hadden die enkele anderen, die voor deze groote opdracht in aanmerking konden komen, weer voor nieuwe ongedachte moeilijkheden gestaan.
Belangwekkend blijft het intusschen zich over te geven aan de fantasie der vraag, hoe van Konijnenburg, hoe Haverman of Jan Veth deze opdracht zouden hebben opgevat en uitgevoerd.
Naar volgorde van links naar rechts zitten de oud-ministers Treub, Bosboom, Cort van der Linden, Rambonnet, Pleyte; staande achter hen in dezelfde volgorde de oud-minislers Posthuma, Loudon, Ort en Lely. In het midden, tusschen de staande figuren, is een nis zichtbaar waarin het borstbeeld staat van de Koningin in haar jeugd. Van der Hem heeft het ministerie geplaatst achter een lange met groen laken overdekte tafel. Met de keuze van dit groene laken werd het belangrijkste deel van het kleurenensemble vastgelegd. Welbezien is dit het meest belangrijk uitgangspunt geweest, dat inderdaad over het gansche schilderij uit coloristisch oogpunt heeft beslist.
Daar de schilder het kleed in deze lichte harde groene kleur aanvaardde of verkoos, lag daarmee o.i. de erkenning vastgelegd, dat het schilderij in moderne gamma's van blanke kleuren zou moeten worden opgelost.
Een duidelijke overtuiging omtrent het kleurensemble heeft bij den schilder blijkbaar niet voorgezeten. En hij, die als zeer jong man een prachtig zwart en wit en doorstoofd lichtend grijs wist te binden in zijn Parijsche voorstellingen van een ouden kellner die zich buigt over het tafeltje, waaraan hij een demi-mondaine bedient, raakte hier al dit eigengevondens als met den tooverstaf van een niet aflatenden twijfel kwijt.
De zeldzaamheid der opdracht, wellicht de Hollandsche deftigheid der oud-ministers, schijnen aan het zelfvertrouwen van den begaafden colorist te hebben geschud.
Zoo ontstond dit werk, dat - over 't algemeen - goede gelijkenissen schenkt, dat van kleur en van lijn tusschen de klippen doorvaart van eene scherper gestelde schoonheidsmaatstaf, dat niet modern is en niet ouderwetsch, behagen kan aan velen doch waarschijnlijk niet aan enkelen, dat tekortkomingen beeft als bijv. deze der schimmige kleur van de nis, die als geheel aan een fotografenatelier-attribuut doet denken doch dat daartegenover schoonheden toont als de handen te zien geven, kortom alle goeds toont van een met ijver vervolgde pogingen alle kwaads van een eerste proeve. Voor ons is in de ontwikkelingsgang van dit fameuze doek het gebrek aan overtuiging kenbaar geworden; de factor van het enthousiasme wordt er teveel in gemist. Om zijn sujetten te doen leven heeft de kunstenaar zichzelf weggecijferd, vergetend hiermee de oude waarheid, dat een kunstwerk eerst waarde krijgt als een persoonlijkheid zich erin openbaart, vergetend ook de fierheid, welke een schilder van dergelijke groote opdracht - en met recht - bezielen mag.
den Haag, Januari 1923.
Albertine Draayer-de Haas