Onze Kunst. Jaargang 22
(1925)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Boeken & tijdschriftenA.J.J. Delen. - Rik Wouters, zijn leven, zijn werk, zijn einde. - (L. Opdebeek, Antwerpen, 1922).De beeldhouwer - schilder Rik Wouters verdiende, zoo iemand, dit boek, want zelden vonden wij zooveel spanning, met zooveel zwier, vereend; zelden een zóó levenden bouw der volumina, een soms zoo teederen uitdruk van een gezicht, en zelden een zóó geschakeerden rijkdom (toch betoomd) van kleur als hier in schilderijen en in de nu en dan in snelschrift neergeschreven aquarellen etc. Het levende werk van Rik Wouters moest ten eerste als levend worden erkend. Dat deed Vermeylen in zijn Inleiding en Delen, de kritikus, in zijn beschouwingen over dezen Mechelaar, daar in '82 geboren, zoon van een houtbeeldhouwer (in wiens geslacht beeldhouwen al eeuwen het werk was). De schrijver volgt den beeldhouwer naar Brussel, waar Rik Wouters, zeventien jaar oud, heen gaat, en in 1902 zijn vrouw ontmoet, steeds zijn model. Hij beeldhouwt en schildert te Watermael; trekt in 1905 naar Mechelen, maar daar het dit jonge paar er te benauwd bleek, trekt het terug naar Brussel. De ziekte van zijn vrouw doet hen in 1907 verhuizen naar Boschvoorde. Op een tentoonstelling wordt hij gewaardeerd; hij maakt het Zotte geweld, De Huiselijke Zorgen. Giroux begint hem te steunen; de geldzorgen houden op. In zijn huis vindt ge photo's naar Cézanne en naar El Greco. Rik Wouters werkt onophoudelijk, reist weinig; in Parijs wordt Cézanne zijn bewondering, en El Greco wekte den altijd in hem ageerenden, spontanen geestdrift. In 1912 heeft hij zijn eerste groote tentoonstelling. Dan volgt in het boek een beschouwing over de kunst-uitingen, die de Moderne hebben voorbereid, of die uiting zelf waren, om Rik Wouters, als James Ensor een vroegrijpe, daarin te plaatsen. De invloed van Ensor wordt bewezen; zijn kunst om een lichaam met atmosfeer te kunnen omgeven heeft Wouters nooit, nadat hij het van Ensor leerde, vergeten. Een ontwikkelingsgang wordt geschetst door Delen; Wouters' gang als schilder naar het open licht gekarakteriseerd; zijn beeldhouwkunst (Rodin's invloed) bewonderend geloofd (Ensor's portret). In 1914 stelt hij, Wouters, te Antwerpen ten toon; de oorlog komt. Hij wordt soldaat, en raakt na den val van Antwerpen in Holland, in Zeist. Hij aquarelleert veel; de ‘décoratieve invloed der Japanners spreekt duidelijk’. In Holland wordt zijn ziekte acuut (1915). hij moet geopereerd worden. Hij komt vrij uit het interneeringskamp; trekt naar Amsterdam, en werkt als een razende. Tentoonstellingen volgen, rijk aan welslagen, maar de ziekte neemt toe, en 11 Juli 1916 sterft Rik Wouters in het hospitaal te Amsterdam, na vele operaties zonder werkelijke baat. Dat is de inhoud van het boek, rijk gesierd met vele afbeeldingen; dat is de inhoud met koele woorden na-geschetst. Maar ik zou onvolledig zijn, zóó ik aan 't slot den toon van dit werk niet prees, want deze geeft de waarde aan dit werk: Delen's kritische natuur, soms tot het verbetene toe kritisch, werd hier warm van bewondering, eerbied en vriendschap. Plasschaert. | |
Achille Segard. - Jean Gossart dit Mabuse. - Bruxelles-Paris, éd. G. van Oest, 1924.- Het ontwerp van een Fransche monografie over Jan Gossaert | |
[pagina 87]
| |
