Onze Kunst. Jaargang 22
(1925)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
Een schilderij van Pieter Coeck van AelstIn zijn grondige studie over Barend van OrleyGa naar voetnoot(1) bespreekt Friedländer de bedrijvigheid van dezen meester voor de Brusselsche tapijtweverij en veronderstelt dat men voorzichtig moet zijn bij de toeschrijving, daar Felibien spreekt van een zekeren Tons die aan de ‘Jachten’ zou meegewerkt hebben en buitendien terzelfdertijd gewaagt van het leerlingschap van Pieter Coeck van Aelst. Friedlander heeft intusschen het werk van Pieter Coeck zelf behandeld en twee schilderijen van den meester aangeduid: het Avondmaal van 1527 dat in talrijke exemplaren en replieken bewaard is gebleven en het Afscheid van Christus aan Maria te GlasgowGa naar voetnoot(2). Beide schilderijen vertoonen den maniëristenstijl van den overgang tusschen het eerste en het tweede vierde der eeuw, zooals die zich ook vertoont in de jeugdwerken van van Orley en zijn volgelingen, zooals Jan Coninxloo, Pieter Coeck's zwager door zijn eerste huwelijk. Uit den tijd zijner latere werkzaamheid heeft Friedländer geen andere schilderijen van den kunstenaar aangeduid. Het Kunsthistorisch Museum te Weenen bewaart een schilderij dat doorgaat als een werk van een onbekend leerling van van Orley en als zoodanig ook door Baldass uitgegeven werdGa naar voetnoot(3). Het stelt voor de rust tijdens de vlucht naar Egypte, met het dorp Etterbeek bij Brussel als landschap op den achtergrond, zooals het oude inventaris van den Aartshertog Leopold Wilhelm vermeldt. De Heilige Familie heeft zich op haar reis ter ruste neergezet op een hoogte voor het dorp, door een boom bekroond. Tegen het zwartbruin der aarde en het olijfbruin van het gras staan de sterke kleuren der groep: de Madona in donker groenblauw, het onderlijf met een lichtblauwen mantel omhuld; Jozef in ultramarijn met karmijnrooden mantel (in de lichtpartijen zijn de mantels bijna wit uitgewasschen). De tint der | |
[pagina 115]
| |
PIETER COECK VAN AELST: De Rust op de Vlucht naar Egypte.
(Kunsthistorisch Museum, Weenen). | |
[pagina 116]
| |
Madonna en van het kind is bleekrose met blauwige schaduwen, die van Jozef bruinachtig. Het landschap is in wazige tonen gehouden. Langsheen den licht grauwbruinen weg bevindt zich een rij rose trapgevelhuizen. Olijfkleurige weiden en boomen omsluiten de lichtblauwe spiegelvlakte van vijvers. Het lichtblauw van het water vervloeit in de verte in den toon van het landschap, waarover zich de hemel spant in nog bleeker blauw, door geelachtig rose wolken doortrokken. De boom in het midden zet met een donker bruingroen den toon van de helling in de lichte streek voort. PIETER COECK VAN AELST: Paulus predikt voor de vrouwen van Philippi (wandtapijt).
(Weenen). Het landschap is niet heelemaal de vinding van den schilder. Het ont- | |
[pagina 117]
| |
stond naar het voorbeeld van een der teekeningen van van Orley voor de jachttapijten in het Louvre. De leerling heeft het hier voor zijn eigen werk aangewend. Dat deze leerling Pieter Coeck van Aalst is, laat zich op grond van stijlkritische vergelijking vaststellen. PIETER COECK VAN AELST: Paulus vòor Agrippa, (wandtapijt). (Weenen).
De beide bekende schilderijen van Pieter Coeck geven ons geene of slechts zeer geringe vergelijkingspunten, die alleen door den stijloorsprong van van Orley bepaald worden. We moeten ons houden aan de latere werken van den kunstenaar, welke al onder den invloed staan der laatste rafaëleske phase in van Orley's kunst: nl. de wandtapijten. En daar vinden we overeenkomsten, die buiten de perken vallen van de algemeene overeenkomsten van den van Orley-stijl. Wij beginnen met de reeks uit de geschiedenis van PaulusGa naar voetnoot(1). Paulus | |
[pagina 118]
| |
predikt voor de vrouwen van Philippi: De uitgestrekte rechterhand van den jongeling links (die in het karton de linkerhand was) komt volkomen overeen met de linkerhand van Jozef. De lichaamshouding van den kleinen jongen rechts is dezelfde als die van het Christuskind. Paulus voor Agrippa: De voor Pieter Coeck zoo karakteristieke houding van de hand met uitgespreide vingers, waarbij de derde en de vierde vinger aan elkaar gesloten zijn, komt hier op vele plaatsen voor (namelijk op het geteekende ontwerp in de Albertina). De H. Paulus wordt onthoofd: Men vergelijke den met wilden wingerd omrankten, knoestigen boomstam links met dien van het schilderij. Ook in de volgende serie der DoodzondenGa naar voetnoot(1) zijn er overeenkomsten. Men vergelijke het profiel der Madonna met dat van de vrouwen aan den linkerkant van den wagen op Hoogmoed en Luiheid. Het Weensche schilderij vertoont echter de meeste overeenkomsten met de rijpste der tapijtreeksen welke Pieter Coeck's lateren stijl op de zuiverste wijze belichaamt; nl. met de Josua-reeksGa naar voetnoot(2). Het romantische maniërisme komt hierin het sterkst op den voorgrond. De lichamen worden lang uitgerokken of sterk samengedrukt, zoodat ze er misvormd uitzien. In het Oversteken van den Jordaan en in de Afvaardiging der Gibeoniten zitten de hoofden soms zonder hals tusschen de schouders. Hetzelfde is het geval hij Jozef met zijn eng samengedraaid lichaam, wiens met breede mantelplooien omhangen bovenlijf bijzonder goed te vergelijken is met de figuren van de afgezanten der Gibeoniten. De ruimteverdeeling van het schilderij, door een afgezonderden, op een hoogte staanden boom, (deze samenstelling stamt van van Orley), komt bijna op alle stukken voor en wel, bijzonder opvallend, op de schilderijen met figurengroepen als basis, waarin de breed neerzittende vrouwengestalte (zooals er ook eene voorkomt op blad 2 der Turkenhoutsneden, links) een bijzondere rol vervult (zooals op de Val van Jericho, de Straf van Acham, de Terechtstelling der vijandige Koningen). Het kapsel der Madonna met gekruiste vlechten komt voor bij de vrouwengestalten aan den rechterrand van den Doortocht en van den Laatsten Landdag. Het vergelijken van details kan overal voortgezet worden. Van meer belang dan deze bijzonderheden is de onverbroken stijlovereenstemming in het algemeen uitzicht van het schilderij met de compositie van de Josuareeks, voor zoover een idyllisch landschap kan vergeleken worden met een dramatisch verhaal. Stamt ook het landschap gedeeltelijk van van Orley af, toch | |
[pagina 119]
| |
is zijn rol in het schilderij een gansch nieuwe. Het heeft de bovenhand verkregen, het diepe uitzicht op het vijverlandschap breidt zich uit met een vrijheid en in een diepte welke als 't ware Bruegel doen voorvoelen. En we hebben alle reden om aan te nemen dat de groote kunstenaar ook op dit gebied van zijn meester vele aanwijzingen ontving.
Otto Benesch. |
|