| |
| |
| |
| |
De basiliek van Albert van Huffel
Te Brussel, te Antwerpen, te Gent wordt de maquette tentoongesteld van de Nationale Basiliek van het H. Hart, welke te Brussel op de hoogte van Koekelberg zal worden opgericht. Het werk verwierf op de internationale tentoonstelling voor Nijverheidskunst te Parijs een ‘grooten prijs’, hoogste onderscheiding. Het ontwerp van architekt Albert van Huffel van Gent, heeft, niet zonder pijnlijken tegenstand, het vooroorlogsch opzet van architekt Langerock vervangen. De ontzaglijke onkosten voor het voltooien van dit eerste gothisch opgevat ontwerp en de rechtmatige wensch waarbij de nationale basiliek een kunstuiting zou zijn van onzen tijd en niet van een heerlijk doch dood verleden, drongen dit nieuwe plan op. 't Is bepaald gelukkig, want wie het plan, zonder vooroordeel oprecht instudeert, bevindt al dadelijk dat hier, zonder met eerbiedwaardige traditiën af te breken, aan de vooropgestelde vereischten uitstekend is voldaan en dat deze basiliek, wat den vorm, de versiering en het bouwmateriaal betreft, een brok flink werk van moderne kunst mag heeten.
De basiliek breekt niet af met de traditie van den katholieken kerkbouw. Bij den eersten aanblik valt het op dat het hier geldt een vrucht, gerijpt bij eeuwenlange aanwinsten. Elke groote kunststrooming van 't verleden bracht hier zijn aandeel bij. De basiliek der christelijke oudheid herkent men duidelijk in de hooge, breede en diepe middenbeuk met lichtglooiend zadelzak en gedrukten puntgevel; met lagere zijbeuken en emporen. De romaansche kunst stak een breeden kruisbeuk in, wiens armen afgerond zijn in den vorm van een trans als in de kathedraal te Doornik. Tevens bracht zij aan: den normandischen westergevel, het diepe tongewelf en de krocht der relieken onder 't koor. De gothische kunst rekte het koor uit en stelde zijn bouwkundige princiepen ten dienste: het streng organische van bouw en versiering, de logische verhouding tusschen druk- en steunkrachten, het rythmisch spel in de steunmuren, de breede lichtvensters met vertikale
| |
| |
ALB. VAN HUFFEL: Nationale Basiliek van het H. Hart.
(Grondplans).
| |
| |
indeeling, eindelijk de mooie wisseling van diepe ontlastingsbogen en fialen tot buitenbekroning van de middelbeuk. De algemeene silhouette is die der renaissance kerk met geveltorens en bueeden koepel op de viering. De machttige dom ideale betrachting van schier elke kunstherleving, is hier, den heelen bouw beheerschend, op de viering geplant en zijn zwellende lijn komt als een leitmotief terug, in steeds minder gehalte, bij de halfronde afsluiting van de kruisarmen, op de slotkapel van de zijbeuken, tot bekroning van torens en domlantaarn, ja, als helm bovenop de fiaaltjes der daklijst, en verleent daardoor, aan heel den uiterlijken bouw een harmonieuze golving, net zooals het spel van koepels en halfkoepels het doet in de binnenruimte der Aya Sophia.
Uiterst doelmatig zijn al die traditioneele elementen hier saamgebracht. Geen fabelachtige som, vooreerst, zal tot den opbouw vereischt zijn, al heeft de basiliek een echt monumentaal uitzicht. Prijkend op de hoogte van Koekelberg, zal 't een waardig symbool zijn van godvruchtige dankbaarheid. Doch de binnenruimte is niet aan de praal van 't uiterlijke opgeofferd zooals dit o.m. het geval is bij 't gerechtshof van Brussel, waar de lokalen vernepen aandoen onder zoo'n kolossale massa, en waar een al te groote hoofdingang een vreeselijke breuk maakt in het geheel en de grootschheid van den dom komt verminderen; - zooals het insgelijks het geval was bij 't eerste ontwerp voor de basiliek, waar een enge middelbeuk tusschen een aantal zware torens was versmacht.