van Mabuse, dagteekent reeds van 1911. Eclectisch historicus van Sodoma en Miss Mary Cassatt, was de heer Achille Ségard toen in geestdrift geraakt voor het heerlijk schilderij Aanbidding der Koningen, door de National Gallery aangekocht van de enen van Lord Carlisle. ‘Door de aanwinst van dit meesterstuk in het Londensche museum, steeg de naam van Mabuse plots tot op de hoogte der allergrootste’. En de uitgever Van Oest, die nooit afzijdig blijft wanneer het nationale kunst geldt, stemde toe tot de opname van het boek in zijn reeks over Nederlandsche kunstenaars. Te dien tijde doorsnuffelden wij in het museumarchief stapels fotografieën; de stof bleek groot en veelomvattend; men haalde er de Duitsche geleerdheid bij! Deze kwam weldra te voorschijn in den gedrongen tekst van dr. Ernest Weisz (Jan Gossart genannt Mabuse, Parchim i.M. 1912-1913). De Fransche schrijver moest er alleen wat lucht en gracie in brengen, - de bekoring van zijn beschrijvingen zou de zware toevoegsels der Mecklemburgsche thesis naar wensch parafrazeeren. Daarentegen schijnt de heer Ségard zich maar weinig te hebben ingelaten met de talrijke werken, sinds den oorlog verschenen, over den aanvang van het Italianisme in Vlaanderen; de dubbele uitgave van het ‘lapidaire’ handboek van Friedländer Von Eyck bis Bruegel (Berlijn 1916 en 1921), het degelijke werk van Sir Martin Conway The van Eycks and their followers (Londen 1921)Ga naar voetnoot(1), de nota's van Ludwig von Baldas en Friedrich WinklerGa naar voetnoot(2), de nieuwe eataloog der oude schilderkunst in het Museum te Brussel, waarin de heeren Fierens-Gevaert en Laes, in zulke beknopte termen de destijds betwiste toeschrijvingen herzien... De al te literaire uitwerking van zijn onderwerp brengt anderzijds den beminnelijken veelschrijver tot al te gewaagde veralgemeeningen over de twee uitzichten van liet Belgische genie! Een terugkeer tot versleten gemeenplaatsen is moeilijk te verantwoorden. ‘De positieve Waal, liefhebber van wijn en leute’, is dit niet een even banaal deuntje als het Vlaamsch realisme door zooveel critici misbruikt? Heel het hoofdstuk over het gebrek aan verbeelding is te dien opzichte zeer betwistbaar. En wat betreft den terugslag van de talen op de kunst, beroep ik mij liefst op het geleerde scepticisme van wijlen Verlant: niettegenstaande de polemieken die er het gevolg van waren, blijven de gevolgtrekkingen van zijn voordracht over het Waalsche aandeel in de schilderkunst van de xve en van de xvie eeuw (in de Tentoonstelling van Oude Henegouwsche Kunst te Charleroi, 1911) - een model. Kleine materieele vergissingen krioelen in het dikke boek: Filips de Schoone wordt de Goede; de zending van 1515 (en niet 1545) naar den koning van Denemarken (en niet van Portugal) die Christiaan II heette (en niet Christiaan IX). Het is de heer Joseph Destreé - verward met Jules - die den cataloog opmaakte van de verzameling Mayer van den Bergh te Antwerpen. Wij noemen doorgaans Leopold - Willem - en niet Wilhelm - den aartshertog gouverneur generaal van onze provinciën, verzamelaar van schilderijen voor het toekomstig museum van Weenen. Is het veroorloofd niets te weten over de schitterende herstelling te Brussel en vervolgens te Gent. in 1920, van het veelluik De Aanbidding van het Lam? Maar dit zijn slechts kleine terechtwijzingen. De bladzijden met de nauwgezette ontleding en met den vurigen lof van den schrijver over de onvergelijkbare pracht van de Aanbidding der Koningen te Londen, vormen het beste gedeelte van het boek. ‘Les Amis de l'Art en Belgique’ zullen zich nooit kunnen troosten over het verlies van zulk juweel, dat van 1605 tot 1781 de kapel van het Paleis te Brussel versierdeGa naar voetnoot(1). De Madonna, nog | |
[pagina 88]
| |
rechtstreeks geïnspireerd door onze Brugsche Primitieven, is getooid met de weelderige goudsmederij van de Antwerpsche Maniëristen der volgende periode: paradewerk, zonder werkelijk godsdienstig gevoel, en als zoodanig zeer kenschetsend voor dien dageraad der Renaissance, waarvan Gossaert de subtiele aarzelingen samenvatGa naar voetnoot(1). De gelijkenis van den Koning rechtstaande op het tweede plan met | |
[pagina 89]
| |
koning Christiaan II van DenemarkenGa naar voetnoot(1), gelijkenis opgemerkt door den heer Joseph Destrée, legt een zichtbaar verband tusschen het schilderij en het drieluik van het Museum Mayer van den Bergh, waarin de invloed van Gerard David nawerkt.
