als aangrijpend; even uitbundig en woest als teeder en wijd; 't gevoel is even eenvoudig, monotoon zou ik met eerbied willen schrijven, als diep en onverwoestbaar. Het intellect, dat met vast-geworden waarheden omgaat kan deze verwringen, tot stervens toe verijlen, tot brute zwaarte toe vergroven of verdichten. Het kan ze van 't leven afbreken, en bitterlijk versieren met kille, doode kralen... Het bizarre is een spel, niet overeenkomstig de natuur, al is 't overeenkomstig een persoon, het is een geestelijk spel, een voornemen en onwil, in plaats van een meegaan en een willigheid. Het kan een langzame koppigheid zijn, een ontoeschielelijkheid door theorieën, een koppig voornemen, dat berust op een eigenaardigen dwang van den geest, die van wensch tot wil kan worden.
Ge zoudt de ongewone houtsneden en drogenaalden van Mejuffrouw Wichers Wierdsma gedeeltelijk kunnen zien als voortbrengselen van een ongewone stijfhoofdigheid om alles in het platte vlak te willen houden, en ge zoudt niet onjuist kunnen constateeren, dat zij dit met Duitschen ernst en Duitsche onophoudelijkheid heeft toegepast. Maar was haar werk niets anders, dan zou ik aarzelen het te bespreken, en het zou misschien terzijde gelegd kunnen worden bij de vele kunstcadavers, die, jammer genoeg, niet allen op de juiste plaats worden gedeponeerd. Maar er is in deze wilsuitingen, die haar werk zijn, gelukkig nog iets anders. Het is een phantaisie, wie het niet aan deftigheid van zwart-en-wit ontbreekt. En deze phantasie geeft haar verwringingen ('t geestelijk-gewilde) haar voorstellingen van dieren, die als machines zijn (in hun geledingen voelt ge 't machinale) een onstuimigheid in de compositie, zooals ge die eveneens ziet in haar Motorrijder, die, de baarlijke dood, langs den weg schiet als een bruut fel monster. In haar paalhoofden, te Domburg gezien, evenals in de zeer vlak-gehouden litho de Zonnebloemen heeft het zwart een stille geschakeerde sterkte, die een der bekoringen daarvan is, evenals bij deze zonnebloemen dat de zware teekening van den stengel blijft. En deze phantaisie maakt door haar kracht (ge voelt dààr het bloed door) ook de paarden, die zij teekende, te waardeeren. Ze zijn minder buitensporig dan de groote houtsnede met de visschenoogen, waar het geheel lijkt op een vreemde volle sterrennacht met meteoren en krinkels en blaasjes opstijgend water tegelijk, maar ze zijn toch vreemd, door d'overdreven zwaarte van de pooten, met hun licht op den romp als van een berstende bom, en met den wreeden adem uit hun neus.
Er is nog iets merkwaardigs in al dit werk. Het is noch mannelijk noch vrouwelijk - het is als van een derde geslacht, dat beide zou hebben vereend tot een nieuw doel, en dat zich het beste orienteerde in Vlak-land, waar alles vlak maar niet arm was, waar een dier een machien leek, en waar ongewone gebeurtenissen zich voltrokken als een visch zijn oogen liet star-