Heel de bouw is hier op het voltrekken van grootsche godsdienstplechtigheden berekend. Middelbeuk en kruisarmen bieden vier groote ruimten aan van 18 m, 60 breedte. Rondom heel de kerk loopt dan nog een tribune die tusschen de pijlers eenigszins vooruitspringt in de middelbeuk, zoodat de aanwezigen van alle zijden het hoogaltaar kunnen zien. Te midden in den bouw rijst het altaar op, juist onder den koepel. Daardoor krijgt deze zijn rechte beteekenis: een reusachtig ciborium dat, hoog boven het kleine ciborium, de heilige geheimen eerbiedig-beschermend overwelft. Bij 't intreden van de kerk, langs het vóórportaal, ziet men, tusschenin de zuilen van het ciborium, het beeld van het H. Hart dat boven het H. Sacramentsaltaar in de apsis van de beuk is opgesteld. Immers, bij minder belangrijke plechtigheden maakt dit laatste gedeelte van de beuk een afzonderlijke kerk uit, wier altaar van een eigenaardigen koortrans is omgeven, gevormd door de galerij die onder de welving van de middelbeuk doorloopt. In den rondgang geven sakristie en bijhoorigheden uit. Ze zijn in den bouw zoodanig begrepen, dat ze het monumentale van 't buitenzicht niet schaden. Van dien gang dus vertrekt, bij feestelijke plechtigheden, de stoet der geestelijken. Hij treedt statig vooruit langsheen de zijbeuk, die eigenlijk een gang is, schrijdt dwarsdoor
| |
| |
de pijlers, welke den koepel schragen, en doet zoo de ronde van de kerk, door aller blikken gevolgd; want de zijbeuk is drie trappen hooger dan de vloering van 't schip.
ALB. VAN HUFFEL: Nationale Basiliek van het H. Hart.
(Zijgevel).
Geringer plechtigheden vinden een geschikte plaats, buiten het reeds vermelde sacramentskoor, 't zij in de beide kapellen van de kruisbeuk, 't zij in de koepelvormige kapellen, van O.-L.-Vrouw en van St-Jozef, waarop de zijbeuken uitgeven. Door het toevoegen dezer laatste kapellen, mist het hoogkoor zijn haast-natuurlijken trans. Doch, dit wordt ruimschoots vergoed, doordat die kapellen een veel fraaier afsluiting vormen dan de gebroken lijnen der zwenking van een rondgang. De devote ziel kan, bovendien, beter hare meer intieme gevoelens lucht geven in de stille geheimenis der lage, wel afgeslotene kapelletjes rondom den kruisarm. Ze zijn voorbehouden aan de bijzondere vereering der patronen der negen provinciën van 't land en van de kolonie.
Tusschen de kruisarmen van het transept en het koor, dus aan beide zijden van het hoogaltaar, is de galerij doorgevoerd en vormt er een prachtig doksaal. Een dergelijk doksaal was ook achter het ciborium bedoeld als afsluiting der sacramentskapel. Daaronder was dan een soort ‘confessio’ geopend en dit wierp een heimelijk licht in de krocht. 't Was een zeer gelukkige vondst, temeer daar het ciborium, een weinig naar achter gebracht, stevig bij dit doksaal aansloot. In den hoek van den kruisarm is, rechts en links, een monumentale trap voorzien, welke tot de krocht en tot de galerijen leidt. Dichterbij een lift naar den dom toe. Twee tochtvrije en klaarverlichte, ruime
| |
[pagina t.o. 88]
[p. t.o. 88] | |
ALB. VAN HUFFEL: Nationale Basiliek van het H. Hart.
(Voorgevel).
| |
[pagina t.o. 89]
[p. t.o. 89] | |
ALB. VAN HUFFEL: Nationale Basiliek van het H. Hart.
(Middenbeuk).
| |
| |
portalen geven toegang tot het sacramentskoor aan de overzijde van de kruisarmen.
Al de dependentiën (godsdienstscholen, lokalen voor misdienaars, verwarmingstoestellen, enz.) zijn in de ruime lokalen van den onderbouw, onder de groote apsis, aangebracht.
ALB. VAN HUFFEL: Nationale Basiliek van het H. Hart.
(Noord- en Westgevels).
Met het oog op de godsdienstige plechtigheden welke in de kerkruimte zullen verloopen, is dit plan dus uiterst praktisch bedacht. Doch ook op openluchtceremoniën is de bouw goed aangepast. Vóór de poorten van den westergevel (een hooge middelpoort voor processiekruis en vanen, twee kleinere, van gewone afmeting, voor het publiek) ontplooit zich een veelhoekig narthex. Daarboven is een breed terras, waarop het H. Misoffer kan voltrokken worden wanneer de ruime vlakte, welke in lichte glooiing naar de kerk opgaat, met dichte volksscharen zal overdekt zijn. Uitneembaar altaar en benoodigheden vinden plaats in een lokaal, onder het terras voorzien. In de zware zijwanden, naast het portaal, is een lift aangebracht, wijl onder het narthex een doorrij, autostelplaats en dienstgangen zijn ingeruimd. Meer nog: hoog rondom den dom loopt een zes meter breede galerij welke uitgeeft op de terrassen boven de vier hoektorens: van daar hoog kan, over al de graven onzer gesneuvelden, 't land dóór verspreid, de zegening worden gegeven.