Fig. II. - GOSSART genaamd MABUSE: De koningin Esther.
(Prado-museum, te Madrid). De jonge Mabuse woonde waarschijnlijk te Brugge, verblijfplaats van zijn beschermer Carondelet. Men raadplege daaromtrent de studie van den heer L. von Baldass over de nachtelijke Geboorte waar de engelen doen denken aan die van Hugo van der Goes (Jaarboek der Weensche Musea), Het Gebed op den Olijfberg in het Museum van Berlijn, de Gekroonde Maagd van Carlsruhe (nu aan J. Provost gegeven), de kopijen door Isenbrant gemaakt naar het meesterwerk van Gossaert, het Malvagna-drieluik van | |
[pagina 90]
| |
PalermoGa naar voetnoot(1), - ziedaar even zoovele aanknoopingspunten met het Brugsche midden! Fig. III. - GOSSART genaamd MABUSE: De H. Maagd met den sluier.
(Verz. Warre, Louden). Spreken we niet over den miniaturist van zekere samenstellingen in het Breviarum Grimani, noch over den architect die met een verbazende virtuoziteit de achtergronden aanbracht in het Prager Dombild... Maar terwijl de heer Ségard de aandacht vestigt op de overeenkomst tusschen het vlammend decor rond de Maagd van Palermo met de grillige nissen van Cornelis van Conninxloo, - de heer A.J. Wouters schreef hem dit meesterwerk der Vlaamsche kunst toe, - vergeet hij de verwantschap met Bellegambe te vermelden. En dit is voor mij een gelegenheid hier (pl. 1) de H. Familie te reproduceeren, welke het Museum van Brussel in 1919 aankocht van de markiezin d'Aoust in het kasteel van St-Léger | |
[pagina 91]
| |
par Croisilles (Pas-de-Calais)Ga naar voetnoot(1). De heer Fierens-Gevaert doet, bij zijn bespreking van dit stuk in de Gazette des Beaux-Arts, opmerken ‘de architecturen verlevendigd door amorini en de popachtige edelvrouwen, in een stijl welke dien van het Malvagna-drieluik zeer nabij komt’. De cataloog der Geborgene Kunstwerke aus dem besetzten Nordfrankreich (in het Museum van Valenciennes 1918) stelde den naam van Adriaan Ysenbrant voor; de heeren Hulin de Loo en Friedländer zijn heden t'accoord om Jean Bellegambe aan te nemen; het paneel schijnt afkomstig uit dezelfde streek als het altaarblad van Anchin. Mag men noch- | |
[pagina 92]
| |
tans vergeten de slingerende Maagden bij de fontein, die van de Ambrosiana, die van de verzameling Emden te Hamburg, die van Glasgow tentoongesteld te Brugge in 1902Ga naar voetnoot(1), - die een eenig verband uitmaken tusschen de traditie van Mabuse en de inspiratie van Barend van Orley?... Het onderzoek van Gossaert's schilderijen voortzettend volgens de monografie Ségard, meenen we te moeten vermelden, - op hetzelfde oogenblik als Danaë en de gouden regen (1527 in de Pinakotheek te München), de Koningin Esther in de verzameling D. Pablo Bosch, vermaakt aan het Prado-museum in 1916. Ik ben zoo gelukkig hierbij de onuitgegeven reproductie te kunnen voegen (pl. 2). Van Mander kent onzen schilder de verdienste toe uit Italië de naaktfiguren en de fabelonderwerpen te hebben meegebracht. Nochtans keek Gossaert meer naar Dürer dan