zich rond deze quasi-legendarische illustratie van ons tooneel tijdens de xviiie eeuw: zijn dochters, EugénieGa naar voetnoot(2), kamermeid, aan wie de galante prins de Ligne zijn Lettres sur les spectaclesGa naar voetnoot(3) opdroeg, en Angélique, die de eerste verliefde rollen speelde ‘à part entière’ volgens l'Etat des comédiens ordinaires de S.A.R.; Rosalide, verwante en leerling van ‘baron de Haeren’, voltooit de drievuldigheid. Een vierde, Victoire, dochter van Rosalide, vervangt weldra deze laatste: ‘Car Mlle Rosalide, ayant extrêmement gagné de l'embonpoint, ne peut plus jouer, ainsi qu'elle en convient, que les reines, les mères nobles et quelques forts premiers rôles.’ Maar ik verwijs u naar het werk van Fred. Faber en naar de voortreffelijke studie van M. Arthur Cosyns! Onthouden we dat de oude comediant ‘Possesseur d'un jardin payé du prix du crime’ er een beeld wilde oprichten van zijn beschermer Karel van Lorreinen; aan de hoeken van het voetstuk moesten de muzen Melpomena, Thalia, Euterpe en Terpsichore voorgesteld worden. ‘Que veut-on, leest men in een pamflet, substituer à ces quatre divinités, compagnes inséparables de S.A.R.? Une Rosalide, nymphe poulinière qui n'est assez chaste pour représenter une Muse, une Eugénie, une Victoire et une Angélique, disposées par la nature et par leur état à ne jamais démentir les vertus de la familie!’ Een epigram, toegeschreven aan den tooneelspeler Garrick, voegt er nog bij: Et votre place enfin, filles de la Luxure, | |
[pagina 123]
| |
Inderdaad ‘d'Hannetaire tenait chez lui une petite cour où se réunissaient tous les adorateurs de ses filles; et il se servait du théâtre comme d'un piédestal, pour faire valoir ces dernières au détriment des autres somédiens de la troupe’. Zekere opmerkingen van de geslachtofferden zijn sappig: ‘... que les intrigues des filles de M. d'Hannetaire ont causé pareils déagréments aux acteurs qu'elles ont disgrâciés; de là sont venues les cabales, pour lesquels elles ont employees (sic) le crédit de leur amants - tel entre autres, qui a fait tant de bruit pour la tragédie où Mlle Angélique a joué le rôle d'Andromaque - étant bien assurées (comme elles s'en sont vantées publiquement plusieurs fois) qu'au moyen de leurs protections, de leurs intrigues, elles se tireroient toujours d'affaire...’ En verder: ‘Jamais M. d'Hannetaire ma voulu permettre qu'on engageât une femme à talents pour jouer les jeunes premiers rôles, dans la crainte de porter ombrage à sa fille Angélique’Ga naar voetnoot(1). GODECHARLE: Vrouwenborstbeeld.
(Museum van Brussel). Onze mooie zondares verwekte alzoo veel afgunstGa naar voetnoot(2). De maarschalk prins de Ligne, geraffineerd liefhebber van het tooneel en groot bewonderaar van het talent van Angélique d'Hannetaire, ‘qui lui était même quel- | |
[pagina 124]
| |
que chose de plus’, spreekt over haar in zijn Lettre à Eugénie sur les spectacles (1774). ‘Votre charmante soeur fait l'ornement du spectacle. Ses dons enchanteurs, sa méthode à présent et son goût lui attirent la plus brillante réputation. Sa négligence même a des grâces; et avec son air honnête et distingué, elle fait un grand tort à toutes ces actrices qui jouent, chantent et mâchent tout, qui s'avancent avec la cadence du grand opéra, qui font des bras partout - de Prins vreest geen technische termen! - et qui ont l'air de ne chanter que pour le parterre... La douleur d'Angélique l'embellit encore s'il est possible; et je l'aime autant désolée dans Louise, du Déserteur, que très gaie el malicieuse sans indécence dans Colombine, du Tableau parlant’. Is zulk een lof niet gansch doortrokken van den geest van het Oud Regiem? Slaan we een dagblad op van den tijd naar aanleiding van La belle Arsène ‘opéra-féerie’ van Favart en Mousigny: ‘Le rôle d'Arsène, chanté et joué par Mlle Angélique, avec toute la noblesse, les grâces et l'intelligence qu'exigent les sentiments contrastés qu'elle éprouve, et rendus encore plus touchants par un organe aussi brillant et aussi léger que sensible, a réuni tous les suffrages en faveur d'une actrice dont les progrès, surtout depuis deux ans, semblaient même avant ce jour avoir rempli les voeux des plus délicats connaisseurs’. Hoe vriendelijk waren toen de journalisten, en hoe bloemig was de kritiek! De prins de Ligne, trouwe bezoeker van het kasteel van Haeren, stond steeds op den eersten rang van deze ‘délicats connaisseurs’. Na den bijval dien Angélique behaalde in Les Mariages Samnites van Grétry, gaf de ‘Prince Charmant’ haar de gelegenheid om zich te doen gelden, door om harentwille het libretto te schrijven van Céphalide ou les autres Mariages Samnites; welk een bekoorlijk verouderde titel! Het is het glanspunt van Angélique's loopbaan. Aangaande de vertrouwelijkheid van Charles-Lamoral met de tooneelspeelster, herinnert de hr. H. De BackerGa naar voetnoot(1) dat op 17 Juli 1780, Leygeb, Duitsch secretaris van den prins, schrijft aan den hr. Van den Broeck, eersten opzichter te Beloeil, dat ‘teruggekeerd van Amsterdam, Mejuffer Angélique het kasteel van Silly zal betrekken en vraagt het in orde te brengen’. Alzoo, van bijval tot bijval, waarin we haar niet zullen volgen, bereikt la belle Angélique den leeftijd, die zelfs de meest gevierde tooneelspeelsters niet spaart. De gunstelinge van den ‘Prince Charmant’ verdwijnt in het duister! We lezen in L'Oracle van Brussel, op 27 Mei 1822, vijf-en veertig jaar | |
[pagina 125]
| |
na Les autres Mariages Samnites: ‘Mlle Angélique Dennetaire vient de terminer sa carrière à Paris. Fille du directeur du théâtre de Bruxelles sous le gouvernement autrichien, cette actrice a fait longtemps les délices des habitans de cette capitale. Dans ce temps Larive brillait ici, ainsi que Dazincourt; le premier avait épousé une de ses soeurs (Eugénie), Mlle Angélique Dennetaire était connue par les grâces de son esprit, sa bienfaisance et par ses longues liaisons avec le célèbre prince de Ligne, mort à Vienne en 1814. Depuis longtemps fixée à Paris, sa maison était ouverte à tous les Belges qui s'y présentaient; plus d'une fois, elle leur a rendu des services qui honorent la bonté de son caractère. Aujourd'hui que l'on prodigue des notices nécrologiques aussi pompeuses que ridicules aux êtres le plus insignifiants, nous pensons qu'une fleur jetée sur la tombe de Mlle Angélique Dennetaire ne paraîtra pas déplacée’. En, terwijl wij deze bloem werpen, beschouwen we het bekoorlijke borstbeeld waarin iets van den geest der xviiie eeuw blijft voortleven. In dit gelaat met zijn wipneusje, meer pikant dan wel mooi, begroeten wij de Belgische mededingster van Adrienne Lecouvreur en van Mlle Clairon. Pierre Bautier. |
|