Reeds door zijn strenge doelmatigheid voldoet deze bouw aan een hoofdvereischte onzer moderne bouwkunde. Even modern is hij in het aanwenden van het bouwmateriaal. Baksteen van verschillende tinten, meest toch gele baksteen in den aard van dien der zeekust, met, waar het behoort, lichtkleurigen hardsteen, zijn 't materiaal van wanden, bogen, steunmuren en gewelfvakken, ook van den onderbouw van den koepel en van de buitenromp van den dom-trommel. De lichtere pijlers, gewelfbogen en koepels zijn uit gewapend beton. De lichte trapzalen en vooral de doorluchtige galerijen onder den koepel zijn alleen in een betonnen constructie denkbaar. Gekoppeld,
| |
| |
worden terra-cotta en beton gebruikt: ze vullen elkander aan. In fraaie terra-cotta kluistering, met dofgrijze en oud-koperen emailtinten gekleurd, wordt het gewapend beton gegoten als in een bestendig formeel. Dit eenvoudige en heel nieuwe bouwelement zal den inwendigen bouw een ongemeenen luister bijzetten en dit zonder bepleistering of beschildering. Buiten zullen bak- en hardsteen in éenzelfde kleurharmonie bewaard, samen met de marmerachtige plint een afwisselend en tevens rustig geheel uitmaken, wijl de beeldhouwkundige versiering een delikaat onderstrepen zijn zal van de bouwkundige lijnen. Ondiep beeldhouwwerk, streng architektonisch begrepen, komt immers vóór: op het hoogveld der gevels, op de borstwering van 't narthex, onder de kroonlijst der koepeltorens.
ALB. VAN HUFFEL: Nationale Basiliek van het H. Hart.
(Voorgevel).
In den groolen binnenkoepel vooral kan het moderne bouwmateriaal een overheerlijk resultaat bereiken: vier zware baksteenen pijlers sluiten met hunne breede zegebogen saam tot een stevigen vierkanten blok, even machtig afgeteekend buiten de kerk en erbinnen. Daarop is de betonbouw van den koepel neergezet. Langs buiten, drummen tegenaan den massalen trommel vier twaalfkantige hoektorens, vrij zichtbaar van uit den bodem een prachtige vinding, waardoor de koepel den heelen bouw met stevige greep vastklampt en tot een gebonden geheel samenduwt. Als mooie schaduwlijnen, wisselen de loodrechte hoeklisenen dier torens af met de gladde welving van den trommel. De statige beeldenrij, welke tusschen die lisenen de wacht optrekt, sluit aan bij den krans der hooge tweelingsvensters. Binnen in den koepel teekenen deze vensters, onder een lichte en lieflijke galerij, door betonpijlertjes onderschraagd, eene eerste lichtkroon af. De glans ervan wordt weerkaatst door een waaiervormig emailgewelf. Langs buiten geeft een lichte galerij uit op het terras, dat zich ontwikkelt boven den krans der tweelingsvensters. Deze galerij teekent rondom den aanzet van den dom een sterken kraag van diepe schaduwvlekken. Erdoorheen valt een tweede lichtkroon in de binnenruimte. Buiten rijst nu de welving van den dom, uit een delikaat hardsteenen kraagje, hoog de lucht in. Deze welving, door den kunstenaar liefdevol afgelijnd zonder kompas, komt van verre wat al te ge- | |
| |
zwollen voor, doch van beneden aanschouwd, herinnert ze de plechtige en tevens zoo vaderlijk-goedaardige silhouette van St-Pietersdom. De twee derden dier welving zijn met koperplaten, de kruin is met vakken van gewapend glas bedekt. Daardoorheen glanst, van heel hoog, een derde lichtkroon door de binnenruimte. Deze drie lichtkronen, opvolgentlijk in citroengele, smaragdgroene en scharlaken-roode kleur, met violet-blauwe en gulden tinten vermengd, zullen ongetwijfeld een tooverachtige lichtspeling werpen op het
afwisselend kleurenspel der terra-cotta-wanden.