naar de antieken. De illustratie van het boek laat ons toe een vergelijking te maken tusschen de prenten van den Nurembergschen meester, Adam en Eva en andere naakte paren, de man met het gekroesde hoofd en... de spitsvondig aangebrachte schelp, de vrouw met de zonderling samengestelde beenen. De kleine Lucrecia van de galerij Colonna zou, volgens Henri Hymans, het schilderij zijn dat van Mander opmerkte bij den liefhebber Merchior Wyntgis te Middelburg. Inventarissen van 1574-1575, opgespoord door Van den Branden, vermelden de gewrongen samenstelling van Mars, Venus en Amor, dat te Brugge was in 1907 (verzamelingen Sir Charles Butler, P.M. Mersch, Sedelmeyer en onlangs op de veiling Fursac te Brussel, 14-15 December 1923). Ik publiceerde in dit tijdschrift een geïllustreerde opsomming van de verschillende exemplaren van den Christus aan den Paal. Eenige dagen geleden kwam een photo, gezonden naar het Museum van Brussel, nog een uitmuntende kopij van dit beroemde werk veropenbaren als eigendom van den heer Paul Peyta te Biarritz. Op een jubelvoordracht der ‘Amitiés Italiennes’ in 1919, besprak de heer Fierens-Gevaert de verspreiding van den invloed van Leonardo da Vinci in BelgiëGa naar voetnoot(1); zonder een overzicht te maken van de Vlaamsche (of Waalsche) Leda's en Gioconda's, wil ik hier alleen onthouden de groep der zich omhelzende kinderen - Jezus en St-Jan-Baptist aan de voeten der Maagd - ontleend aan Marco d'Oggiono; Mabuse vulgarizeerde dit thema. De heer Ségard vermeldt het niet, en evenmin, bij den titel van Gossaert als schilder van godsdienstige onderwerpen, twee belangrijke bronnen: de bovengenoemde inventarissen van Antwerpsche verzamelingen in de xviiie eeuw, gepubliceerd door F. van den BrandenGa naar voetnoot(2), en de veiling te Brussel in 1785 van de kunstwerken afkomstig uit de in de Nederlanden afgeschafte geestelijke huizen Ons bepalende bij de Madonna's, stellen we vast dat het dikwijls gereproduceerde motief van de Maagd met den ingewikkelden sluier - waar het Kind te voorschijn komt, als een Lazarus uit zijn lijkwade, uit overvloedig neervallende doeken welke het dreigen te overstelpen - zich rechtstreeks bij de Lombardische school aansluit. De toeschrijving aan Quini komt zelfs voor in een Brusselschen cataloog van 1833. Hierbij ziet men er een mooi, weinig bekend exemplaar van (pl. 3, photografie in 1913 meegedeeld door F.W. Warre of Provost's Lodge, Eton). Een nota van Friedländer stelt als prototype van deze reeks voor het panneel van de verzameling Hollitscher te BerlijnGa naar voetnoot(3). Wij stippen dezelfde samenstelling aan, herhaald in 1548 door den Antwerpschen schilder Lambert Rycx in ZwedenGa naar voetnoot(4). Op goed geluk af, vermelden wij in de iconographische opeenvolging van Gossaert, het middengedeelte van een drieluik, destijds gezien bij majoor van Be- | |
[pagina 93]
| |
veren te AntwerpenGa naar voetnoot(1). Ik ontmoette ook de Maagd met den sluier, omgeven van geestelijke begiftigers, onder het Brugsche etiket van Claeissens, in het hospitaal van Damme. De Madonna Wassermann (vroeger Beurnonville) die de heer Ségard buiten de rij plaatst, is overigens aangenomen door Friedländer. Het ware tevens noodig geweest op te diepen die van de verzameling Ernest OdiotGa naar voetnoot(2), en vooral die van de veiling Lenglart te RijselGa naar voetnoot(3), onder een hemel met rijke architectuur, gedragen door marmeren kolommen waarvan de kapteelen met beelden zijn versierd. Het is eene der mooiste Maagden van Gossaert, die wij gaarne vergelijken met de Verschijning voor St-Lucas in het Museum te WeenenGa naar voetnoot(4). Tusschen de teekeningen die ze nabijkomen een tondo in de Academie te Venetië. - Een Brusselsch liefhebber, Baron de Terschueren, bezit een onberispelijke repliek van het schilderij van Madrid: de Madonna, die het Kind recht op hare knieën houdt, de rechterborst ontbloot tot het zoogen, brengt bij hare wang het blonde hoofdje van Jezus, terwijl zij met de linkerhand een open boek opraapt (pl. IV). Naar aanleiding van dit ‘klassieke’ stuk - soms in het Prado genoemd als ‘Van Hemessen in navolging van Gossaert’, het Germaansche Museum te Nuremberg bezit een 1530 gedagteekende kopij van Hans Baldung GrienGa naar voetnoot(5) - weet men dat het vermoedelijk origineel deel maakt van de verzameling Johnson te PhiladelphiaGa naar voetnoot(1); de verlenging van de bogen der architectuur bewijzen dat men hier te doen heeft met den tegenhanger van den Man met den rozenkrans in de National Gallery. Door uit den cataloog van Gossaert den Jan van den Eeden van Antwerpen en den Guldenvliesridder van Brussel te verwijderen, stampt de heer Ségard open deuren in! In het eerste dezer musea, wettigt de Man met het valsche wapenschild, authentiek en versleten, zooveel commentariën? In het tweede, behoudt de cataloog van 1922 als zijnde van Mabuse's eigen hand, dengene, eveneens zoo versleten als echt, die in 1921 te Berlijn werd aangekochtGa naar voetnoot(2). Een van de onbetwiste meesterstukken tusschen de portretten, is het jonge meisje met de hemelsfeer in de National GalleryGa naar voetnoot(3), geïdentifieerd door den heer Hulin: Jacqueline van Bourgondië dochter van de markiezin van Veere, Anna van Berghen, die door den artist geïdealiseerd werd. Het onderzoek van de betrekkingen tusschen de vrouwenportretten van Gossaert met den Meester der vrouwelijke halffiguren, zou ons te ver leiden. Indien wij het album van Mevr. Roblot-Delendre Portraits d'Infantes doorbladeren, toonen er de zusters van Keizer Karel er op ieder blad haar lang gezicht met de neerhangende lip. Eleonora, de droefgeestige ‘koningin van Portugal en Frankrijk’, welke de keizer noemde ‘Madame ma meilleure soeur’, vooral door de Clouet's en de Cleve's geconterfeit; haar portret met den hoed draagt evenwel nog steeds den naam ‘Gossaert-Mabuse’ in den cataloog der Inhuldigingstentoonstelling van het Museum van Cleveland, Ohio, 1916Ga naar voetnoot(4). | |