ALB. VAN HUFFEL: Nationale Basiliek vim het H. Hart.
(Koorgevel).
Heel dit haast-oostersch bovenstel van lichte galerijen en vensterkransen in eene drieledige koepelwelving wegsmeltend, is een op zichzelf staande betonconstructie, vrij van den baksteenen buitentrommel en op den stoeren onderbouw neergezet, ervan gescheiden tevens door middel van driehoekige hoektrompen, als overgang van het vierkante naar het zestienhoekige. De koepel rust dus op deze hoeken als op pikkels. We zijn zoozeer gewend geraakt aan de gewelfvormige, hangende segmenten, waarmede de renaissance van 't vierkante naar 't cylindervormige overgaat, dat we, bij den eersten aanblik, het hier gebruikte systeem wat kwetsend, wat al te scherp afbrekend vinden. Toch moet men bekennen dat die renaissance segmenten zich voordoen als een slappe, onaangename inpleistering die allen steun mist en dreigt eruit te zullen vallen. Hier is niets gedoken, maar de rede alleen heeft den vorm geschapen.
Men heeft de vrees uitgedrukt dat de koepel welke boven den trommel 24 m. doormeter telt en vanonder slechts 21 m., niet voldoende zal zichtbaar zijn van uit het schip. Doch een blik binnen in de maquette kan ons ten volle gerust stellen. Een indruk van groote ruimte wordt door die verwijding bekomen, gelukkige tegenstelling met den kokervormigen binnenkoepel, van de nieuwe St-Bavo te Haarlem b.v.
Over de rondloopende galerij kan wellicht meer dan een twijfel geopperd worden. De verontschuldiging van den architect is dat ze deel uitmaakte van het opgegeven, lastige programma. Zooals ze begrepen is, op
| |
| |
zichzelf staande en volledig, zal die doorgaande horizontale lijn een onderlinge verbinding geven aan de heele binnen-architectuur. 't Is een nieuwe en wellicht gelukkige ingeving. Zal de bundel zware diensten waarop de galerij rust, en in wier rijke terra-cotta-dracht de voeting der vierkante pijlers zich gaat verliezen, de rustige stevigheid dier stoere pijlers niet breken of verzwakken? 't Is waar, die pijlers moeten aangedijkt worden omdat ze vanonder den bijgevoegden last der galerijen ontvangen. De koepelvormige toppen van 't voorste dienstenkoppel breken bepaald de anders te fel uitspringende lijn van de galerij, doch liever had ik daartoe ook een architektonisch opgevat, beeldhouwkundig element zien gebruiken. In elk geval blijft dit systeem van galerijen een eigenaardige ontwikkeling van het doksaal en het zal met het heerlijk ciborium, in goudkleurig terra-cotta, harmonieeren.
Nog een woord over den uitwendigen aanblik van het heele monument. Van vóór bekeken, vormt het een statig en rustig geheel. Van den dom daalt de lijn in afwisselend rythme neer langs de zijtorens, den puntgevel van den kruisbeuk en glijdt langs de halfkoepels om, als in een laatsten mantelplooi, om het kegelvormige dak van de lage straalkapellen uit te sterven. Grootsch en waardig rijst de westergevel. De massale onderbouw der torens sluit stevig aan bij den diepen rondboog van 't ruime middelvenster. Wie aan den westergevel der gothische kathedraal denkt, zal wellicht den hoeksprong tusschen vierkanten onderbouw en twaalfhoekige geleding van de torens te groot vinden. Doch niet de torens, maar de dom is 't hoofdmotief en wel met opzet heeft de kunstenaar de slanke torencylinders als twee kaarsen vooraan den bouw, op een stevige basis geplant.
Ook het narthex schijnt van dichtbij storend te werken - het duikt het bovenvenster en de pijlers schijnen wat al te gerokken. Van verre sluit het toch aan bij de lijn van de zijbeuken waarvan de twee zware drummers als de inzet zijn. Waaiervormig staat het open van alle zijden alsof het, gul, de toestroomende menigte wou ontvangen. De bekroning ervan is hoogst verdienstelijk.
Ondanks de enkele betwistbare bijzonderheden, moeten wij met vreugde al het mooie begroeten dat deze nationale basiliek belooft ons te geven. Van uit zuiver esthetisch standpunt beschouwd, is het werk van Albert van Huffel een prestatie van zeer hooge beteekenis voor de ontwikkeling onzer moderne Belgische architectuur.
December 1925.
August Nobels.
|
|