[pagina 94]
| |
De veronderstelde Isabeau, ongelukkige koningin van Denemarken, uit de vroegere verzameling Cardon, parel van onze Primitievenzaal in het Museum te Brussel...Ga naar voetnoot(1). Eindigen wij bij het portret van dit lieve kind - portret dat wij nog als traditioneel zouden willen bestempelen - die ordelooze wandeling die wij gepoogd hebben te maken langsheen de geestdriftige uitboezemingen van den heer Ségard. De onvermoeibare speurzin van A.J. Wauters, kondigde, op den vooravond van zijn dood, aan: Jan Gossaert, portretist van het Hof van Mechelen. De kronijkschrijver, opgewekt en gedocumenteerd, zou er hebben samengebracht de vroegere schitterende essays, waarin hij had doen herleven de romaneske avonturen van de huwbare prinsessen die de goede gouvernante Margaretha van Oostenrijk omringden. Danken wij nochtans ‘le bouillant Achille qui souvent... s'égare’ omdat hij. door de kleurige verhalen van een boek dat spijts alles diende te worden geschreven, onze bewondering geleid heeft naar de oneindige mogelijkheden van den dageraad der Wedergeboorte. Pierre Bautier. | |
Nieuwe uitgavenHH. Uitgevers worden beleefd verzocht, steeds den verkoopprijs hunner uitgaven op de toegezonden exemplaren te vermelden, opdat wij hiervan, ten gerieve onzer lezers, melding zonden kunnen maken. Redactioneele bespreking volgt desvoorkomend later in den tekst. Mededeelingen van het Nederlandsch Historisch Instituut te Rome. - Vierde deel. 's Gravenhage, M. Nijhoff, 1924. Ernest Verlant. - La Peinture Ancienne à l'Eposition de l'Art Belge à Paris en 1927. - Bruxelles-Paris, G. van Oest, 1924. Arnold Goffin. - L'Art religieux en Belgique. - La Peinture des Origines à la fin du xviiie siècle. - Bruxelles-Paris, G. van Oest, 1924. A.J.J. Delen. - L'Histoire de la Gravure dans les anciens Pays-Bas et dans les provinces belges, des origines jusqu'à la fin du xviiie siècle. - Première partie: des origines à 1500. - Bruxelles-Paris, G. van Oest, 1924, fr. 150.-. Fern. Donnet. - Le Chapitre de la Toison d'Or à Anvers en 1555. - A. de Tavernier, Anvers, 1924. Max Friedlaender. - Die niederländischen Maler des 17-Jahrhunderts. Berlin, Propyläen-Verlag, 1923. L. Hourticq. - Rubens. Paris, Hachette, 1924. L. Anquetin. - Rubens. Paris, Nillson, 1924. J.H. Rosny jeune. - Frans Hals. Paris, Nillson, 1924. F. Schmidt Degener. - Frans Hals. Amsterdam, H.J. Paris, 1924. Jan Veth. - Rembrandt. Amsterdam, H.J. Paris, 1924. W. Steenhoff. - Hercules Seghers. Amsterdam, H.J. Paris, 1924. Alb. Plasschaert. - Johannes Vermeer en Pieter de Hoogh. Amsterdam, H.J. Paris, 1924. Just Havelaar. - Jacob van Ruisdael en Meindert Hobbema. Amsterdam, H.J. Paris 1924. W. Martin. - Jan Steen. Amsterdam, H.J. Paris, 1924. E. van der Hallen. - Stille Uren. - Primitieve Meesters. Antwerpen, N.V. Leeslust, 1924. Max J. Friedlaender. - Die alt-niederländische Malerei. II. Rogier van der Weyden und der Meister von Flémalle. Berlin, Paul Cassirer, 1924. 30 Mark. | |
[pagina 95]
| |
W. von Bode. - Adriaen Brouwer. Berlin, Euphornion-Verlag, 1924. Aug. Schmarsow. - Hubert u. Jan van Eyck. Leipzig, K. Hiersemann, 1924. Fr. Winkler. - Die alt-Niederländische Malerei, 1400-1600. Berlin Propyläen-Verlag, 1924. G. Swarzenski. - Handzeichnungen alter Meister aus deutschem Privatbesitz. Frankfurter Verlag-Anstalt, 1924. F. Vermeulen. - Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandsche Bouwkunst, afl. 2. 's Gravenhage. M. Nijhoff, 1924. H. Demaret. - La Collégiale Notre-Dame à Huy, 3e partie. Huy, Charpentier et Foucoux. 1924. Léau et son exposition d'Art, d'archéologie et de folklore, juillet 1924. Bruxelles, Service des Recherches historiques et folkloriques du Brabant, 1924, 12 frs. Ad. Feulner. - Katalog der Gemälde im Residenz-Museum München und in Schloss Nymphenburg. München, Hugo Schmidt, 1924. M. Geisberg. - Die Anfänge des Kupferstichs. II. Auflage. Leipzig, Klinkhardt u. Biermann. Dr. M. Funck. - Le Livre Belge à Gravures. Bruxelles-Paris, G. van Oest. 1925, fr. 75.-. Earl H. Reed. - Etching, a practical Treatise. London-New York, G.P. Putnam's Sons. Harold J.L. Wright. - The Lithographs of John Copley & Ethel Gabain. Chicago, Albert Roulier, 1924. 3 sh. 6 d. W. Kurth. - Die Raumkunst im Kupferstich des 17- u. 18-Jahrhunderts. Stuttgart, J. Hoffmann. Gm. 40.-. H. Struck. - Die Kunst des Radirens. Berlin, Paul Cassirer. F.L. Leipnik. - A History of french Etching. London, J. Lane. 42 sh. Malcolm S. Salaman. - Modern Masters of Etching. I. Frank Brangwyn. London, The Studio, 1924. Die Zwierprache der Tiere. München. 1924. Gm. 8.-. L. Pichon. - The new Bookillustration in France. Special Winter Number of the Studio, 1924. R. Hedicke. - Methodenlehre der Kunstgeschichte. Strassburg. J.H.S. Heitz, 1924. L. Coellen. - Ueber die Methode der Kunstgeschichte, Darmstadt, Arkaden-Verlag. 1924. Gm. 3.-. C. Lewis Hind. - Landscape Painting. Vol. II. London, Chapman & Hall. 1924. 25 sh. Fr. Rutter. - John Constable. London, Cassell & Cy, 1924. F. Hudig. - Das Glas, mit besonderer Berücksichtigung der Sammlung im Nederl. Museum voor Geschiedenis en Kunst, Amsterdam. - Selbstverlag des Verfassers. Amsterdam. J. Lauwriks. - Plastische Kunst in huis. Rotterdam. W.L. en J. Brusse. J. Havelaar. - Het Moderne Meubel. Rotterdam. W.L. en J. Brusse. G.H. Pannekoek Jr. - De Verluchting van het Boek. Rotterdam, W.L. en J. Brusse. J.W.F. Werumeus Buning. - Het Tooneeldecor. Rotterdam, W.L. en J. Brusse. H.P. Berlage. - Schoonheid in Samenleving. 2e druk. Rotterdam, W.L. en J. Brusse. Dr. Ign. Schlosser. - Die Kanzel und der Orgelfuss zu St. Stefan in Wien Wien, Logos-Verlag. Dr. Fr. Wimmer u. Dr. E. Klebel. - Das Grabmal Friedrichs des Dritten im Wiener Stephansdom. Wien, Logos-Verlag. Dr. K. Ginhart. - Die Kaisergruft bei den PP. Kapuzinern in Wien. Wien, Logos-Verlag. Festschrift Heinrich Wölfflin. München, Hugo Schmidt, 1924. Gm. 28. Mélanges Emile Bertaux. - Paris, E. de Boccard, 1924. Dr. Ludwig Lang. - Was ist Barock? 3 Aufl. Zurich, Montona-Verlag. Gm. 3.50. F. Carco. - Maurice Asselin. Paris, Nouvelle Revue Française, 1924, fr. 3.75. A. Michel. - Peintures et Pastels de René Ménard. Paris, A. Colin, fr. 30.-. C. Glaser. - Hans Holbein Zeichnungen. Basel, B. Schwabe & Co, fr. 20.-. | |
[pagina 96]
| |
J.E. Blanche. - Manet. Paris, F. Rieder & Co, 1924. C. Mauclair. - Claude Monet. Paris, F. Rieder & Co. 1924. Ad. Tabarant. - Pissaro. Paris, F. Rieder, 1924. A. Ferdinand Hérold. Roll. Paris, F. Alcan. 1924. L. Capitan et Jean Bouyssonie. - Limeuil, sou gisement à gravures sur pierre de l'âge du renne. Paris, E. Nourry, 1924. E. Mâle. - L'Art religieux du xiie siècle en France. 2e édition. Paris, A. Colin, fr. 50.-. Dr. Edm. Hildebrandt. Die Malerei u. Plastik des 18. Jahrh. in Frankreich. Potsdam, Athenaion, 1924. F. Adama V. Scheltema. - Alt-Nordische Kunst. Berlin, Mauritius-Verlag. Dr. Tancred Borenius. - English Primitives. London, Humphrey Milford. H. Beenken. - Romanische Skulptur in Deutschland. Leipzig, Klinkhardt u. Biermann. Gm. 18. A. Mayer. - Die Einheit der griechischen Kunst. Berlin, W. de Gruyter & Co. 1924. Gm. 5.-. Dr. Karlwith. Bildwerke Ost- und Südasiens aus der Sammlung Yi Yuan. Basel, B. Schwabe, 1924, fr. 16.-. H. Glück. - Die Christliche Kunst des Ostens. Berlin, Bruno Cassirer. W. Cohen. Hundert Jahre Rheinischer Malerei. Bonn, F. Cohen, 1924. Gm. 2.50. E. Panofsky. - Die deutsche Plastik des 11- bis 13-Jahrhunderts. München, K. Wolff. 2 Bd. Gm. 50.-. Dr. Wilhelm Pinder. - Deutsche Plastik. I. Berlin. Athenaion, 1924. P.H. Halen u. G. Lill. - Die Bildwerke des Bayerischen Nationalmuseums. Augsburg, B. Filser & Co. Gm. 50.-. | |
VeilingenBRUSSEL - VERZAMELING BACHRACH, verkocht op 29 Dec. 1924 onder de leiding van den hr. J. Decoen. - Schilderijen. - Alfred de Knyff, Zeezicht fr. 240.-; Jacob Smits, Dorpshoekje fr. 4200.-; Duinen fr. 3200.-; In den Stal fr. 3400.-; Ondergaande Zon fr. 2500.-; Jongen in 't rood fr. 1000.-; Meisje met de bloem fr. 2400.-; Studie naar een Vrouw fr. 800.-; Studie naar een Man fr. 525.-; Studie naar een Kind fr. 750.-; Willem Vogels, Studie fr. 380.-; Eugeen Laermans, Het oude Paar (1915) aangekocht door het Museum van Gent, fr. 8000.-; Last (schets) fr. 2500.-; Vrouw en Kind fr. 2200.-; Constantin Meunier, Portret van een Spanjaard fr. 3200.-; Theodoor Baron, De Oogst fr. 320.-; James Ensor, Burgersalon fr. 6200.-; De Oestereetster fr. 24.500.-; Het Konijn fr. 11.500.-; Berouwhebbende Soldaten in een Kathedraal fr. 4400.-; Stilleven fr. 10.000.-; H. Boulenger, Bosch (1875) fr. 2300.- Sneeuweffect fr. 380.-; Henri de Braekeleer, Trap in het Waterhuis te Antwerpen fr. 20.000.-. Teekeningen. - James Ensor, De Wildstroopers fr. 850.-; Zieke Luisbos bij het vuur fr. 950.-; Kinderhoofd fr. 130.-; Studie naar een Man fr. 110.-; Studie fr. 240.-; Studie (1883) fr. 170.-; Studie fr. 160.-; Studie fr. 240.-; Studie fr. 130.-; Etsen van 32 tot 220 fr.
|
|